GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Medicijn voor het gebeente”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Medicijn voor het gebeente”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Liefelijke reden zijn eene lionigraat, zoet voor de ziele, en medicijn voor het gebeente. Spreuk. l6; 24.

Zoet voor de ziel", en tegelijk een, medicijn voor het gebeente" zijn, zoo getuigt de Heilige Schrift, de lieflijke reden.

Onder sziel" wordt hierbij al het »gevoelige leven" in den mensch verstaan, en onder »gebeente" zijn verborgen grondslag, het diepere in zijn wezen, waar zijn bestaan en persoon op rust.

, Ziel" is hier meer de uitbotting der plant, en sgebeente" de stam met den wortel, zoodat in dezen samenhang de ziel niet meer, maar minder dan het gebeente aanduidt sZiel" is hier niet ons geestelijk deel, dat hoog boven alle vleesch en bloed, en dus ook boven alle skelet en gebeente uitgaat, maar de bovenbouw op het fundament, terwijl het gebeente als grondslag er onder ligt. Op een manier zooals ook wij van iemands ruggegraat spreken, niet om in letterlijken zin dat lichaamsdeel, maar om de kracht tot weerstand die in hem is en uit hem kan opkomen, aan te duiden. Als we sterven teert van lieverlee al het weeke en gevoelige van ons lichaam weg, maar wat blijft is het gebeente; en als ge na jaren delijkkist opent, vindt ge niet terug wat hier s de ziel" heet, maar alleen wat hier sgebeente" genoemd wordt, als het duurzame, het blijvende, het minder vergankelijke in onze verschijning.

Nu is er pijn, die alleen in ons gevoelig deel opkomt, smart die alleen woelt door wat hier de gevoelige sziel" heet; maar er is ook een pijn die uit het gebeente in het gevoel sluipt, en wie ooit aan het been geraakt, in het gebeente gewond, of tot in het skelet geopereerd werd, weet maar al te bitter, wat naamlooze, vlijmende pijn elke verstoring van het beenweefsel teweegbrengt.

Dat ook die bitterder pijn feitelijk alleen in het zenuwleven knaagt en vlijmt, doet er hier niet toe. De Schrift spreekt noch ontleedkundig noch physiologisch. Ze getuigt in het gemeene spraakgebruik.

En voor dat spraakgebruik nu is alle kwaad dat in het gebeente huist van hoog ernstig en uiterst bedenkelijk karakter; en juist daarom is »medicijn voor het gebeente" de kostelijkste medicijn, omdat zij de bitterste krankheid geneest.

Dia «medicijn" voor het gebeente nu is ons geboden in sliefiijke reden'; ' een uitdrukking die ge allereerst in gemeenen zin hebt te verstaan.

Die slieflijke reden" vergelijkt Salomo bij een honigraat. Kenmerk van de honigraat is haar keurigheid van afwerking en indeeling, of wilt ge haar zuiverheid van vorm en verschijning, gevoegd bij het zoete, klevende en zuiverende van haar inhoud.

Lieflijke reden zijn alzoo woorden, in keurig zuiveren vorm saamgevoegd, en die dragers zijn van wat zoet smaakt, kleeft in wie die woorden opvangt, en bij dat kleven weldadig aandoet.

En dat is ook metterdaad het karakter en de inwonende kracht van menschelijke taal des medelijdens, als die taal uit het hart komt en, doorJiet^oor, het hart van den lijder bereiken mag.

Woorden op zichzelf raken wat men wel eens noemt de koude kleeren niet. Woorden zonder meer zijn aan een schelp zonder parel en aan een kruik zonder water gelijk.

Ze klinken maar hebben geen ziel.

En tot wezenlijke reden, worden die holle geraamten eerst, als de mensch ze boetseert als vorm om er den inhoud van zijn ziel, om er den gloed van zijn hart, om er den adem van zijn warm gemoedsleven in te doen uitstralen.

Maar zoo genomen, dan zit er ook in die rede een stuk menschelijk hart, een deel menschelijken levensadem, een gloed van menschelijke zielswarmte, een uitvloeiing van menschelijk gevoel.

Past nu die uitvloeüng bij het oor en bij de ziel van wie aldus Wordt toegesproken, zoodat die menschelijke taal uit hart in hart overgaat, dan wordt door het hart van den aldus toegesprokene die gloed van menschelijke zielswarmte in zich opgenomen. Dit koestert, dit verkwikt, dit wekt heerlijke aandoeningen. En waar aldus de taal der liefde, de taal der vertroosting, de taal der bemoediging, uit het hart in het hart overglijdt, daar wordt het nog telken dage door menschen ondervonden, dat zoo lieflijke reden zoet zijn voor de ziel.

Dit is het mysterie, waarom de één wel, de ander niet kan troosten, de ééne prediker wel en de andere niet zijn gehoor kan boeien en meesleepen.

Wie ivoorden geeft, vordert niet, en vermoeit.

Wie zijn woord weet te gebruiken als voertuig voor den gloed van zijn eigen hart, raakt het hart van wie hem aanhoort.

Toch is dit nog slechts de eerste graad van uitwerking, die lieflijke reden hebben kunnen.

De tweede en voleinde graad is, als het woord u tot uit het gebeente opkomt, en daarom tot in het gebeente van wie u hoort, kan doordringen.

Jammerlijkerwijze merkt ge dat het meest in boozen zin.

Als de ééne mensch in booze drift tegen den ander verhit wordt, en achter die drift, haat, nijd of wraakzucht loert, dan merkt ge^nog telkens, hoe het woord zich verscherpt, met gif bezv/angerd uitkomt, en met zoo rauwe keel wordt uitgesproken, dat ge gevoelt hoe het den nijdigerd tot uit het diepste van zijn wezen, ja, tot uit zijn gebeente, komt.

In zulk een onzalig oogenblik wordt de plompste mensch op zijn manier in het booze welsprekend, en de tergende, hoonende woorden van schimp en bhterheid, die dan over de lippen meer schrijnen dan glijden, zijn vaak zoo overweldigend machtig, dat er geen stuiten aan is, dat ze u koud maken, en als ze u persoonlijk treffen, u vlijmen door uw hart heen, om u te wonden tot in uw gebeetile.

Maar bezitten giftige reden de macht om aldus tot in het gebeente te wonden, omgekeerd bezit de lieflijke rede het vermogen, om tvenzoo tot in het gebeente door te dringen, en het als medicijn te genezen.

Maar ook hier moet de evenredigheid blijven doorgaan. Zoo diep als uw woord er bij den ander in zal gaan, even diep moet het ook bij u uit uw wezen opkomen. j

Met een woord uit de oppervlakte bereikt ge nooit de wonde in het gebeente. Zelfs met een woord uit het gevoelige leven dringt ge daar nog niet door. En eerst als het leven in u zoo diep op waakt, dat uw ernst, uw liefde, uw medegevoel uit de saampersing van heel uw wezen, of wilt ge uit uw gebeente opkomt, bezit uw woord die weldadige werking, dat het tot in het gebeente des anderen doordringt, en hem zijn wonde geneest.

Toen Jezus tot Judas zei: »Verraadt ge den Zoon des menschen met een kus ? " ging het van gebeente tot gebeeate.

En zoo nu kan ook omgekeerd de «lieflijke rede, " tot in het diepste lijden van een andere ziel indringen, en wonderbaar datlgdenheelen.

Toch is hierbij nog alleen sprake van gemeen menschelijk verdriet, van wonden, vlijmende wonden ons geslagen tot in het beengestel van heel onze persoonlijkheid, hetzij door aanranding van ons karakter, door hoon van hetgeen ons het liefst, door schenning van wat ons het heiligst was.

Pijn ons aangedaan door giftige, sarrende, tergende menschen.

Maar banger nog is de wonde die ons stot in het gebeente" door onze schuld voor God is toegebracht; als banden der hel ons verschrikken; en de toorn des Almachtigen ons onrustig maakt in de verborgenste schuilhoeken van ons wezen.

Dan komt het aan niet op een tijdelijke verkwikking, niet op een gedeeltelijke of zijdelingsche vertroosting, maar op den eenigen troost in leven en in sterven, en roept het doorvlijmde gebeente in ons, om een medicijn die de allerdiepste wonden geneest.

En ook dan vindt ge die medicijn in sliefiijke reden", edoch niet in lieflijke reden van menschenlippen u toegekomen, maar in de lieflijke reden van een ontfermend en genadig God, redenen als zilver gelouterd, zevenmaal.

Dit nu is het mysterie van het Woord!

Niet in de toespraak tot het oor, en niet in het aflezen met het oog, maar in het opvangen van dat Woord, als drager, als voertuig, als zalige geleider van die eeuwige Liefde die uit het Vaderhart van uw God uw hart toevloeit.

Het boek geeft het niet, en de letters doen het niet. Zonder meer blijft dit alles dood en onbezield. Maar als dat Woord voor u leven, voor u spreken gaat, als er gloed in komt, als het u een bazuin van Gods engelen, als het u een telephoon uit de hemelen wordt, en ge in dien klank den adem van Gods ontferming u voeh toestroomen, dan, ja, dringen die lieflijke reden in u, die u zoet voor de ziel zijn, en voor uw gebeente een medicijn.

En ook daarbij gaat het naar graadyerschil. Wie niet wederomgoborcn is, moge iets van de majesteit der Schrift voelen en soms geroerd worden door haar schoon, maar hij verstaat nog k k o geen zieletaal en hem trilt nog geen zuivere trilhng toe uit het hart van zijn God.

Alleen wie van boven geboren is, ziet het Koninkrijk Gods, ziet het hemelsch vuur, dat uit de letters der Schrift glinstert, en voelt de electrische vonken van de Liefde Gods, die zijn zielszenuwen prikkelen. ~

Maar toch, ook dat is nog slechts het begin.

Wie nog alleen weet dat de lieflijke reden des Heeren in zijn Woord zoet voor de ziel zijn, die zonk nog niet in de diepte der dingen weg.

Van het gevoel moet het naar het hart., en uit het hart tot de nieren gaan, en door de nieren tot het gebeente, en in dat gebeente tot het merg, waar het gebeente uit leeft.

En eerst als ge daaraan toekomt, dat uw stand en uw schuld voor God u een zaak van het merg in uw gebeente gaat worden, zoodat ge inwendig geheel verbrijzeld zijt, dan gaat van dat Woord onzes Gods de volle, de wonderbare, de mystieke werking over heel uw wezen uit.

Omdat het Woord uws Gods dan uit het diepste middelpunt van het hart uws Gods tot u komt, daarom dringt het dan ook tot het diepste van uw gebeente door, en dan kan het u niet raken, of het blijkt onmiddellijk medicijn, en heelt uw wonden, en geneest uw krankheid.

En die wondere werking nu kan ook uw woord soms op een verloren kind des menschen hebben, doch dan alleen als de diepe liefde Gods u op dat oogenbhk innerlijk vervult, zoodat het woord wel over uw lippen kwam, maar toch eigenlijk van uw God uitging.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 september 1897

De Heraut | 4 Pagina's

„Medicijn voor het gebeente”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 september 1897

De Heraut | 4 Pagina's