GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

OP DE REE.

De reede van Tessel bood den zSsten Juni 1600 een prachtigen aanblik.

Daar lagen, gereed om te vertrekken, acht schepen, die een verren, zeer verren tocht gingen doen, naar Oost-Indië.

De admiraals vlag woei van de Amsterdam, het grootste schip met ontzaglijk hoogen voorsteven, waarop het wapen van Amsterdam prijkte, breeden kiel en twee flinke masten. De bevelhebber, admiraal-generaal Jacob van Neck, bevond zich op het dek en gaf de laatste bevelen voor men vertrok. Dicht bij zijn schip lag de Dordrecht, waarop de viceadmiraal Wybrand van Warwyck 't bevel voerde. Verder lagen er de „Oost-Indis-vaerders" Haarlem, Leyden, Delft en het jacht Gouda, waar schipper Claes Cornelisz 't bevel op voerde. Wat verder lagen nog twee schepen, de Witte Arend en de Zwarte Arend, die echter niet onder den admiraal Van Neck stonden, al hoopten zij met hem de reis te maken.

Op de ree bevond zich een menigte volks. Wel was 't weer niet bijzonder aangenaam, regenachtig en stormig, maar de wind blies uit het oos'.en, en daarop — men wist het — hadden de schepen gewacht. Op het duin en aan het strand stonden de visschers met hun vrouwen en kinderen te kijken naar de groote schepen.

„’k Weet nog best, dat Houtman uit de Oost-Injes terug kwam; dat 's nu een jaar of vijf geleden, " sprak een jonge visscher. „'k mag lijden, dal zij het ér ook zoo goed afbrengen.

„Daar is wel kans op, " sprak een ander. „Er zijn na Houtman al verscheiden schepen naar 't Oosterland gegaan, al zag ik er nooit zoo veel bijeen, als nu. Daar moet zeker geld zijn te verdienen.”

„Of er! Anders zouden de heeren in Hol land er niet zoo veel voor over hebben. Nu, wij hebben er ook voordeel bij. Maar hoor, daar gaan zij.”

De schepen losten de kanonnen, ten laatsten groet aan het vaderland. Met volle zeilen en vlag en wimpel in top, ging 't zee in, het admiraalschip vooruit, terwijl al 't volk juichte en die op de schepen met hun mutsen zwaaiden. Snel voeren de schepen voor den wind, van het duin nageoogd door het volk tot zij eindelijk uit het het gezicht verdwenen.

’t Was een levendige woelige tijd, die waarin we thans spreken. Ons volk had in Gods kracht den strijd aanvaard tegen het d machtige Spanje, dat sinds het ook Portugal had overwonnen, in Oost en West een rijk J bezat, zoo groot als geen ter wereld. Over ge heele streken in Afrika, over Amerika, over Oost-en West-Indië, strekte zich Spanjes gebied uit. 't Was toen nagenoeg de eenige mogendheid ter wereld, die overzeesche bezittingen had, g en vooral Oost-Indië was een gebied, waarvan h de toegang nauwlettend werd bewaakt. Daar r hielden de Portugeezen den handel in hun macht, 4 en hadden op meer dan een plaats zich ook de g heerschappij weten te veroveren.

Er kwam uit „de Oost" heel veel, net als nu nog: suiker, koffie, nagelen, kaneel, rijst en zooveel meer; genoeg althans, om de kloeke HoUand3rs van dien tijd, aan te prikkelen daar ook eens hun geluk te beproeven. Ze waren toch reeds op alle zeeën van Europa, ja dre ven handel op Brazilië en Afrika. Maar naar de Oost te gaan was een gewaagd stuk. De weg er heen, die men na veel moeite was te weten gekomen, liep om de gevaarlijke stormkaap, anders gezegd. Kaap de Goede Hoop, waar toen nog geen blanken woonden. Overal op den weg liep men gevaar van vijandige Spanjaarden en Portugeezen, en eindelijk in de Oost zelf, in heel Indië, wist men alom belaagd te worden door den vijand, die met leede oogen de vreemde indringers zag komen.

Toch was het den gebroeders Houtman gelukt, den eersten tocht naar Oost Indië heen en terug gelukkig te volbrengen., 't Had nog niet veel voordeel a'.geworpen. Maar onze kooplui waren te flinke handelaars, om 't niet nog eens te beproeven. Wel had men ook een poging gedaan om door het noorden Oost-Indië te be reiken, doch de welbekende reis van Barendz en Heemskerk, bewees, dat het niet mogelijk was, om de noord de Oost te bereiken. Zoo sloten dan de Amsterdamsche kooplui de han den ineen en richtten een „Maatschappij van Verre" op, die al in 1598 een vloot uitzond naar het „warme lant." Ook anderen deden dat, en weldra kwam het eene Nederlandsche schip na 't andere in Indië. 't Liep zelfs zoo druk, dat men elkaar telkens een vlieg poogde af te vangen, en ieder den ander vóór wilde zijn bij 't opkoopen van waren of om 't voordeeligst in te koopen. De vijanden, de Portugeezen, zaten iniusschen niet stil, en deden al hun best om de inlanders tegen ons op te stoken, en onzen handel te beletten. Dit nu was te gevaarlijker, zooals ge begrijpt, zoo de onzen zelf onderling verdeeld waren, en 't verdienen hooger stelden dan onderlinge hulp. Aan dat alles kwam eerst een eind twee jaar na den tijd waarvan we boven spraken, door de oprichting der „Oost-Indische Compagnie." Zij alleen mocht, zoo bepaalde de regeering, handel op de Oost drijven; doch alle Nederlanders, die er aan mee wilden doen, waren welkom, 't Is deze Compagnie, die den grond heeft gelegd van onze macht in Indië. De inlan^ers daar spreken dan ook veelal nog niet van het koninkrijk der Nederlanden, maar van de „Companie" als zij onzen Staat bedoelen.

De zes schepen waarvan ik 't eerst sprak, e waren uitgerust door de „Maatschappij van G Verre, " en konden zoowel voor den oorlog als c voor den handel dienen. Op 't laatste zag men t toen meer dan, gelijk nu, op groote snelheid. s Hoe meer ruimte hoe beter. Men had vliebooten, zooals b.v. ook de Watergeuzen, toen een t t 30 jaar geleden, veel gebruikten. Verder waren H er fluiten of, anders gezeid, koopvaardijschepen, J wier voorsteven bijna rond was even als de J achtersteven. Later echter bleek, dat men voor tb groote reizen liever de schepen wat spitser moest bouwen. Op oude platen en schilderijen vindt ge zulke fluite schepen afgebeeld; zij lijken veel op koffen.

De twee Arenden, waarvan we spraken, waren schepen, „schoone schepen", uitgerust door een tweede maatschappij, de „Nieuwe Compagnie, " wier leden meest uit Brabanders bestonden. Zij voeren, als zij 't verkozen, op eigen gelegenheid. Elk schip was van 300 last.

Niet heel groot dus, zult gij misschien zeggen. En 't is waar, schepen van duizenden lasten als nu kende men toen niet. Ook had men destijds nog meer maanden dan nu weken noodig om uit Amsterdam Java te bereiken. Daarbij ontbrak het aan heel veel, dat we nu hebben, om het reizen op zee min gevaarlijk te maken, zelfs dikwijls aan behoorlijke kaarten. Ook hing men, veel meer dan nu van wind en stroom af. We moeten ons zelfs ver bazen, dat onze vaderen zoo kloek waren, om met gebrekkige vaartuigen, door onbekende zeeën, en in gevaren van storm en vijandige menschen, toch zulke verre tochten te doen. Maar de zeevaart was hun lust en leven. En voor de kennis daarvan hebben mannen als Barends en Ds. Plancius veel gedaan, zoodat met recht hun namen aan nieuwe straten te Amsterdam zijn gegeven.

Toch hebben onze vaderen nog een hooger roem ingeoogst. Zij stelden, ook al waren zij zondige menschen en hadden ze veel gebreken, steeds hun hoop op God, en „dreven op Gods genade" zooals zij het noemden. Zij wisten dat het buiten God niet ging, en dat de zege in hun strijd en de voorspoed iu him bedrijf, kwam van Hem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's