GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Practicisme.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Practicisme.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIV. (Slot).

Bij alle lof en waardeering, die ook onzerzijds gaarne aan de beweging, die ziekenverpleging bevorderde, wordt toegekend, valt alzoo toch niet te loochenen, dat ze evenals de Zondagsschoolbeweging en de Zendingsactie een buiten-kerkelijken oorsprong had, met geen belijdenis rekende, in den wil schier uitsluitend haar kracht zocht, het buitengewone boven het gewone koos, en, voor zoover ze een Christelijk stempel droeg, geheel viel onder de theorie der dusgenaamde „Christian Works.”

Het is alzoo op die theorie van de „Christian Works, " dat we, na achtereenvolgens de drie Z's, gelijk wc ze noemden, de Zending, de Zondagsschool en de Ziekenverpleging, aan critiek te hebben onderworpen, tot het opmaken van ons oordeel moeten terugkeeren.

En dan is het duidelijk, dat deze theorie niets anders was, dan een eenzijdige reactie tegen het Tntellectnalisme en het Mysticisme.

Het InteUecttialisme had eenzijdig den nadruk gelegd op de leerstellige waarheid, door overdrijving ingang geschonken en het besef en aan de voorstelling, alsof aan de hoorder der wet voor God rechtvaardig was. En daartegenover hield het Practicisme met Paulus staande, dat niet de hoorder, maar de doener der wet Gode welbehagelijk is.

En evenzoo, het Mysticisme had wel tegenover de kille orthodoxie van het Intellectualisme de rechten van het gemoedsleven op den voorgrond geschoven, maar ora op zijn beurt, even eenzijdig, ten slotte in het gemoed de bron der waarheid te zoeken en in de sensatie van het gevoel het wezen der Christelijke religie te stellen. En daartegenover had het Practicisme uit de mijmering en de gevoelsge waar wording opgeroepen, om het gevoel slechts als de beweegkracht tot daden te eeren, en op het „doen van-de waarheid" in plaats van op het belijden en voelen van de waarheid aangedrongen.

Van de drie symbolen aan 's menschen wezen ontleend, het Iioofd, het hart en de hand had het Intellectualisme voor het hoofd, het Mysticisme voor het hart, en het Practicisme op zijn beurt voor de handgekozen.

Zocht het Intellectualisme zijn kracht in het denken, en het Mysticisme in h.Q.tgevoel, het Practicisme vond in den zf? '/zijn sterkte.

Men wilde het doen, het durven, het aanpakken, op den voorgrond stellen, en de Christelijke religie uit haar inzinking opbeuren door betoon van veerkracht, moed en toewijding.

Op zichzelf nu zou dit uitnemende vrucht hebben gedragen, mits het daarbij uitsluitend als reactie en als aanvulling ware opgetreden van hetgeen in de beide andere richtingen ontbrak.

Had het Practicisme zijn plaats, naast en in verband met die beide andere richtingen, pogen in te nemen, doch zóó, dat het ook het betrekkelijk recht dier beide andere richtingen waardeerde, dan had het ons een niet te miskennen zegen gebracht.

Het Christendom kan geen der drie missen : noch de belijdenis der waarheid, noch de innigheid van het gemoedsleven, noch de in daden uitgaande activiteit.

Elk dier drie zijn van het wezen van het Christendom onafscheidelijk. Ze vormen saam het heilig snoer, dat de Christelijke religie sieren moet. Eerst in de volkomen harmonie dier drie vindt het Christelijk leven zijn zuivere ontplooiïng.

Maar op dit standpunt plaatste de theorie der „Christian works" zich niet. Integendeel, ze eischte voor het „Christelijk doen" alle geestelijke kracht op, verhief zichzelve tot het eenig prijslijke, en zag van haar ingebeelde hoogheid steeds laatdunkender neer op den ijver voor zuiverheid in belijdenis en op de roerselen der mystiek. IJver voor de belijdenis werd in haar oog almeer belustheid op splinterige haarkloverijen ; prijsstelling op het bevindelijke leven onderschatte ze als zichzelf behagende, en daarom onnutte, zoo niet schadelijke gevoelsliefhebberij.

Hiertoe kwam het Practicisme wel niet op eens, maar de eenzijdigheid, die het kenmerkte, dreef toch het steeds meer in die alle evenwicht verbrekende richting, en 'en slotte werd die onderschatting van belijdenis en gevoelsleven systeem.

Reeds in ons land is het hiermede ver gekomen, maar vooral in het buitenland is dit zelfs op fanatieke wijze gedreven.

Niet in dien zin, alsof men opzettelijk de stukken der belijdenis ontkennen of verwerpen zal. o. Neen, dat niet. Veeleer is "len van oordeel, dat in hoofdzaak de Christelijke belijdenis wel de ware zal zijn. En al evenmin, alsof men het innerlijke 'even van de ziel voor God voor overbodig zou verklaren. Verre van daar. Eer acht men, dat het van zelf spreekt, dat de Christen ook de intieme gemeenschap met zijn God moet kennen.

Alleen maar, bij die vage, oppervlakkige erkenning blijft het, en voorts bekreunt men zich hoegenaamd niet, noch om de belijdenis, noch om de zielsbevinding. Voor ich zelf rekent men er niet mede, en men kan het in anderen niet zetten, zoo ze er nadruk op leggen.

Bij een man, bij een vrouw, die voor „Christian Works" ijveren, ziet men alle fwijking van de belijdenis en alle gemis aan teederder religieus leven door.de vingers; maar noch de zuiverste belijdenis, noch het diepste bevindingsleven heeft in het oog dier Practicisten ook maar de minste waarde, zoo er de „Christian Works" niet bij komen.

Die „Christelijke werkzaamheden, " en zij alleen, zijn maatstaf ter beoordeeling, of iemand waarlijk een Christen is.

Echt, wezenlijk Christen, is dus vanzelf een ieder die voor de Zending, voor de Zondagsschool of voor de Ziekenverpleging ijvert. Aan diens Christen-zijn te twijfelen, ware stuitende ongerijmdheid.

Daarentegen, wie dezen weg niet op wil, of zelfs zich er tegenstelt, heet een naam-Christen, hoe vurig hij ook aan zijn belijdenis hangt, en hoe warm ook de mystiek zij van zijn hart.

Daarom zijn hem de kerkelijke onderscheidingen eigenlijk een hinder, een noodlottig overblijfsel van vroegere verkeerdheden, iets dat liefst weg moest, en dat men niet dulden kan.

Het „confessioneele" is de kanker, die knaagt aan den boom van het kerkelijk leven. Mannen en vrouwen van allerlei belijdenis moesten zich voor de practijk van het Christelijk leven bijeenvoegen, en, ter vermijding van dispuut, nooit een woord over hun belijdenisverschil spreken.

Het iets doen, het iets verrichten, het iets stichten, iets tot stand brengen, is het eigenlijke waarop het aankomt. Het Christendom bestaat immers niet in woorden, maar in kracht, en kracht dat is immers die soort kracht, die zij betoonen, die zij oefenen, die zij in werking zetten.

En daar nu in dit krachtsbetoon het „Christelijk karakter" moet uitkomen, volgt er vanzelf uit, dat dat doen, dat verrichten, dat tot stUTid brengen, niet kon bestaan in iets dat niet-Christenen ook deden, en dus wel gezocht ; /? Ö^J^ worden in iets dat specifiek Christelijk was. En zoo kwam men vanzelf tot het buitengewone, tot hetgeen buitenshuis te doen was, tot wat extra heet te zijn, en in het oog liep.

Nu weet men, hoe gul en grif wij toegaven, dat beide èn het Intellectualisme èn het Mysticisme door soortgelijke eenzijdigheid, zulk een reactie in de practij'k des Christendoms noodzakelijk hebben gemaakt. En ook, hoe we zonder voorbehoud toestemmen, dat dit drijven van „Christelijke werkzaamheden" tot een actie heeft geleid, die veel tot stand bracht, dat anders stellig ongedaan ware gebleven, en toch broodnoodig was. De Catechisatie schoot te kort, en de Zondagsschool heeft haar aangevuld. De Heidensche en Mohamedaansche landen lagen onbearbeid, en de Zending deed er een licht der hope opgaan. En zoo ook de kranken bleven onverzorgd liggen, en de Ziekenverpleging heeft menig lijden verzacht.

Maar om dit goede mag ook hier voor de schaduwzijde het oog niet worden gesloten. Een schaduwzijde, die vooral in drieërlei uitkwam.

Ten eerste hierin, dat dit Practicisme, door zijn eenzijdig drijven, het ongeloof en den afval in de hand heeft gewerkt.

De onverschilligheid voor de belijdenis heeft ongemerkt vanzelf geleid tot onverschilligheid voor de vernietigende critiek, die op de Heilige Schrift werd toegepast. Als er tegenover elkander t'fjzQ predikers stonden, waarvan de één aan de Heilige Schrift onveranderlijk vasthield, en de ander eigenlijk heel de vastigheid der Heilige Schrift prijs gaf, gaf men toch aan den laatsten, mits hij voor Zending enz. ijverde, verre de voorkeur. In Japan hebben de „Christen-zendelingen" zich met de zendelingen van het Modernisme verbroederd, en tegen de missionaire predikanten, die aan de belijdenis vasthielden, partij gekozen. En met name de Ziekenverpleging, in verband met allerlei zorg voor ongelukkigen, leidde ongemerkt tot saamwerking ook met hen, die buiten alle geloof stonden, niet op maatschappelijk terrein, wat naar recht ware geweest, maar ook onder Christelijke vlag.

En dit kon niet anders. Ten principale is hetgeen geloovigen van ongeloovigen afscheidt, toch altoos weer de belijdenis der waarheid. Heeft men zich nu eenmaal gewend, om de belijdenis der waarheid als iets bijkomstigs te beschouwen, en in afwijking van de belijdenis niet zooveel kwaad te zien, waar is dan de grens.' Die grens ligt dan niet meer in de Heilige Schrift, ze ligt niet meer in de belijdenis, ze kan dan alleen in Jezus liggen; maar welke Jezus is dan bedoeld.' Eerst zei men dan nog: „De Christus naar de Schriften, " maar toen men „de Schriften" losliet, gaf ook dit geen uitsluitsel meer. Zoo verschoof men van den Christus der Schriften naar den Jezus van de Evangeliën, en daar nu ook de Modernen met den Rabbi van Nazareth dwepen bleven, sprak het van zelf, dat men ten slotte vriend en vijand niet meer herkennen kon.

De tweede schaduwzijde ligt in de neiging van het Practicisme, om van het geloof op de werken terug te gaan, en daarmee het fundament van het Protestantisme te ondermijnen.

Dit kan men iemand niet voorrekenen, want zijn tegenvraag is altoos, of wij dan een geloof willen zonder de werken, en of dan ook zij niet gelooven.' Toch heeft de apostel dit geschilpunt te klaar en te over­ tuigend uiteengezet, om er hier nogmaals op in te gaan, Alles komt hier neer op de neiging der ziel en op de vraag, waarop het zwaartepunt valt, wat bezielt en wat aandrijft. En zoo verstaan, is er geen de minste twijfel, of de iverken overrompelen in de kringen van het Practicisme weer het geloof. Om rechtvaardigmaking bekreunt men zich niet m.eer, indien men maar toonen kan, dat men opgaat in allerlei Christelijke bezigheden, en in Christelijke werkzaamheden voor niemand onderdoet.

En de derde schaduwzijde is, dat het geloof zich krank en eenzijdig op het specifiek dusgenaanid „Christelijke" richt, en wordt afgetrokken van het gewone menschelijk leven.

Godzaligheid moet in het karakter, in de neigingen, in het persoonlijk, in het huislijk, in het maatschappelijk, in het burgerlijk leven uitkomen, als hoogere zin, fijnere levensopvatting, eerlijker handel en wandel, zorgvuldiger besteding van kracht en tijd, als dieper plichtbesef, als teederder gevoel van verantwoordelijkheid, als gereeder gezindheid om nederig, ootmoedig, duldend en verdragend te zijn, en voorts moet daar dan het specifieke van Zondagsschool, Zending enz. bijkomen.

Het Practicisme daarentegen stemt dat alles wel toe, en wil dat ook wel, maar leidt toch eenzijdig alle voorhanden kracht schier uitsluitend naar dat specifiek-Christelijke af

Een jongedochter, die stil voor God in haar huiselijke plichten leeft, en daarin opgaat, is eigenlijk nog maar een burgerlijk goed kind. Om wezenlijk een Christenmeisje zich te betoonen, moet ze desnoods van dat huislijke wat schieten laten, en vooral zich toewijden aan wat men eenzijdig noemt: „Christelijke werkzaamheden”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Practicisme.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's