GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Gelijk een veidhoen eieren vergadert, maarbroede ze niet uit.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gelijk een veidhoen eieren vergadert, maarbroede ze niet uit.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelijk een veldhoen eieren vergadert, maar broedt ze niet uit, alzoo is hij, die rijkdom vergadert, doch niet met recht; in de helft zijner dagen zal hij dien moeten verlaten, en in zijn laatste een dwaas zijn. Jeremia 17 : 11.

Het nest met eieren willen, en ze toch niet uitbroeden, is het teekenachtige beeld waarin de profeet Jeremia de gedachteloosheid en het gemis aan ernst in zijn volk bestraft.

Zelf past hij het allereerst toe op den man van het geld, die er jaren lang rusteloos op uit is, om maar geld en altoos weer geld te vergaderen, en als ge zoo wilt met die zilveren en gouden eieren zijn schatkamer te vullen, maar die nooit aan het uitbroeden van zijn geld toekomt.

Het ei schijnt althans levenloos, maar het uitgebroede kieken heeft vleugels en tiert. En zoo ook is het stomme goud en zilver dat ge opeenhoopt een doodc macht, en de vraag is maar, wat ge nu met dit geld doen zult, en' hoe ge dit geld in een levende, levenwekkende macht zult omzetten.

Daar streeft althans naar wie nog bij zijn leven door schenking, of ook bij testament tegen dat hij sterft, zijn goed en geld beschikt vbor kerk of armen, in de stille verwachting, dat deswege zijn loon groot zal < zijn bij zijnen Vader die in de hemelen is.

Daar wordt evenzoo naar gestreefd door de geldmannen in Engeland en Amerika, die kolossale sommen, soms van twee, drie, vier, millioen tegelijk beschikbaar stellen voor de stichting van vrije hoogescholen, sterrenwachten of hospitalen.

Daarop is het oog gericht van eenieder, die het vele of het weinige dat hij kan overhouden, besteedt om schamele en verborgen armoede, wat de Franschen noemen de pauvres honteux, bij te staan.

Ja, daarop wordt gemikt door alle man en vrouw, die jaar na jaar een meetellend deel van hun inkomen voor allerlei scholen, stichtingen, inrichtingen, vereenigingen, genootschappen of maatschappijen uitgeven, die de kerk, of de wetenschap, of de kunst, of de philanthropie, ©f het onderwijs, of de zending in het gevlei komen en steunen.

Dat alles toch is omzetting van het brute geld in een geestelijke macht. Uit de schaal van kalk of metaal iets doen voortkomen dat leeft en vleugelen bezit.

Niet maar eieren vergaderen, maar de eieren uitbroeden.

Naar geld grijpen en geld bijeenschrapen niet als doel, maar als middel, en met dat middel afgaan op het hooger doel, dat door het geld moet bereikt worden.

Maar natuurlijk wat aldus op de meest tastbare wijze aan het geld uitkomt, geldt juist evenzoo van alle schat, die men bijeenvergadert, en die men niet gebruikt noch aanwendt tot een hooger doel.

Ten deele zat die zelfzuchtige geest er zelfs bij onze vaderen in, wat hun huislijk leven aangaat.

Een pronkkamer met veel rijke en schoone meubelen, maar waar zoo goed als nooit iemand in mocht komen.

Een linnenkast, op alle planken, hoog tot aan de volgende plank, volgcstapeld met kostbaar, glanzend, liefst gedamasceerd linnen, maar met linnen dat nooit gebruikt werd, en dat men in een enkele provincie, als nooit gebruikt, dus nooit liet wasschen, zoodat het den oorspronkelijken tint van het weefgetouw hield.

Van het kostbaarste porcelain soms kasten vol, maar bijna met geen ander doel, dan om het te hebben. Gebruik kon tot breken leiden, en dat gevaar moest afgewend.

Niet vreemd zelfs is het in een welvavarend gezin een boekenrek of boekenkast met glazen deur er voor te vinden, volgestuwd met fraai gebonden boeken, maar die den bezitter steeds den rug toekeeren en nooit het aangezicht. Die boeken heeft hij, maar ze lezen, of ook maar inzien, doet hij niet.

En op die wijs vergaderden onze ouden, en vergadert nog menig burger van Nederland, in den vorm van huisraad, van sieraad, van boeken of van schilderijen heel een schat, waarvoor heel wat betaald is, maar zonder dat er feitelijk iets anders jneê gedaan werd of wordt, dan pronken.

De gelukkige bezitter ot bezitster kan dan zoo bij zich zelven denken: »Dat alles bezit ik. Dat alles is het mijne." In dat besef kan hij zich rijk droomen. Maar tot het uitbroeden van de saamvergaderde eieren kwam het ook in dat huiselijke nest niet.

En toch, ook hiermee is op verre na nog niet alles gezegd.

Niet hooger toch dan het geld van de lade of het linnen en het porcelein in de kast, staat ons persoonlijk bezit, de schat van ons hart of van onzen geest, de rijkdom van ons hoofd in talent, in hetgeen we aanleerden en ervoeren, de macht en invloed waarover we beschikken door onze afkomst, ons ambt of onze sociale positie.

Heel onze opvoeding en opleiding is er ook op gericht om »eieren te vergaderen." We worden onderwezen in allerlei vakken van kennis en kunst en vaardigheid. Onze natuurlijke aanleg komt tot ontwikkeling. En meest door de ervaring en de bemoeiing van het leven wordt geest en hart op allerlei manier rijk en verrijkt.

Zoo vormt zich ons karakter. Zoo komen we tot zekere wijsheid. We worden tot allerlei bekwaam en in staat.

En als nu maar de electriciteit waarmee de batterij van hoofd en hart geladen is, gericht werd op een edel doel, en op dat doel afging, zou metterdaad ons leven, rijk als het is, ook rijker vrucht dragen.

We zouden niet alleen eieren vergaderen, maar er zou ook iets worden uitgebroed.

Doch ook hier sluipt weer dezelfde zonde in. Men wil wel knap en kundig en geleerd zijn, om er mee te pronken en geëerd en gevierd te worden.

Maar als het er op aankomt om zijn talent te besteden, om met hetgeen men weet te woekeren, om vrucht voor een hooger geestelijk doel af te werpen, dan deinst men terug voor de inspanning, of mist de veerkracht, die tot werken uitdrijft.

En het einde is, dat o, zoo menig rijk hoofd en energiek hart wegsterft, zonder dat het uitgebroede achterblijft.

De pracht-eicren, die hij allengs vergaderd had, worden ten leste stuk gestooten, en wat er in verborgen was, wordt verdorven.

Ja, zelfs op heilig terrein neemt ge telkens hetzelfde verschijnsel waar.

Of wat zijn er niet tal van mannen en vrouwen, die door de wondere genade huns Gods tot de kennisse der waarheid kwamen, en die toch nooit iets anders met het licht der kennisse deden dan er self inwandelen.

Dan heetten ze te belijden, maar feitelijk beleden ze nooit.

Het licht dat hun ontstoken was ging onder de korenmaat.

En al hun innerlijke genieting was, bij zich zelven te weten, en zoo nu en dan aan anderen meer te laten voelen dan te latep merken, dat hunner al die kennis van de Schrift en al die kennis van de uitgelegde en welgeordende waarheid was.

Maar onderwezen hebben ze er geen, met hun licht bestraald niemand. En als ze straks ten grave dalen, gaat met hen al deze kennisse te loor.

Soms zelfs ziet ge, dat God een hart geestelijk verrijkt met veel geestelijk sieraard, van rijke ervaring, van aangename lieflijkheid, van gave des gebeds en van zielsinnige toespraak, en dat toch ook al deze geestelijke schat jaar in, jaar uit, bezeten wordt zonder dat er vrucht van komt.

Kostelijke eieren, maar die nooit uitgebroed worden.

Geestelijke talenten, maar waarmede nooit wordt gewoekerd.

En dit nu juist maakt de tegenstelling tusschen de opvatting van ons leven als een zaak van spel en als een zaak van ernst.

Al wie eieren als een stofïelijken schat, of een geleerden schat, of een geestelijken schat bijeenvergadert, alleen maar om ze in het nest te zien liggen, rijk in het bezit er van te zijn, en er voor zichzelf en bij anderen meê te pronken, verspeelt zijn leven.

Want pronken is spelen. Spelen in zijn eigen geest of spelen voor het oog en oor van anderen.

Gelijk de veldheer onderscheidt tusschen een spiegelgevecht en een ernstigen veldslag, zoo ook is het hier.

Bij een spiegelgevecht dan is er een parade, een vertoon van macht, een beproeven wat men Vi? el zou kunnen. Maar geen schot wordt afgevuurd met het wezenlijk doel, om te treffen.

Eerst als het op den werkelijken veldslag, op het ernstige gevecht aankomt, dan heeft al dat vertoon uit.

Dan gaat het voor het leven en om het leven.

Dan spreekt de volle hooge ernst uit eiken strakken trek op het gelaat van den veldheer.

Dan weet ieder, in heel het leger, dat het nu meenens gaat.

En niet als de soldaten op het paradeplein bijeenvergaderd staan, maar als ze over­ winnend en "met lauvi'eren gekroond uit den strijd weerkeeren, heeft die veldheer niet maar eieren Vergadep: !, maar de eieren uitgebroed.

En'''zoo nu ook is het in het leven van den Christen, als de belijder van den Christus diep van den ernst des levens doordrongen is.

Dan toch voelt ooléhij zich in den strijd des levens een krijgsknecht des Heeren.

Voor dien heiligen krijg oefende hij zich van der jeugd aan. Voor dien heiligen krijg vergaderde hij wapentuig tot den aanval en wapentuig tot verweer.

En alle bezit, dat het zijne werd, bezit van geld of goed, bezit van kracht of gezondheid, bezit van tijd of invloed, bezit van kennis en wetenschap, bezit van talent of genie, bezit van wijsheid of practische ervaring, bezit van geestelijke bevinding of gave van het hart, het is hem alles slechts middel, en dat wel zulk een middel, dat én eiken] levensdag én eens als uitkomst van heel zijn leven op aarde, aangewend en gebruikt r moet worden voor de zake zijns Heeren en voor de glorie zijns Gods.

»UwJ Naam worde geheiligd" beteekent naar luid van den Catechismus dat we - ions leven richten eji sturen zullen."

En juist aan dat richten en sturen van ons leven^ wordt de ernst waarmee ge de u toebedeelde eieren uitbroedt, door God en zijn heiligen gekend.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 juli 1896

De Heraut | 2 Pagina's

„Gelijk een veidhoen eieren vergadert, maarbroede ze niet uit.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 juli 1896

De Heraut | 2 Pagina's