GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Le allen tijde biddende in den Beest.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Le allen tijde biddende in den Beest.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met alle bidding en smeeking, biddende te allen tijde in den Geest, en tot datzelfde wakende met alle gedurigheid en smeeking voor alle de heiligen. Epheze 6 : 18.

Aan de kerk te Thessalonika, en in haar aan alle kerk op aarde, gaf Paulus, voor nu ruim achttien eeuwen, deze apostolische ordonnantie: Bidt zonder ophouden^ en hij liet er op volgen : Dankt God in alles. En om wel en scherp te doen uitkomen, dat hem dit geen phrase was, noch ook een wat sterk gekleurd vermaan, maar in strikten zin de apostolische ordonnantie^ d. w. z. een regel des vromen en godzaligen levens, dien Christus door zijn apostel aan zijn kerken op aarde geven liet, schreef hij er uitdrukkelijk bij: Want dit is de wil van God^ in Christus Jezus^ over u.

Dat bidden en dat danlien hoort natuurlijk bijeen. De diepte en ernst van uw dankzegging is vanzelf de maatstaf voor de diepte en den ernst van uw gebed. Zóóver ge in uw dankzegging kwaamt, zóóver zijt ge ook in uw bidden gevorderd, en wie in de offeranden van zijn dank nog een achterling bleef, is naar die zelfde mate ook nog achterling in zijn gebed.

Want het is wel zoo, dat er in harden nood veel geroep om hulp over lippen komt, die aan den toon des innigen danks nog gespeend bleven; maar zulk roepen om redding is op zichzelf geen bidden. Zoo tjilpt de musch en kirt de duif ook, als de sperwer gierend neerstrijkt. Dat is de noodkreet, die in doodsangst zelfs den roekeloozen Godloochenaar van »^, God" doet roepen. Een smeeken om en voor den mensch^ daar toch het roepen eerst dan bidden wordt, als het doelt niet op den mensch^ maar op God.

Het gebed zelf het voornaamste stuk dankbaarfieid. der

Aldus nu is Gods wil over u., die ten leven verwekt en tot de heerlijkheid van Gods kinderen geroepen zijt.

Gelijk gij een leeuwerik voor uw gevel zult uithangen, maar dan ook wilt dat die leeuwerik eiken morgen zingen zal., zoo heeft God in Christus' kerk zijn kinderen besteld, opdat ze al den dag voor Hem het lied der ziele, den toon van aanbidding en dankzegging zouden doen opklimmen.

Dat tvil God van zijn schepping.

En nu die schepping, in zonde verzonken, dien toon verstommen deed, nu heeft het God beliefd, zijn uitverkorenen op die zondige aarde levend te maken.

En daarom moeten die ten leven verwekte uitverkorenen dan nu ook dat leed der ziele al den dag hun God opdragen.

iBidt zonder ophouden.

•> Dankt God in alles.

ï Want dat is de wille Gods over u, in Cliristiis Jezus.'"

Doch nu komt de moeilijke vraag, hoe deze apostolische ordonnantie door de zielen, die verlossing kennen, zij te volbrengen.

Moet' daartoe aangeklopt aan de poort van het klooster, of de bekluizing gezocht» of de heremiet in zijn afzondering ten voorbeeld gekozen: Van de wereld gescheiden, om aan niets dan aan God te denken, en waar de afdoling der moêgebeden gedachte dit stoort, een snoer met kralen of met knoppen te hulp te nemen, om de gedachte die afzwierf terug te leiden naar heur Hoogste Goed?

Als het kon, waarom niet? Wat oüfer zou te groot, wat aanwendbaar middel verachtelijk zijn, indien het tot het doel strekte ?

Ook is het grijpen naar die werktuiglijke steunsels gansch menschelijk, en daarom onder Heidenen en Mahommedanen evengoed als bij de Christenen in de Middeneeuwen gezien. En stellig mist wie niets doet, óm altoos te bidden en te allen tijde te danken, eiken zweem van recht, om wie werktuiglijk, ja, het gebed zoekt, maar het dan toch zoekt, te kiezen tot het voorwerp van zijn spot.

Wat al deze werktuiglijke middelen veroordeelt, is alleen maar dat ze het doel niet treffen.

Deden ze dat, ze zouden toe te juichen zijn. Maar ze doen het niet.

Eer doen ze de ziel neigen, om het gebed geheel te veruitwendigen, één en al tot een werktuiglijk iets te maken. Het heet dan nog bidden, maar het wordt naprevelen. En zij die, door ongemeene wilskracht, het 't langst volhielden, ontwenden ten slotte ganschelijk aan elk vrij uit de ziel opklimmend gebed.

Zelfs het vermenigvuldigen van het gebed op gezette tijden des daags strekt wel om de gebedsusantie door het huiselijk leven heen te weven, en is daarom, mits niet overdreven, prijslijk.

Maar tot het volbrengen van de ordinantie Gods, die zijn apostel ons vertolkte, leidt ook dit niet.

Er zijn slaven der gewoonte, die twaalf-en soms meermalen daags hun ingesteld > gebed" doen, vaak zonder ook maar ién maal Ats Az.ag5 waarlijk te bidden.

De apostel zelf wijst ons dan ook een anderen weg, als hij aan dekerk van Epheze schrijft: te allen tijd biddende in den Geest.

Niet, let hier wel op, biddende in uw geest, maar: biddende in den Heiligen Geest.

Die weg leidt u, niet naar buiten., maar naar binnen; en doet u den drempel overschrijden van dien tempel, dien uw God zich in uw hart formeerde, en waarin God de Heilige Geest, niet maar nu en dan inkeert, maar woont \ woont ook dan als gij de deur van dien tempel toesluit en dichtgrendelt door uw zonde, zoo doende dien in u wonenden Geest bedroeft, en u laat ontsteken door het rad uwer geboorte.

Welnu, bidden in den Geest is voor u uilgesloten, zoo dikwijls die deur van den tempel in u dicht is, maar ook het komt vanaelf als die deur openstaat, en niets de zalige gemeenschap tusschen uvi geest en dien in u wonenden Geest van God breekt.

Velen zoeken den weg des gebeds rechtstreeks naar boven; en nu, het gaat ook naar boven, maar door uw eigen hart. Anders gaat ge den Geest-, die' in u woont, voorbij; voorbij dien Geest, die in den tempel van uw hart ook dan nog voor u bad, als gij Hem opsloot, en^op uw eigen onheiligen geest afdreeft. Dat was zijn sbidden voor u met onuitsprekelijke verzuchtingen."

Eerst alzoo naar binnen ingekeerd; ge moet bij uw hart wezen; ge moet van dien tempel van uw hart de deur ontsluiten; van den Heiligen Geest die daarin woont moet de koesterende aandoening voor uw ziel uitgaan ; en dan is de ziel vanzelf op zuiveren, heiligen toon gestemd; gestemd tot gebed en tot dankzegging.

Bedoeld is dus niet een aldoor stamelen van biddende en dankende klanken. Dat ware voor niemand vol te houden, en zou het leven dooden.

Zelfs is niet bedoeld, 'dat uw gedachten van oogenblik tot oogenblik zich op den Heere uw God in .zijn Wezen zullen saamtrekken.

Immers ons menschelijk denken is alzoo door God zelf besteld, dat we ernstig en diep slechts aan één ding tegelijk kunnen denken. Zulk een gestadig saamtrekken van uw gedachten Op uw God in het mysterie van zijn Wezen, zou u derhalve ongeschikt en onbekwaam maken om uw God te dienen in uw Goddelijk beroep. Dat moogt ge zelfs niet doen. Dat ware den dienst van uwen God in uw huis, in uw beroep en in uw omgeving verzaken. Een eigenwillige vroomheid die op Godsdiensüoosheid uitliep.

Ook dat samentrekken van uw gedachten op uw God in zijn Wezen, is wel plichtmatig. In uw opzettelijke gebedsoefening, als ge met gevouwen handen, en het oog gesloten, voor uw God op de knieën ligt, is dat »neigen en saamvoegen" van uw hart juist uw bedoelen. Alles vergeten, om alleen met uw God te zijn, en straks weer van Hem tot uw taak en roeping weerkecren.

Ook is er wat Luther het »schietgebed" noemde, het opeens, plotseling, middenin uw strijd en moeite, voor één oogenblik, van alles af heel de ziel op God richten.

En zelfs kent elk kind van God het streven, om ook buiten het eigenlijk gebed, op den weg, onder het gesprek, en tusschen den arbeid in, een oogenblik de gedachten zijner ziel tot God op te heffen. Het eenvoudige denken aan God, , zooals de vader die zijn kind verloor nog gedurig aan dat kind, dat God van hem wegnam, denkt.

Maar toch, dit alles saamgenomen, vult van de uren, die eiken dag van dat ge ontwaakt tot dat ge weer insluimert, verloopen, nog slechts, o, zoo klein gedeelte, en nooit kan dat voor u zijn of worden, een te allen tijde bidden, en bidden zonder ophouden.

De oplossing van dit schijnbaar raadselachtige ligt dan ook elders.

Op uw God in zijn Wezen uw zielsgedachten saamtrekken, kunt ge slechts bij tusschenpoozen, maar uw God in zijn Wezen biddend en dankend ontmoeten, kunt en moet ge altijd.

En hier nu juist schuilt het mysterie der vroomheid, of ge uw God alleen in zijn Wezen zoeken, ot ook in zijn Werk aanbidden wilt; want zijn Wezen is verborgen en afgescheiden, maar zijn Werk is om u, en in u, en nabij u, en verlaat u geen oogenblik.

Zijn werk is in uw werk. In het werk uwer gedachten, in het werk uwer lippen, in het werk uwer handen, in de worstelingen uwer ziele, in de spanningen van uw hart.

Voelt ge nu door uw omgeving, door de zorge voor uw lichaam, door uw beroepsbezigheid u nog van uw God afgetrokken, dan beduidt dit, dat ge in dat alles het werk uivs Gods nog niet ontdekt hebt. Dan maakt uw arbeid en uw zorge, uw vermaak en uw verdriet nog scheiding tusschen u en den Eeuwige, omdat ge dit alles nog van Hem afzondert, buiten Hem sluit en zonder Hem doorleeft.

Maar geraakt ge allengs er toe, om, door dat alles heen, en in dat alles de werkende, de leidende, de voorzienende hand van uw God te zien, zooals Hij op elk gegeven oogenblik, tot in het aietigJte dat ge verricht, met u bfezig is, en geen oogenblik van u aflaat, dan waakt, eerst zwak, straks sterker, ook in u de geest deswederontmoetens op, om evenzoo in al uw arbeid en bij heel uw levenstaak, van oogenblik tot oogenblik bezig te zijn als in de tegenwoordigheid uws Gods.

En dan wordt, nitet in schijn, maar metterdaad, elk uur van den dag, dat ge aldus in uw Goddelijk beroep doende waart, één voortdurend danken en één gedurig gebed.

Eén dankzeggen voor de op het oogenblik zelf van God u verleende kracht, en één bidden om voor elk volgend oogenblik weer door zijn hulpe gedragen te Vorden.

Het Immanuël, ^God met ons^^ voor u tot waarheid geworden in uw leven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 januari 1897

De Heraut | 4 Pagina's

„Le allen tijde biddende in den Beest.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 januari 1897

De Heraut | 4 Pagina's