GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Concurrentie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Concurrentie.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Concurrentie heeft altoos, wat we in de samenleving meest met een vreemd woord uitdrukken: iets péniblé's. „Pijnlijk", het Nederlandsche woord zou te scherp, te sterk, te diep-ingaand zijn, en daarom geeft de gezelschapstaai dan aan het bastaardwoord, zeggen de zuiverheids-bepleiters, alias „puristen”, voorkeur.

„Concurrentie” is zelf een bastaardwoord voor een zaak die zeer inheemsch is, en daarom herhalen we: Concurrentie heeft altoos iets péniblé's; niet het minst inzake onderwijs.

Concurrentie spant, en maakt dat men zelf gespannen is; en vandaar dat de concurrentie schier op elk gebied zooveel zonde opwekt. Het is metterdaad niet te zeggen, wat er op het gebied van handel en scheepvaart, van nijverheid en winkelnering, van landbouw en nijverheid niet al gedurfd en verzonnen wordt, om elkander de loef af te steken, een vlieg af te vangen, iets voor den neus weg te kapen, onder elkanders duiven te schieten, of wat beeldsprakige uitdrukkingen het volk er meer voor in den mond heeft. Leugenachtige reclame en opzettelijk bedrog ging ten leste zelfs zoover, dat in meer dan één land de Overheid er eindelijk paal en perk aan gesteld heeft. Het zeggen: ieder is een dief in zijn nering, verraadt op zichzelf reeds, hoe boos het in deze soort concurrentie gesteld is; en vrome kooplieden verzekerden d ons meer dan eens, dat de handel voor wie z eerlijk man wil zijn, steeds onmogelijker e wordt. Te Jerusalem struikelde de waarheid op de straten; ten onzent hoort men o telkens, hoe ze struikelt op de koopmansbeurs.

En toch kan de concurrentie de wereld niet uit. Zelfs Paulus spreekt van een l s geestelijken wedloop, en ook de wedloop is. evenals elke sport ondenkbaar zonder concurrentie.

Concurrentie prikkelt, scherpt, maakt vindingrijk, doet ons het uiterste onzer kracht inspannen. Zelfs op de schoolbank is concurrentie onder de leerlingen een machtig instrument in 's meesters hand. En niet een der minste bedenkingen tegen de Sociaal-democratie is, dat ze alle concurrentie bij den wortel wil afsnijden, en daardoor een slaapdrank dreigt te reiken aan de maatschappij.

Zoo diep zit de concurrentie dan ook in onze natuur, dat ze zelfs op kerkelijk gebied insloop. Als er twee Dienaren des Woords in eenzelfde plaatselijke kerk arbeiden, is het hoogst zelden dat alle concurrentie uitblijft; en zooal de Dienaren zelve ze bannen, weten niet zelden de wederzijdsche ega's ze toch nog binnen te loodsen.

Van die concurrentie heeft men nu ook last op het gebied van het Hooger Onderwijs; doch, al naar de landsusantiën zijn, in geheel verschillenden, ja, op tegenovergestelden trant.

In Duitschland, waar het usantie is, dat dezelfde student meerdere universiteiten afloopt, brengt de concurrentie er toe, dat men den toegang tot de universiteit en tot alle examens zoo ruim mogelijk voor ieder, die maar wil, openzet, en het hem, die zich aanmeldt, zoo geinakkelijk mogelijk maakt. In Nederland daarentegen, waar afstudeeren aan éénzelfde school regel is, leidde diezelfde concurrentie er toe, om het studeeren aan andere universiteiten te bemoeilijken.

Toen dan ook de Wet op het Hooger Onderwijs ten onzent voor het eerst mede het Hooger Onderwijs vrij verklaarde, nam diezelfde Wet maatregelen, om zorg te dragen, dat men niet aan vrije scholen zou gaan studeeren, om aan de Rijksscholen alleen den doctoralen graad te ontkenen. Wel werd uitgesproken, dat geen collegebezoek werd geëischt, maar alle academische examens moest men in geregelde orde aan de Rijksschool hebben afgelegd. Ieder student die, hetzij van de Vrije Universiteit, hetzij van de school te Kampen, komt, kan dan ook aan geen onzer Rijksscholen promoveeren, zonder geheel de serie van academische examens aan een Overheidsuniversiteit te hebben afgelegd. Studenten onzerzijds in de rechten, die toegang tot de balie of tot de rechterlijke macht beoogen, zijn nog steeds verplicht, behalve aan alle examens aan de Vrije Universiteit, evenzoo aan alle examens aan een Openbare Universiteit zich te onderwerpen.

Uitzondering maakte de Wet op het Hooger Onderwijs alleen voor niet-Nederlanders, wijl van buitenlandsche Universiteiten voor de onzen geen concurrentie te duchten was, en men gansch straffeloos aan de buitenlandsche Universiteiten afbreuk deed. Dit is in alle landen zoo. Aan buitenlanders verleent men faciliteiten, die men aan zijn eigen landgenooten onthoudt. Dit moge wreed, dit moge onvriendelijk schijnen, maar bet is eenvoudig overal zoo, en de reden ervan springt in het oog.

Met de Kapenaars wil men thans zelfs nog verder gaan, eenvoudig wijl men zoodoende concurrentie aan Engeland denkt aan te doen, zonder dat men zelf Engelsche concurrentie heeft te duchten.

Bij dien stand van zaken kon het nu wel niet anders, of ook de Vrije Universiteit, die eveneens naar Nederlandsche usantie te leven had, kon, tegenover deze bepalingen in de Wet op het Hooger Onderwijs, niet anders dan gelijksoortige bepalingen overstellen. Er was ook voor haar geen sprake van, dat de studenten der Openbare Universiteiten, naar Duitschen trant, een paar jaar bij haar zouden komen studeeren; maar wel stond het gevaar te duchten, dat men, na zijn academische examens aan de Openbare Universiteit te hebben afgelegd, bij haar enkel promotie op dissertatie of stellingen zou zoeken. Een gevaar zoo weinig denkbeeldig, dat het zich metterdaad schier onmiddellijk voordeed. Vooral na de gebeurtenissen van 1886 dook dit gevaar zeer ernstig op, en alzoo is het. geheel begrijpelijk, dat kort daarop door Heeren Curatoren wel een regeling moest worden vastgesteld, die het afleggen van de opeenvolgende examens aan de Vrije Universiteit als eisch voor elke promotie stelde. Alleen van de propaedeutische examens kon onder zekere bedingen vrijstelling gegeven worden, omdat die aan de Rijksuniversiteiten in hun ouden zin waren afgeschaft.

Er werd alzoo geen eisch gesteld, dat men de colleges moest gevolgd hebben, maar wel, dat aan de promotie én een candidaats-én een doctoraal-examen moest voorafgaan. En dat hierbij uitsluitend aan de Openbare Universiteiten en geen oogenblik aan Kampen gedacht is, zal ieder verstaan, die zich herinnert, dat er in 1888 nog geen candidaats-examen aan de Theologische school te Kampen bestond.

Intusschen ligt het in den aard der zaak, dat de regeling van 1888, eenvoudig wijl ze algemeen was, óók voor de studenten te Kampen gold. Wie uit Kampen komende, hetzij aan de Gemeente-Universiteit te Amsterdam, hetzij aan de Vrije Universiteit promoveeren wilde, moest aan beide scholen, ook al volgde hij er geen enkel college, toch èn zijn candidaats èn zijn doctoraal doen, eer hij tot de promotie kon worden toegelaten. Wat in het buitenland niet gold, gold wel in het binnenland, en zulks zoowel bij de openbare als bij de Vrije universiteit. En wie verstaat dan niet, dat men te Kampen, nadat men ook daar zich op vaster voet, door de opening van een Gymnasium en de invoering van een candidaats had ingericht, de vraag voelde pkomen, of althans de Vrije Universiteit haar regeling niet kon wijzigen, en het andi-daats van Kampen niet óók kon laten gelden voor het doctoraal te Amsterdam.

Hierop nu ligt het antwoord voor de hand : Zeker kon dat, mits vooraf duur, omvang en kosten van studie op gelijk peil waren gebracht. En dan, kon het, niet door wijziging van de gemaakte regeling, die tegenover de openbare Universiteiten moest gehandhaafd blijven, maar contractueel door een overeenkomst tusschen de twee colleges van Curatoren.

Dit versta men niet verkeerd. We bedoelen niet de waardij der colleges hier en ginds in vergelijking te brengen; veel min de ééne inrichting wetenschappelijk te noemen, en bij de andere het wetenschappelijk karakter aan de colleges te ontzeggen. Al zulk beweren is uit de oude doos, en reeds de enkele naam van Dr. Bavinck moest al zulke laatdunkendheid afsnijden. We zouden zelve wat graag nog eens eenjaar Prof. Bavincks college volgen. Wel komt dit onderscheid te pas, zoo men den aard van een Theologische school met de natuur van een Universiteit vergelijkt; maar practisch kan een college aan een Universiteit zeer goed beneden het peil zijn, en van een Theologische school ver boven peil staan.

Neen, we bedoelen heel iets anders; we hebben het oog op tijd en kosten.

Een vader, die zijn zoon wil opleiden voor den Dienst des Woords, vraagt zich, zoo zijn middelen beperkt zijn, vanzelf af: Waar komt mijn jongen het snelst en het goedkoopst klaar.' Is dit nu aan beide scholen eender, dan blijft de keus vrij. Maar kost het studeeren aan de Vrije Universiteit al ware het slechts één jaar meer, en is het leven te Kampen goedkooper dan te Amsterdam, dan kan dit geldelijk een verschil maken, waarvan het bedrag in cijfers te berekenen is.

Gevolg van ge-lij kstelling enkel op het punt van promotie, zonder gelijkheid in tijd en kosten, zou dan tengevolge hebben, dat velen te Kampen gingen studeeren, en dan te Amsterdam alleen kwamen promoveeren, ten einde zoodoende een belangrijk geldelijk bedrag uit te sparen.

Reeds nu heeft dit verschil in tijd en kosten tengevolge, dat velen, die anders te Amsterdam zouden komen studeeren, thans naar Kampen gaan. De concurrentie is reeds nu ongelijk.

Maar heel iets anders zou het zijn, indien men deze ongelijkheid in de voorbereiding nu ook liet doorwerken voor de promotie.

Wat toch is het geval?

Oordeelt de Vrije Universiteit, dat voor promotie noodig zijn 6 jaren Gymnasiaal onderwijs, i jaar propaedeutische studie, 4 jaren theologische studie, en i jaar voor de promotie, saam 12 jaren, dan moet ze er wel op staan, dat aan een concurrente school gelijke condition zullen gelden. Anders toch zou ze toegeven dat ze zelve öwrvraagt, en dus haar eigen studietijd zou moeten inkrimpen.

Kon derhalve een overeenkomst worden getroffen, die er toe leidde om de wateren van deze twee polders in elk opzicht op eenzelfde waterpas te brengen, en wel zoo, dat ook de vakken voor de examina gelijk kwamen te staan, dan zeer zeker zou diploma voor diploma kunnen gelden. Daarentegen zou zonder deze gelijkmaking elke gelijkstelling bij promotie er vanzelf toe leiden, dat de school, die lagere eischen aan tijd en kosten stelde, de studenten naar zich trok en aldus de andere school deed doodbloeden. En hoever nu ook onderlinge welwillendheid gaat, ook te Kampen zal niemand den eisch stellen dat de Vrije Universiteit zichzelf het levensbloed ga aftappen.

Te vinden is de zaak dus wel, maar toch hopen we, dat ze niet gevonden zal worden.

Het aantal onzer kerken, onze geldelijke middelen, onze wetenschappelijke kracht is veel te klein, om ons vooralsnog de weelde van twee scholen te veroorloven; daargelaten nu nog, dat er vroeg of laat een dogmatische tegenstelling tusschen deze beide kon opkomen — wat nu God zij dank niet het geval is — om zoo heel ons kerkelijk leven te verwoesten.

Na wat Prof. Bavinck in zijn bekende brochure over de noodzakelijkheid van vereeniging zoo overtuigend en welsprekend neerschreef, behoeft dit niet nader te worden aangetoond.

Zoo we ééne school voor de Theologie hebben, kan ze mildelijk met mannen en met geld voorzien worden, en heerlijk opbloeien. Zoolang we gedeeld blijven staan, is aan de krachts-en geldverspilling niet te ontkomen, en blijft de concurrentie haar schaduw werpen.

Oze raad zou daarom niet zijn, dat de Curatoren of de Senaten met elkander tot een overeenkomst in zake de promotie zochten te geraken, maar heel anders, dat ze den tijd, die aan de eerstkomende Generale Synode voorafgaat, besteden mochten, om tot een plan van ineensmelting te komen, ^waarvoor, we zijn er zeker van, bijA. beide inrichtingen op hartelijke sympathie te rekenen valt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 november 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Concurrentie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 november 1900

De Heraut | 4 Pagina's