GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De taak der tookomst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De taak der tookomst

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI.

Amsterdam, 9 Februari 1900.

Een laatste bedenking luidt: Al kostelijk wat ge beoogt. Plichtmatig zelfs, en van de roeping der kerken. Alleen maar, hoe brengt ge het tot stand.? Zal de beste bedoeling hier niet afstuiten op de moeilijkheid, zoo niet op de onmogelijkheid, der uitvoering ?

Hier beven we zei ven bij. De taak, die na zoo lang en schromelijk plichtverzuim op de kerken rust, is naar gewonen maatstaf bijna niet af te doen. Veeleer is het, of alles saamspant om de uitvoering dier taak te verhinderen.

Ge erkent, dat de kerk van Christus in het gemeen, en dat dus vooral de Gereformeerde kerk de dure roeping van Gods wege heeft, om in het midden van de wereld als een Getuige van den Christus te staan. Ge ziet in en stemt toe, dat de in-• stitutaire kerk dit in hoofdzaak alleen doen kan door haar publieke belijdenis. Ge spreekt het niet tegen, dat ze dit zóó heeft te doen dat ze gehoor vinde. En het ligt in den aard der zaak, dat ze geen gehoor kan vinden, zoolang ze alleen belijdt tegenover vroegere dwalingen, en niet ook het woord opneemt tegenover de tegenstellingen van onzen eigen tijd en van onze eeuw. Ge kunt niet weerspreken, dat voor deze schoone, grootsche taak nog geen vinger verroerd is sinds 1619. Ge gevoelt ook wel, dat ook binnenshuis het opkomend geslacht onzer meer nadenkende jonge mannen nog niet vastgezet zijn in hun geloof, indien ze de Canones van Dordt als het laatste woord der kerk leeren beschouwen. En daarom zijt ge des zins en willens, om ook uwerzijds mede te werken aan de realiseering van dit hooge en alleszins der kerken waardige denkbeeld.

Alleen maar, hoe komt het gereed.'

Op de groote Synode, of wil men, op het Gereformeerd Concilie te Dordrecht stond men slechts tegenover één enkele dwaling; gordde men zich aan tot de oplossing van één nkel vraagstuk. En zie nu wat garven daarvoor zijn aangedragen, wat moeite daaraan besteed, wat stoere arbeid daaraan ewijd is. De kundigste theologen uit alle provinciën, de beste denkers der Hoogescholen, de geleerdste raadslieden uit alle Gereformeerde landen, hebben ter oplossing an dat ééne geschil, niet dagen en niet weken, maar maanden lang in het grijze ordrecht vertoefd.

Ze ondervonden daarbij de medewerking er Overheid, die de groote, de enorme kosten dekte. Ze genoten de medewerking er buitenlandsche kerken, die gevoelden at het om haar toekomst ging, en die haar mannen afstonden. Ze waren sterk door de edewerking van heel het theologisch innenland, dat van alle zijden belangsteling toonde en diende van raad en voorichting.

En nog moet men van achteren erkenen, dat zelfs dat ééne punt te Dordrecht iet tot die volledige oplossing is gebracht, ie voor het vervolg MUC verscheidenheid an meening afsneed.

Bovendien, het gold toen een uitsluitend heologisch punt, dat de wijsbegeerte wel ijdelings raakte, maar door de Remontranten noch zielkundig noch wijsgeerig an de orde was gesteld.

En eindelijk, men had toen met tegentanders te doen, die, hoe geleerd ze peroonlijk ook wezen mochten, toch nu van chteren wel gebleken zijn noch door breedeid van opvatting, noch door diepte van naenken, noch door ruimte van blik te heben uitgemunt,

En thans zult ge een soortgelijk werk gaan ondernemen, maar dat zich tot alle grondslagen der Christelijke religie, ja tot alle grondslagen van het geestelijk leven tegenover het materieele, tot het wezen zelf der religie zal uitstrekken.

Ge zult staan niet tegenover één enkele binnenkerksche dwaling, als in het Arme nianisme het hoofd opstak, maar tegenover het materialisme en het positivisme, tegenover het Atheïsme en het Pantheïsme, tegenover de Groninger en Moderne theologen, tegenover de Vermittlungsrichting en het Ritschlianisme; en bij den strijd en bij het verweer tegen deze richtingen en theologen, zult ge niet achter u hebben heel het Protestantsche Nederland, gerugsteund door de buitenlandsche kerken, maar zult ge als kleine groep van nog geen half miljoen zielen, van alle buitenlandsche kerken verlaten, zelfs door een niet zoo klein deel van de Gereformeerden in uw eigen land tegengewerkt, op eigen kleine kracht hebben te drijven, den last van afstand van persoonlijke kracht geheel zelve hebben te dragen, en voor alle geldelijke uitgaven zelve hebben in te staan.

Maar is het dan geen onbegonnen werk?

Of noem ze ons dan, de twaalf mannen in uw midden, wier studie diep genoeg ging en die wijsgeerig en dogmatisch breed genoeg onderlegd zijn, om bij zulk een onafzienbaren arbeid de hand aan den ploeg te slaan. Breng ons bijeen de geschriften, waarin over dezen reuzenarbeid de voorbereidende stof is geleverd. Zeg het ons, waar ge de lijnen getrokken ziet, waarlangs ge u voor de volvoering van die taak zult te bewegen hebben.

En als dan de beschikbare kracht zoo volmaakt onevenredig is aan den ernst en de afmeting der taak, die ondernomen moet worden, loopt ge dan geen gevaar, om voor schakel te zinken, al uw ondernemen op een bitter fiasco te doen uitloopen, en uw kerken die zoo hoog mikten, bloot te stellen aan den spot en de belaching der wcreldsche wetenschap?

Metterdaad zoo schijnt het. En al het j^cwicht dezer derde bedenking diep gevoelende, zou ook ons bijna de moed ontzinken, en dringt ook ons het woord reeds naar de lippen, om al wat we schreven terug te nemen, en, met u in het onvermijdelijke berustend, klagend bij de puinhoopen te gaan nederzitten, gelijk Jeremia eens neerzat bij de puinhoopen van het heilig Sion.

Het is iets bangs en ontzettends, historisch een kerkelijk leven te hernieuwen, dat meer dan twee eeuwen lang in een moeras verliep, en dat ons nu de taak oplegt, om én de schade van de giftige uitwasemingen van dat moeras te neutraliseeren, én voorts in te halen wat die twee eeuwen lang ongedaan bleef.

Wat reuzen waren de mannen in de l6e eeuw toch, die in één korte periode én hun Confessie, én hun Catechismus, en hun Canones, én hun Liturgie, én hun Bijbelvertaling tot stand brachten ; en hoe nietig klein steken wij niet bij hen af, die, dankbaar de vrucht van hun verrassenden arbeid genietend, in al deze jaren nog geen stap hebben gezet op den weg der toekomst, en al onze krachten verspild hebben, en nog verspillen, in een doelloos geschrijf en getwist over wat, hoe belangrijk in zichzelvc ook, toch in het niet verzinkt, zoo ge het vergelijkt met de alomvattende taak, waartoe de ernst der tijden en het woelen van den tijdgeest ons roept. En is niet nog het bangst van alles de kalme effenheid en de gelaten zelfgenoegzaamheid, waarmede zoo velen onder ons zich in dezen ons aanklagenden toestand thuis gevoelen, zonder zelfs iets van de aanklacht der consciëntie tegen deze gebrekkigheid van onze kracht en van onze verantwoordelijkheid voor de toekomst te gevoelen?

Of mijn hoofd water ware, roept de profeet uit, dat ik beweenen mocht de breuke mijns volks! En wie onder ons treurt niet met treuringe der ziel over de jammerlijke poverheid van ons kerkelijk optreden, zoo ge dit met de heilige roeping, die ons is opgelegd, vergelijkt?

Waar vindt ge in onze kerkelijke pers, of in onze kerkelijke geschriften, ook maar een flauw opwaken van het besef, dat we tot zoo groote dingen, geroepen zijn.' Wie in de gemeente voelt heimwee naar het woord, dat tegenover den tijdgeest van onze kerken moest uitgaan?

In wat prediking ontwaart ge, dat tegen „deze geestelijke boosheden in de lucht" de strijd principieel en met degelijke kennis wordt aangebonden ?

o, Het is zoo, er is meer actie tegen den vcrdervenden geest die rondwaart, dan het oppervlakkig schijnt. Zoo ongeveer weet ieder onzer wel, wat er in alle deze doUngen fataals en doodelijks voor het geestelijk leven schuilt. Beslist en zonder aarzelen staat men er tegenover. Zonder zweem van aarzeling verwerpt men al deze dwalingen. En waar het pas geeft, wordt wel terdege tegen alle deze noodlottige dingen gewaarschuwd. In algemeenen vorm bidt en predikt en getuigt men er tegen.

God lof, dat het zoo is; en ons allerminst voegt het, den dank te laten zwijgen voor de vastheid van geloof en van zielsovertuiging, die het Gode beliefd heeft nog in onzen kring te doen overblijven.

In den algemeenen zin staan we nog ongeschokt.

Maar dit is het niet, waarin de dogmatische taak der kerken opgaat.

Ook al was het, dat in de dagen onzer vaderen de weerstand in algemeenen zin tegen de insluipende dwalingen in gebed, in prediking en in getuigenis, tot op den brandstapel nog veel klemmender en veelzijdiger blonk dan thans, daarom hebben toch de kerken zich toentertijd niet ontslagen geacht van de heilige en ernstige roeping, om dit protest der zielen ook wetenschappelijk te formuleeren, breed uit te werken, en er het getuigenis der waarheid, met ontdekking der dwalingen, tegenover te stellen.

En dat laatste is het juist waarop het ook thans aankomt, en waarop wij ons onderwonden de geheiligde aandacht onzer kerken te vestigen.

En dááraan is nog niets gedaan. Daarvoor moet de eerste stek nog worden uitgezet. Daarvoor moet de eerste spade nog in den grond worden gestoken. Daarvoor is het heilige roepen nog op geen onzer Synoden opgegaan. Daaraan wordt ternauwernood gedacht. Daarvan spreekt men niet en rept men niet. Eer wordt daarvan op allerlei wijs de aandacht onzer kerken afgeleid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

De taak der tookomst

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's