GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Op Zijn heffe stil”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Op Zijn heffe stil”.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Moab is van zijne jeugd aan gerust geweest, en hij heeft op zijne heffe stil gelegen, en is van vat in vat niet geledigd, en heeft niet gewandeld in gevangenis; daarom is zijn smaak in hem gebleven en zijn reuk niet veranderd. Jeremia 48 : il.

Hefft heet bezinksel, hier waar het wijn geldt ook drotsem genoemd.

Uit den persbak gaat de wijn dan in de vatett, en moet, om Vijp en «uiver te worden, een tijd lang op die vaten rustig blijven liggen. Dat rustig liggen gunt dan aan den wijn de gelegenheid om al wat geen vocht is te laten zinken. En als dan straks bij het bottelen dit neergezonken drab in het vat achterblijft, is de wijn dien men aftapt klaar en helder.

0p zijn heffe stil te liggen, " is diensvolgens

voor goeden wijn juist het middel om op zijn prijï te komen.

Daardoor komt edele wijn juist tot «ijn deugdelijkheid.

In dat bezinksel, in die heffe toch schuilt een kracht, die onder het stilliggen zich aan den wijn mededeelt en hem voller, rijker smaak geeft.

Heel anders staat het daarentegen met wrangen en bitteren wijn van onedele soort.

Ook die geeft uiteraard bij het stilliggen een bezinksel, en ook bij slechten wijn heet dit bezinksel heffe, en ook in die heffe zit kracht, maar een kracht die bederft, en die, hoe langer de wijn er op ligt, den wijn al onbruikbaarder maakt.

Even smaakgevend als de heffe in edelen wijn werkt, even wansmakig is de kracht die bij slechten wijn uit de heffe in het vocht opwerkt.

Om zulken verkeerden wijn althans bruikbaar te maken had men daarom van oudsher deze gewoonte, dat men, zoodra de heffe op den bodera van het vat was bezonken, zeer voorzichtiglijk de wijn in een ander vat werd overgetapt. Dan bleef de kwade heffe in het eerste vat liggen en kon in het tweede vat den wijn niet meer bederven. Soms zelfs deed men dat tweemaal, en als er weer een bezinksel op den bodem van het vat lag, tapte men nogmaals het vocht in een derde vat.

Zoo werd zulke kwade wijn, om hem draaglijk te maken en zijn bitteren smaak weg te nemen, ^van vat in vat geledigd"

Bij zulk een kwaden wijn nu vergelijkt Jeremia het volk van Möab, en klaagt nu: »Moab heeft in zijn jeugd, dat is van zijn opkomst als volk af, op zijn heffe stil gelegen en is niet van vat in vat geledigd, daarom is zijn smaak in hem gebleven, en zijn reuk is niet veranderd."

En gelijk nu zulk een wijn eenvoudig niette drinken is, zoodat men ten slotte niet anders kan doen, dan de vaten waarin hij ligt leeg laten loopen, en den reeds gebottelden wijn wegwerpen, zso ook, zegt de Heere, dat het oordeel over Moab zal gaan: »Ik, zoo spreekt de Heere, zal zijn vaten ledigen en zijn flesschen in stukken slaan."

Een beeldspraak bij Zephanja ook op Jeruzalem toegepast, als het heet: gt; De Heere zal bezoeking doen over de mannen die stijf zijngeworden op hun droesem" (i : 12).

Den geest van een volk ofeenmensch bij wijn te vergelijken is in de Heilige Schrift gansch gewoon.

Er is de wijnstok met ranken en trossen. Uit die druiventrossen wordt de wijn geperst. En in dien wijn schuilt de heffe.

Zoo nu ook heet een land in de Schrift meer dan eens een wijngaard. In dien wijngaard zijn de wijnstokken het valk. De ziel van dat volk is de wijn. En uit die ziel van het volk spreekt de geest van het volk, hier met de heffe vergeleken. En al naar gelang nu dat volk edel van aard of verdorven van zin is, is die heffe kostelijk of verwerpelijk, de geest die uit dat volk spreekt een goede reuke, een edelen geur voor God gevend, of wel wansmakend en tegen God ingaande.

Zelfs dat Christus als Hoofd van zijn herboren volk zichzelven bij den waren wijnstok. vergelijkt, geschiedt in geheel denzelfden gedachtengang.

Het is de geest van Jezus, die in dit herboren volk is uitgegaan en het tot Gods volk maakt.

Wat toch is in deze beeldspraak het herboren worden van een volk anders, dan dat God het door tegenhecn en oordeel »van vat in vat ledigt", het alzóo van de wansraakigheid zijner eigen heffe vrijmaakt, en het nu mengt met wijn van edeler geest, juist zooals de wijnbereider door vermenging met beteren wijn den onbruikbaren wijn drinkbaar maakt.

Past ge dit nu op uzelven toe, dan bekent ge van nature kwade wijn te wezen, wijn van slechten smaak en onedelen geur.

Het bezinksel in uw hart, de geest die van nature in u werkt, is alzoo een verdorven geest.

Blijft ge op dat bezinksel van uw hart, op die heffe uwer ziel nu liggen, en laat ge rusteloos dat bodembezinksel op uw leven en op uw levensrichtiug inwerken, dan kan het niet anders, of ge zijt voor God onbruikbaar, en om het eens sterk in deze beeldspraak uit te drukken: God kan u niet genieten, en eiken beker wijn dien ge Hem uit uw hart toereikt, inoefÜi] u uit de hand slaan. Ge kunt Hem dan niets toebrengen, dat een goede reuke voor uw God zou hebben. Noch de verzinning uwer gedachten, noch het woord uwer lippen, noch de daad uws levens kan Hem welbehaaglijk zijn. Want hoe schoon getint ook, de wijn die van de heffe uwer ziel komt, mist den echten geur der geestelijke, Gode toegewijde liefde.

Eenig redmiddel voor u is derhalve, dat ook van dit bezinksel in uw hart, van die heffe uwer ziel, die wijn uws levens worde afgenomen, en dat de geest van een edelen wijn in u gemengd worde, om weer Godgevalligen smaak en Gode welgevalligcn geur te geven aan wat als wijn in uw leven uitvloeit, en aan God in den beker uwer dankbaarheid wordt toegereikt.

Welnu, dat is het juist wat in uw toebrenging tot uw God door zijn genade geschiedt.

Dan ledigt Hij uvan vat in vat. Hij zet u over uit het rijk der duisternis in het Koninkrijk van den Zoon zijner liefde, en dit gaat dan dooï pijnlijke boete en dooding van uzelven, die u afbrengt van de heffe van uw onwedergeboren hart.

En inmiddels dringt dan een andere geest, de Geest des Vaders en des Zoons in uw ziele in.

Uw gelooj is nu dat ge dien Geest in u opneemt, en er uit geurt. En aldus is het, dat ds van nature bedorven wijn uwer ziel veranderd wordt in een edelen wijn, waarin God een w^elgevallen heeit.

De onbekeerde daarentegen doet als Moab.

Hij weigert van vat in vat geledigd te worden. Hij blijft op de verdorven heffe zijner ziel stil liggen. Daardoor kan hij niet met den edeler wijn gemengd worden. En het geloof hm geest van edeler wijn in zich op te nemen en zich door dien geest te laten doortrekken, blijft vreemd aan zijn innerlijk gero.oedsbestaan.

De zonde ligt hier dus iö het handhaven van zijn droesem, en in het niet willen loslaten van zijn lieftc, ill liet niet willen erkennen dat de licffe zijner ïiels boos i=, en in het altijd zich inbeelden, dat, al ziet men ook telkens vuil in het glas, toch die heft'e op zichzelf goed is.

Letten op zijn hart is hier alzoo de eerste schrede die gedaan moet worden. Ge moet met die heffe, met dat bezinksel van uw hart kennis maken. Ge moet het proeven en er den geur van toetsen, en met Gods Woord voor u, de overtuiging in uzelven doen vaststaan, dat dit bezinksel uws harten metterdaad u niet veredelt maar verderft.

Uit het hart des menschen, sprak Jezus, komen voort allerlei booze dingen, en het is nu die heffe, dat bezinksel, waaruit al dat ongeestelijke in ons opkomt.

En al heeft dat bezinksel in uw hart nu ook nog zoo schoone kleur en al is het nog zoo krachtig, ge ? noogt het niet liefhebben en het handhaven, ja, al lijkt het uitwendig ook nog zoozeer op de goeds heffe, ge moet het durven verfoeien en van u doen.

Schijn misleidt hier, en alleen de wezenlijke kenner weet de kwade heffe van het goede bezinksel te onderscheiden.

Maar juist die ktnnisse ter ónderscheiding biedt Gods Woord u aan. Hij, uw God, is de eenig volstrekte Kenner van uw menschelijk hart, die u hier geur van stank, die u wat goed smaakt en in zijn smaak verdorven is, doet onderkennen.

Bulten het licht zijns Geestes ziet ge dat verschil niet. Maar zoodra de straal van dat zuivere licht op het bezinksel van uw hart valt, «/«< ge het bederf in de heffe uwer ziel even klaar voor oügen als ge bij het opensnijden de beursche plekken ziet in den perzik, die om het fluweelen omkleedsel nog schoon leek, - maar toch feitelijk bedorven en oneetbaar is.

Doch er is meer.

Reeds straks merkten we op, dat zulke kwade wijn soms tneermalen van vat in vat moest geledigd worden, omdat er nog te veel van het oude bezinksel in overbleef.

En dat juist is het beeld van den zielstoestand van Gods kind.

Dan ligt de bekeerde roensch wel niet meer op de volle laag heffe van weleer; maar toch, er is nog bezinksel in hem overgebleven, en een nieuwe heffe is telkens bezig zich te vormen.

Zoo werkt het oude kwaad nog na.

En indien het daarbij nu blijft, en geen tweede al voortgaande reiniging intreedt, begint allengs dit tweede bezinksel weer op te werken, en belde, geur en smaak van den wijn zijns levens, weer te bederven.

Dat is de zonde, als men ter oorzake van zijn eerste bekeering waant van verdere, voortgaande bekeering te kunnen afzien. Haast moet men zeggen: de oorzaak van al de booze zonde, die nog zoo telkens ook onder Gods volk uitkomt.

En daarom kunt ge er niet ernstig en niet biddend genoeg op toezien, of niet weer een boos bezinksel in uw hart aandikt, en of niet opnieuw een kwade heffe haar wrang bezinksel en haar onreinen geur aan den wijn uws levens gaat mededeelen.

Wees er, zoodra ge dit merkt, dan toch bij. Blijft er niet op liggen en rust er niet op, maar loop uwen God aan, óf Hij u toch met zijn trouwe hand opnieuw van vat in vat moge ledigen en nieuwe inmenging u geven van den geest des edelen Wijnstoks.

Dat gaat dan soms door bange benauwdheden, door pijnlijke kastijding, door veel innerlijk oordeel.

Deins daar dan niet voor terug. Weer het niet af, maar zoek het veel meer. Klaag er niet over, maar leer er voor danken. Kus die trouwe Vaderhand, en sla ze niet af.

Ge bestaat niet voor uzelven, maar alleen voor uw God, opdat Hem de geur uws levens welriekend zij op zijn altaren.

En komt nu alle zielservaring van Gods volk er telkens weer op neder, dat ge dat zelf niet kunt bewerken, en dat uw God alleen dien edeler geur in u kan uitbrengen, geef dan aan Hem uw ziele rustig over.

AUsen zooals Hij u bereidt, is uw zelfofferande heilig op zijn outer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 november 1896

De Heraut | 4 Pagina's

„Op Zijn heffe stil”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 november 1896

De Heraut | 4 Pagina's