GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

,,Op den dag uws  broeders".

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,,Op den dag uws broeders".

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen zoudt gij niet gezien hebben op den dag uws broeders, den dag zijner vervreemding; noch u verblijd hebben over de kinderen van Juda, ten dage huns ondergangs; noch uwen mond groot gemaakt hebben, ten dage der benauwdheid.

Obadja vs. 12.

Jakob en Ezau waren ééns mans zonen, maar tegen elkaar ingaande, en in Israël én Edom tot twee elkaar benijdende en bestrijdende volken ontwikkeld.

Toen nu Israël onder het juk van Babyion doorging, en het volk in smadelijke ballingschap uittoog, was Edom uit zijn schuilhoek op komen zetten, om het gejaagde en benauwde Israël in zijn diepe vernedering te hoonen, te kwellen, en, in het aangezicht van Israels vijand, over Israels hartverscheurend lijden op te springen van leedvermaak.

Hierin bezondigde zich Edom; en het is daarom dat diezelfde God, die van Isaaks profetische lippen niet alleen Jakob, maar ook Ezau gezegend had, thans zijn profeet Obadja het woord der wrake over Edom liet opnemen, zeggende:

„Zal het niet zijn, spreekt Jehova, dat Ik de wijzen uit Edom, „Dat Ik het verstand uit het gebergte Ezau's zal doen vergaan?

„Ook zullen uw helden vertsaagd zijn, o Theman, „Opdat uit Ezau een ieder door moord worde uitgeroeid.

„Om den gruwel begaan aan uw broeder Jakob „Zal schaamte u overdekken, „En gij zult uitgeroeid worden in eeuwigheid.

„Want ten dage toen gij van verre stondt en 't aanzaagt „Toen de uitlander Jakobs heir gevangennam, „En toen de vreemde krijger zijn poorten binnentrok „En men over Jeruzalem het lot wierp, „Hebt gij, o Ezau, u met dien vijand vermengd.

„Dit was uw misdaad, „Want ge mocht niet met nijdig genot gezien hebben op den dag uws broeders.

„Noch u verblijd hebben over Juda ten dage zijns ondergangs.

„Noch uw mond groot gemaakt hebben ten dage yan Israels benauwdheid."

En het edeler besef in elk menschenhart beaamt dit.

De broederband mag nooit verloochend, omdat God zelf dien in ons levensbloed gelegd heeft.

En wat ook den broeder van den broeder verdeele, tegenover den werderpartij der, die aan beiden gemeen is, voegt de hulpe van de broedertrouiv, en mag nooit de broedernijd in ons ontvlammen.

Geldt dit voor den broederband des bloeds, hoeveel sterker gaat dan die eisch niet door bij den broederband nao)-den geest.

Een band die zich verengt of verbreedt, al naar gelang van den wederpartijder, die de hand aan ons wil slaan.

Tegenover de Heidensche macht of tegenover den Islam, staat al wat gedoopt is in Jezus' naam, als tot éénzelfde Christenheid behoorend, ter kruistocht gereed.

Tegenover de macht van afval en ongeloof van mensch-of staatsvergoding trekt al wie nog aan de belijdenis van „God Almachtig in zijn majesteit, " vasthoudt, één lijn.

Tegenover elke poging van Roomsche zijde, om haar aloude macht over ons weer tot heerschappij te brengen, vereenigt zich de Luthersche, de Calvinist en de Dooper.

En zoo ook tegenover de geestelijke machten in ons land, die de met heilig martelaarsbloed bezegelde Gereformeerde belijdenis ten onder willen houden, waakt op uit eiken kring al wie de belijdenis der vaderen nog liefheeft.

Althans zoo moest het zijn.

Aldus eischt het én het Woord van God én de uitspraak van ons menschelijk gevoel én onze menschelijke rede.

De broederband mag nimmer verloochend worden; At.geestelijke broederband wel allerminst.

Daarom was het zoo pijnlijk, dat beide malen toen de wederpartijder hier te lande Gereformeerde broederen te lijf ging, hen vervolgde, uitbande en ontzette, tal van medebelijders der Gereformeerde waarheid als Ezau hebben gedaan.

Gij zoudt, aldus roept Obadja het schuldige Edom toe.

Gij zoudt niet gezien hebben op den dag uws broeders.

Noch ter poorte mijns volks zijn ingegaan ten dage zijns verderfs.

Noch gezien hebben, ook gij, op zijn kwaad.

Noch uw handen uitgestrekt hebben aan zijn heir.

Noch gestaan hebben op de wegscheiding, om zijn ontkomemen uit te roeien.

Noch zijn overgeblevenen overgeleverd hebben Ten dage zijner benaawdheid.

En toch soortgelijk kwaad is ook onder ons gezien. God zij dank, niet bij allen. Er waren er ook teederder van conscaëntie.

Maar velen waren ze toch, die mêe opspeurden, mee vervolgden, mêe uitbanden, en mêe ontzet hebben, en sinds gretig elk gerucht, ook het valsch gerucht opnamen van ons kwaad.

Dit moest krenken, dit tr^iest de ziel kwellen, dit moest zeer doen; want het was voor hen, als bij Ezau, verloochening van den broederband.

Met de macht van het „Babel der verwarring" tegen zijn geestelijke broederen saamspannen.

En toch niet dat geleden leed, niet die doorgestane zielepijn is hier hoofdzaak. Hoofdzaak is hier, dat eene van Gods diêpstliggende ordinantiën er door vertreden werd. En dat er een giftig iets werken ging, dat God oordeelt door zijn zeggen: Gij zoudt niet gezien hebben op den dag uws broeders.

Waartoe bij den ingang van dit jaar een weer ophalen van die oude roof?

Stel de wedervraag: Waartoe haalde - Obadja dat oude zeer op onder Israël?

Was het niet, om Israël te doen beseffen, dat het niet zelf over dat geleden onrecht wrake had te nemen, maar dat die wrake den Heere verbleef? Zelf had Israël zijn triomf van de toekomst te verwachten: Er zouden heilanden opkomen op den berg Sion, en het Konirtkrijk zoit des Heeren zijn.

En tevens, want dat ligt er ook in, om Israël af te manen, dat het niet, door pijn van het oude zeer geprikkeld, zelf vervallen zou in gelijke zonde, als waaronder het van den kant zijner broederen eens zoo bitterlijk leed.

Edom had een broederband aan Israël, maai dan ook wederkeerig Israël een broederband aan Ezau; en ook voor Israël moest, tegenover eiken gemeenschappelijken wederpartijder, die band des bloeds heilig zijn.

En zoo nu ook hier.

Zij die met ons eenzelfde Waarheid belijden, hebben ons overgegeven, en met hunne en onze vijanden tegen ons de handen ineengeslagen.

Dat was hun kwaad. Maar even schuldig zouden wij staan, zoo wij op onze beurt in hun leed ons vermaakten, en den broederband verloochenden zooals zij.

Nu is de verleiding daartoe nog op verre na niet yan ons geweken.

De toon, over en weder, blijft nog zoo vaak scherp en bitter. En zelfs waar wij de eersten waren, om ter wille van Gods Waarheid, en tot heil van land en volk, er op aan te dringen, dat men de kleine kracht niet verbrokkelen zou, maar, met terzijzëtting van wat op het oogenblik toch niet viel te vereffenen, althans voor het gemeenschappelijk pand weer als broederen saam zou opkomen, ving het oor soms een toon op, die van hoongelach niet veel verschilde.

Billijkheden blijven uit.

Van een hoogere liefde, die alle breuke overspant, rnerkt ge zoo weinig. Zelfs de loochenaar van Christus wordt vriendelijk bejegend, vergeleken bij den toon waarop men over ons heen valt.

Op elk krasje in uw pantser wordt met een vergrootglas gewezen.

Askalon en Gaza's taal blijft van zoo veler lippen in die van ons gescheiden kringen uitgaan.

Gelukkige uitzonderingen zijn er. Beter voorteekenen vielen waar te nemen. Beginselen van een betere toekomst ontbreken niet. 'Maar de algemeene toon blijft toch aan elk droppelken van hooger broederUefde gespeend.

En onderwijl blijven wij ook menschen. Vatbaar voor opwelling van hartstocht. Licht te prikkelen tot even zondige gezindheid.

En zulks te meer, naarmate onze welstand steeds wast, en de gesteldheid van wie ons hielpen benauwen, al gewrongener wordt.

Vandaar ons als met den vinger wijzen op Obadja's Godspraak.

Alle verleiding om in gelijke zonde te vervallen, moet in den Naam des Heeren door ons weerstaan.

De broederband mag nooit, mag onder geen omstandigheid, verloochend, en al mogen we op kerkelijk terrein voor deze broederen geen ure met onderwerping wijken, toch zullen we steeds indachtig blijven hetgeen ons met hen, en hen met ons, in de bange worsteling der geesten verbindt.

Ook zij, al is het op paden die de onze niet kunnen zijn, zijn mét ons dragers van dezelfde heilige panden, die onze God hun en ons heeft toevertrouwd.

Kerkelijk gescheiden, pleiten we toch beiderzijds onder ons volk voor dezelfde heilige traditiën, die ons van de vaderen zijn overgeleverd.

Het is Gods heilige Souvereiniteit in het rijk der natuur en in het rijk der genade, die hun en ons op het harte weegt.

Waar men van alle kant aan het Woord onzes Gods rafelt, zijn zij het, die met ons de banier van dat heilig Woord nog onbesmet en ongekrenkt omhoog heffen.

En, dezer dingen indachtig, zult ge de broederliefde in u opwekken, den broedernijd in u blusschen, onderdrukken alle leedvermaak, en uw kracht alleen daarin zoeken, dat ge uw eigen kerkelijk leven met eere voor God en menschen laat uitkomen, uw offervaardigheid verdubbelt, steeds dieper in Gods Waarheid indringt, en in het leven optreedt met geestelijke veerkracht en heiligen moed.

En die veerkracht, dien heiligen moed zult ge niet het minst daarin betoonen, dat ge kleinzielige vitterij veracht; u door den toon van den smaad niet deren laat; toont te kunnen liefhebben ook wie u liefde weigert; en uw gedragslijn beheerschen laat niet door de bitterheid u aangedaan, maar door het hooge doel, dat u wenkt.

In elke andere gedraging schuilt voor uzelven zedelijke nederlaag.

En daarentegen aldus Gods heilige ordinantie van den broederband volgende, wint ge nu reeds in zedelijke veerkracht, en wacht de triomf des Geestes u bij den eindpaal op.

Binnen den kring van het heilige is alle geschil den ernst van het doorstrijden waard, maar wie strijdt door de broederliefde te verzaken, bant zichzelf uit dien heiligen kring.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 januari 1898

De Heraut | 4 Pagina's

,,Op den dag uws  broeders

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 januari 1898

De Heraut | 4 Pagina's