GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Eeredienst.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 22 December 1899.

LXI.

Na de openbare absolutie volge de Geloofsbelijdenis, en dat wel in den vorm der XII GelooLartikelen.

De reden waarom ze dan volgt, en volgen moet in dien algemeenen vorm ligt voor de hand.

Publieke en gemeenschappelijke geloofsbelijdenis is een daad van aanvaarding der absolutie. Wie de vergeving der zonden niet aanvaardt, kan voor zich persoonlijk niet het Evangelie belijden. Hij moge erkennen, dat op zichzelf het heil in Christus verschenen is, maar hij mist nog de zalige overtuiging van ze op zichzeilven te kunnen en te mogen toepassen. Hij kent nog niet den jubel: „Wij dan gerechtvaardigd door het geloof hebben vrede bij God." Die vrede is zijn deel nog niet. Of ook na dien vrede weleer gesmaakt te hebben, verloor hij er het zalig besef van. Hij heeft verkeerd onder de publieke absolutie, maar deze heeft zijn hart niet vrij gemaakt. Hij is nog onder den druk en den last van zijn zonde. En het is uit dien hoofde dat hij de geloofsbelijdenis niet voor zichzeJven doen kan.

Te minder kan hij deelnemen aan de gemeenscltappelijke geloofsbelijdenis. In de gemeenschappelijke belijdenis toch spreekt de schare der verlosten en vrijgemaakten zich uit, en tusschen haar taal des roemens en de bevinding van zijn hart staat een scheidsmuur. Zij betuigt verlost te zijn; ^y nog niet, of niet meer.

Hij kan dat te minder, omdat de XII Geloofsartikelen persoonlijk zijn. Het is niet: „Wij gelooven in God Almachtig, " maar : „Ik geloof in God Almachtig." En al zou hij nu een eindweegs in die belijdenis kunnen meegaan, toegekomen aan het: „de vergeving der zonden", stuit hij. Wie de publieke absolutie niet aanvaardt, kan dat op dat oogenblik niet voor God en menschen betuigen.

Doch omgekeerd ligt dan ook in h& tivel belijden van de XII Artikelen de betuiging dat men de publieke absolutie wel heeft aanvaard. En daarom nu behoort de geloofsbelijdenis terstond op de publieke absolutie te volgen, overmits ze het Amen van de gemeente op die absolutie is.

Weet de gemeente, en een iegelijk in de gemeente, dat terstond op de absolutie de confessie volgt, dan drijft de absolutie tot zelfonderzoek, tot een ingaan in zichzelf, en tot het geven van rekenschap aan zichzelven of men deze gewisse belofte Gods gelooft.

Tevens verkrijgt de geloofsbelijdenis eerst op deze manier haar innerlijk en geestelijk karakter. Gelijk het nu vaak gaat, dient het voorlezen van de XII Artikelen, buiten verband met den overigen dienst, tot weinig meer dan tot een herinnering. Ze strekt om de XII Artikelen niet te doen vergeten. Ze telkens opnieuw in te prenten. Het is een schoolmeesterswerk, maar waarbij de gemeente niets geestelijks gevoelt.

Zet men daarentegen de geloofsbelijdenis evenals de Wet in rechtstreeksch verband met de absolutie, dan gaan Wet en Artikelen beide leven. De Wet is dan Gods eisch voor de ontdekking van zonde en ellende; op haar volgt de absolutie die van zonde vrijspreekt; en na de absolutie komt de blijde belijdenis des geloofs van het zich verlost gevoelend hart.

In plaats van geheugenwerk ter herinnering, wordt het dan zielswerk tot stichting, en juist het persoonlijke: ik der Artikelen verscherpt deze heiligende strekking.

Men gaat op, men verschijnt in Gods tegenwoordigheid, God verkondigt zijn Wet, zonde wordt beleden, in de absolutie wordt de zonde vergeven, en nu jubelt in de geloofsbelijdenis het verloste, het verzoende, het vrijgemaakte menschelijk hart.

Even licht valt het in te zien, waarom op dit pas niet de - i"] Artikelen, maar de XII Geloofsartikelen vorm van belijdenis moeten zijn.

Reeds op zichzelf kan zulk een publieke belgdenis niet anders dan kort en zaakrijk in den vorm zijn.

Zulk een acte van belijdenis mag niet door veelheid van woorden den tijd rooven, noch afmatten. Geestelijke uiting, die te gerekt wordt, put uit, en houdt op geestelijk te zijn. Ze wordt machinaal.

Opzegging of voorlezing van een breede confessie als die van Guydo de Bray is daarom uitgesloten, en onder alle confessie voldoet alleen die der XII Artikelen aan den eisch der kortheid.

Doch er is meer.

Alle breedere confessie strekt ook ter bestrijding van dwaling en weert ketterij af. Wat hier daarentegen noodig is, is samentrekking van de gedachten en overleggingen der ziel op het middelpunt des geloofs, op Christus. Niet of anderen wel juist, maar of mèn zelf oprecht belijdt, en in zijn belijdenis zijn band aan den Middelaar heeft, moet hier tot uitdrukking komen. En aan dat vereischte nu voldoet ten volle de belijdenis der XII Artikelen. Ze is niet alleen kort, maar ook geconcentreerd op den Heiland. Ze is een aangrijpen van het vleeschgeworden Woord, vanden Beloofde des Vaders, van den Rechter van levenden en dooden.

En hier komt dan in de derde plaats bij, dat ze in goeden zin katholiek is. Niet Roomsch-Katholiek maar katholiek, d. w. z. aan heel Christus' kerk op aarde gemeen. Sinds eeuwen was het deze korte, geconcentreerde belijdenis, die in alle kerken ter wereld, bij alle breed verschil van inzicht, en in weerwil van alle ingeslopen dwaling, steeds stand hield, en van week tot week is herhaald.

En daar het nu, na de absolutie, juist behoefte voor het hart is, zich één te weten en één te gevoelen met het mystieke Lichaam des Heeren, en-dus ook met heel zijn gedoopte kerk op aarde, spreekt het de behoefte van ons hart juist toe, te belijden in zulk een vorm, dat daarbij voor een oogenblik alle confessioneel verschil terugtrede, en we in de hoofdzaak, in het middelpunt van ons belijden ons opgenomen gevoelen in de groote gemeenschap der heiligen van hen, die ons reeds voorgingen naar het beter Vaderland en met hen, die nog met ons voortreizen op den pelgrimswcg.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 december 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 december 1899

De Heraut | 4 Pagina's