GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Oud en Nseuw.

Nog enkele dagen en dit jaar, nog enkele jaren en heel deze eeuw is voorbij.

We brengen onze jaren door als een gedachte, zegt de Schrift. En al is dit woord door Mozes gesproken vóór 3500 jaar, en in de wildernis en voor een volk uit het verre Oosten, toch verstaan wij 't zoo goed als ware het nu, en in Nederland tot ons het eerst gezegd. Want der menschen harten zijn in alle eeuwen en overal dezelfde.

Wel hebben we reden den Heere God te loven en te danken, als Hij ons het oude jaar uit-het nieuwe inleidt. Want welk een groote genade is het niet, dat Hij ons leven en welstand gaf en zooveel meer nog; dat Hij u, vrienden, den lust en de gelegenheid gaf om veel goeds, zoo 'k hoop, ook hier elke week te lezen, en mij 't vermogen en de kracht om het te schrijven. Ook is het verblijdend, dat de schrijver en de lezers zoo goede vrienden waren en bleven, gelijk ze b. V. door hun brieven, en als we elkaar eens ontmoetten, toonden. Alleen moeten sommige lezers oppassen, dat 'ze niet onder hun brieven zetten: JUW lieve vriend". Want zich zelf lief te noemen, dat gaat niet; 't best is als anderen 'tons doen.

Maar slieve lezers" is ook zoo'n gewone uitdrukking, dat men wel eens in de war kan raken. Of nu echter alle lezers zoo lief zijn ? Och, vrienden, laat ons maar erkennen dat er heel veel aan ontbreekt. Gods Woord leert ons duidelijk, dat we van nature niet lief, maar hatelijk en malkanderen hatende zijn. Dit geldt voor kinderen en menschen, in huis, op school en in het leven daarbuiten. En zoo blijft het bij elk tot zijn gemoed vernieuwd wordt, zijn hart bekeerd, en Gods genade, in Christus onzen Heiland, hem maakt tot een, die uit den dood is overgegaan tot het leven, en nu God liefheeft en ook zijn naasten.

Zoo is er dan ook in den mensch een verandering noodig van oud tot nieuw. En al de j aars wisselingen herinneren ons daaraan, gelijk de dingen die men ziet beelden zijn van de onzienlijke. Nu zijn er zeker veel menschen en kinderen, die op Oudejaar en Nieuwjaar niet over deze dingen maar wel over heel wat anders denken. Doch dat is verkeerd en gevaarlijk. Want het voornaamste moet eerst komen, en 't voornaamste is niet een gezellige avond of uit heilwenschen gaan met al wat er bij komt, of wat ontvangen, maar dat het oude nieuw wordt.

Daarop moet ons oog zijn gericht. Gij rnoogf . gerust vroolijk zijn, en moet dat wezen over al de weldaden die God u bewees. Maar gij zijt nooit meer verheugd en inniger verblijd, dan wanneer ge het nieuwe jaar moogt ingaan met een nieuw hart, en met het oude ook den ouden mensch, d. i. de zonde afleggen. En de jaarswisseling maant ons nog bijzonder ernstig tot dit alles, omdat ze ons ook zegt: gij wordt ouder, uw levenstijd korter. Velen, die't jaar met u begonnen, zijn er al niet meer. De gedaante dezer wereld gaat voorbij. Maar daar is een eeuwig Koninkrijk van God bereid voor die Hem liefhebben. Zoekt eerst dat Koninkrijk en zijn gerechtigheid, zegt de Heere Christus.

Mozes, de man Gods, heeft het schoonste Oudejaarslied gedicht, den Qoen psalm. Daar staat ook een schoone heilwcnsch in, dien we elkaar willen toebidden bij de intrede des nieuwen jaars:

sDe lieflijkheid des Heeren onses Gods zij over ons!"

Zie, niet onze lieflijkheid, maar die des Heeren is het, waarin we dus roemen. Zijn gunst en goedertierenheid. En als we die kennen en smaken, zal de lieflijkheid in ons wel volgen. Zoo geve Hij ons in 't nieuwe jaar veel voor elkaar te zijn, en 't ; '.ij we geven of ontvangr'n in alles Hem te verheerlijken!

EEN TREURIG SLOT.

xxxr.

Den 7den Juli 1285 trok een dichte schare des morgens in gespannen verwachting uit de sbovenpoort" van IVfetzlar, burgers, ridders, menschen van allerlei slag. Hoog te paard zag men den schout en den koninklijken sVoogd", statig in 't zwart met de bloote degens in de hand, ten teeken, dat op den jgalgenberg" een rechtspleging zou plaats hebben. Achter hen gingen in rijen de schepenen en de stamhouders der adellijke geslachten. Na hen kwam de man die thans aller oogen trok, Tile Kolup, de val sche keizer, begeleid door zijn drie getrouwen, en omringd door een m.enigte gewapenden. Tile zag bleek, maar toonde geen vrees.

Bij 't sgalgenhuisje" op den gi-ooten weg onder aan den berg, hield men stil. De ruiters stegen af, en gingen door de rij der koninklijke wachters heen naar boven. Op alle hoogten wapperden de vaantjes van Rudolfs gewapenden. Hij zelf stond op de hoogte, die hier uit het gebergte merkelijk vooruitspringend, een vrijen blik over heel den omtrek toelaat. Rudolfs groote, slanke gestalte, met het kale hoofd en het bleeke, ernstige gezicht trok de aandacht. Beneden hem lag het smalle stuk weiland, dat nog het «keizersland" heet. Daar was een brand­ stapel opgericht, en stonden de beulsknechten te wachten.

Toen de veroordeelde bij den brandstapel was gekomen, schaarden de schout, de voogd, de schepenen en de gewapenden zich in een kring. Men nam den grijsaard de ketenen af die hij droeg, voerde hem op den brandstapel, en bond hem aan een paal. Menigeen wendde het hoofd af om 't schrikkelijk schouwspel niet te zien, dat nu volgde. Het hout werd aangestoken, en snel omgaven rook en vlammen den ongelukkige, die daar boven stond. Men hoorde hem nog met half verstikte stem uitroepen: iHeere, erbarm u mijner!" Toen werd alles stil. De ziel was het lichaam ontvloden.

Kunald, Wolfram en Egbert beweenden den doode oprecht. Ook koning Rudolf moet, naar de overlevering meldt, door het treurig einde van zijn tegenstander diep geroerd zijn geweest. Hij zag hoe spoedig 't met alle aardsche macht en heerlijkheid uit kon zijn. Hoeveel gevaar omzweefde niet zijn eigen kroon en leven!

Tile Kolups drie getrouwen gingen na zijn dood ongemoeid weg, en leidden verder van het hun nagelaten geld een onbekommerd leven. Vrij genadig werden ook de verdere aanhangers van den valschen Frederik behandeld. Alleen de stad Nuys kwam er slecht af, wat te begrijpen is, als ik u zeg, dat aan bisschop Sifried werd opgedragen haar te tuchtigen. De woeste kerkvoogd vernielde de stad, en koelde nu zijn wraak in 't bloed der burgers. Doch ook voor hem sloeg het uur der wraak. In den slag van Woeringen, waarover we reeds spraken, werd hij in een strijd met den hertog van Brabant en den graaf van Berg, ja met zijn eigen Keulsche onderdanen, geheel geslagen en bleef langen tijd gevangen. Hij had nu den tijd tot zich zelf te komen.

Koning Rudolf had in Tile Kolup zijn gevaarlijksten vijand verloren. Verder regeerde hij rustig, en won veler hart door zijn wijsheid, dapperheid en rechtvaardigheid.

De middeleeuwen waren een booze tijd in bijna alle opzichten, 't Beste wat men er van kan zeggen is, dat ze voorbij zijn. God geeft ons zoowel in het stoffelijke als in 't geestelijke betere dagen te beleven. Dat danken we aan het Licht van Zijn Woord, dat het oude deed voorbijgaan en alles nieuw maakte, ook en vooral in het land waar de Frederiks en de Rudolfs hebben geregeerd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1896

De Heraut | 4 Pagina's