GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Provinciale Diaconale Conterentie der Geref. Kerken in Zuid-Holland,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Provinciale Diaconale Conterentie der Geref. Kerken in Zuid-Holland,

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

gehouden te Rotterdam, op 20 Juni 1901.

De heer Ter Weeme merkt op, dat het de bedoeling is, dat, waar ieder lid de stellingen door Ds. Van den Brink ontwikkeld, in zijn bezit heeft, deze even onder de oogen worden gezien.

De voorzitter leest daartoe de volgende stellingen voor en brengt ze, voor zoover de tijd toelaat, achtereenvolgens in bespreking.

I. Voor meerdere ontwikkeling van ons Diaconaat is allereerst noodig bestudeering van de beginselen, waarvan naar Gods Woord de dienst der barmhartigheid moet uitgaan, en van de lijnen, waar langs de uitoefening van dit ambt zich moet bewegen.

II. Er bestaat dringende behoefte aan een Handboek voor de Diaconale vakken der Theologie.

III. Een deel der Diaconale samenkomsten naai Art. 40 D. K. O. dient geregeld gewijd te zijn aan de bespreking der theorie van het Diaconaat, waarbij de tegenwoordigheid van de Dienaren des Woords vereischt is.

IV .Door de bediening des Woords moet de gemeente worden onderwezen in en opgewekt tot barmhartigheid, terwijl de Catechisatie en de Jongelingsvereeniging zich ook hebben te richten op 'taankweeken en opleiden van Diakenen.

V. De Diaconale taak omvat drieërlei: i. het voorkomen van armoede en lijden; 2. het lenigen van armoede en verzachten van lijden; en 3. het verschaffen van de hiertoe vereischte middelen. (Encyclopaedie der H. Godgeleerdheid door Dr. A. Kuyper, dl. III, pag. 537).

VI. Ter voorkoming moet geestelijk gearbeid door de verwaarloozing van het gezinsleven tegen te gaan; en stoffelijk door tijdelijken finantieëlen steun; 't, verleenen van medische hulp of versterkende levensmiddelen; 't aansturen op een rechtmatig loon voor den arbeid, verzorging van invalide werklieden, pensioenregehng, verzekering tegen ongevallen, enz. ^

VII. Zonder de natuurlijke verzorgers te verdringen en in nauw verband met de betooning der barmhartigheid naar het ambt der geloovigen, moet de Diaconie aan armen, weezen, ouden, kranken en ellendigen in Christus' Naam de barmhartigheid des Heeren bewijzen in onderscheiding van alle Christelijke en algemeen menschelijke philantropie.

VIII. Diaconale zaken van particulieren of generalen aard, die op den Kerkeraad niet kunnen worden afgedaan, moeten gebracht worden op de meerdere vergaderingen onzer Kerken.

IX. Door geregeld huisbezoek bij alie leden der gemeente, inzonderheid bij wie welvaren van den Heere verkregen hebben, dient door de Diakenen de kunst van _het geven te worden aangekweekt.

Stelling I. De heer Ter Weeme vraagt of er nog iets te verwachten is van de opdracht, door de Synode van Dordrecht 1893 in deze aan een drietal predikanten gegeven en die op de Synode te Groningen, dus in 1899, nog nog niet gereed waren.

De heer Wirtz vraagt in aansluiting met den eersten vrager, of wij zoolang ons zelf niet kunnen helpen.

Ds. Landwehr vraagt verlof, ook de tweede stelling reeds te mogen bespreken en stelt dan de wenschelijkheid in het licht, benevens het bedoelde handboek, voor Predikanten geschikt, ook eene practische handleiding voor Diakenen te vragen.

De Referent antwoordt, dat het bedoelde mandaat op de Synode te Groningen niet is verlengd, dat zulk een arbeid niet op den weg der kerken ligt maar op den weg der Gereformeerde theologie, dat de bestudeering der beginselen van de Academie moet uitgaan en voorts doorgaan tot de predikanten, ouderlingen en diakenen en daarna ook tot de gemeente; dat wij tot zoolang zelf niets kunnen doen. Het handboek moet er eerst zijn. De Referent heeft geen bezwaar tegen de bijvoeging, door Ds. Landwehr voorgesteld. Maar hij meende bescheiden te moeten wezen en te beginnen met het begin. Hij gelooft bepaald dat het gewenscht is, dat van deze conferentie stappen uitgaan.

De Voorzitter vraagt of zoo iets ligt op den weg van deze Conferentie, dan of meerdere Diaconieën zulk een verzoek hebben te richten tot de Hoogescholen.

De heer Wirtz meent, dat er moet v/orden overgegaan tot een dringend verzoek aan beide Faculteiten, dat er kome een handboek voor de Diaconale vakken der Theologie. Dan is de stoot tot eene beweging onder meerdere Diaconieën gegeven.

Ds. Van den Brink stelt de volgende motie voor, die bij acclamatie wordt aangenomen:

De Provinciale Dlkconale Conferentie der Gereformeerde Kerken in Zuid-Holland, vergaderd te Rotterdam, op 20 Juni 1901, overwegende dat er, tot meerdere ontwikkeling van het Diaconaat, dringend behoefte bestaat aan een handboek voor de Diaconale vakken der Theologie en eene handleiding voor Diakenen, besluit, deze behoefte kenbaar te maken aan het College van Hoogleeraren der Theologische Faculteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam en die van de Theologische School te Kampen.

De heer Wirtz constateert, dat de uitvoering aan dit Moderamen is opgedragen.

Stelling III. Ds. Sillevis Smitt juicht de bedoeling van den referent toe, maar vreest, dat een beroep op art. 40 op den verkeerden weg zou leiden. Dit artikel geldt voor zaken.

De heer Dekker (van Hazerswoude) vraagt, hoe de inleider zich zulk eene vergadering denkt, als cursus, catechisatie of opleidingsschool.

De heer Ter Weeme verklaart, dat de diaconie van Rotterdam B heeft getracht, op deze wijze te werken. Maar in de practijk kon zij niemand der predikanten hiertoe bewegen. Men heeft toen getracht de ouderlingen hiertoe te vinden, doch ook zonder eenig gevolg.

Ds. Landwehr vraagt, of bedoeld wordt een deel van iedere samenkomst of een deel van het aantal samenkomsten.

De Referent antwoordt, dat hij eene ruimere opvatting van het woord „zaken" heeft. Hij noemt het ook eene zaak, eene gewichtige zaak, als de diakenen, in den geest als bedoeld, met elkander spreken. Hij zou een aantal afzonderlijke samenkomsten niet durven aanraden, maar acht het wel mogelijk, dat men in iedere vergadering wel tijd vinden kan, want hij gelooft, dat men veel tijd verpraat.

Stelling IV. De heer Grootveld vraagt toelichting van het tweede gedeelte.

De Referent had willen voorschrijven een afzonderlijken cursus voor diakenen, maar dacht, dat de conferentie dit middel te radikaal zou vinden. De bedoehng van de stelling is, dat de dienaar des Woords moet leven onder den levendigen indruk, dat onder deze jongeheden ook toekomstige diakenen zitten. En wat de jongelingsvereenigingen betreft, zij leggen zich meer en meer toe op het practisch leven. Daar worden allerlei onderwerpen behandeld, beginselen rakende het huisgezin, den Staat en ook de kerk. De jongelingsvereeniging denkeer aan, dat er onder hare leden ook toekomstige diakenen zijn. Wat hij niet in de stelling, maar wel in het referaat gezegd heeft: er is behoefte aan Hinke degelijke leiding.

Ds. Landwehr stelt eene wijziging van het laatste gedeelte der stelling voor.

Na eenige bespreking kan de referent zich in de volgende wijziging vinden:

„Terwijl de catechisatie en de jongelingsver eeniging zich ook hebben te richten op 't lavi kweeken en ontwikkelen der gaven VCÜ: hei, diakenambt."

Op eene vraag van den heer Boodes (van 's-Gravenhage) antwoordt de referent nog, dat de jongelingsvereeniging werkt naar wenken, schema's, die door deskundigen worden gemaakt. Welnu, die schema's worden ook bewerkt over dit onderwerp.

Ds. Sillevis Smitt vraagt, om des tijds wille, te mogen vooruitloopen op stelling VI. De referent heeft gezegd, dat hij zich niet zal uitlaten over de vraag of de diakonie ook eene roeping heeft, in te werken op de Overheid. Dit vereischt voor spreker wel eenige toelichting. Want naar het hem voorkomt, is het gebrek in de ontwikkeling van het diakonaat in niet geringe mate toe te schrijven aan de gebreken, die de sociale wetgeving aankleven. Spreker houdt voorts een warm pleidooi vóór die roeping.

De Referent betuigt hiermede zijne instemming, maar meende, dat eene behandeUng van dit onderwerp hem en de Conferentie te ver zou voeren. Het vereischt een afzonderlijk referaat. Spreker veroorlooft zich daarom de vrijheid, de Conferentie voor te stellen een volgend referaat aan deze vraag te wijden en dan wel te houden door Ds. Sillevis Smitt.

Op de vraag van den Voorzitter verklaart Ds. Sillevis, een dergelijk aanzoek in overweging te willen nemen.

Stelling V. De heeren Ter Weeme en Zwart meenen, dat deze stelling niet voor bespreking vatbaar is. Ze wordt ten volle beaamd, maar ze is in de practijk onuitvoerbaar. Er is geen geld of men zou er om langs de straat moeten gaan.

Het verheugt Ds. Landwehr, dat deze stelling zoo ten volle beaamd wordt, maar hij heeft ook in diaconieën de stelling wel gehoord: Armoede voorkomen doen wij niet.

De heer Meesters sluit zich hierbij aan. Hij heeft de stelling wel gehoord: Wij ondersteunen wel, maar wij onderhouden niet.

De heer Dekker heeft bezwaar tegen den aanhef van Stelling VI, dat ter voorkoming geestelijk gearbeid moet worden. Is hier geen verflauwing der grenzen?

De Referent antwoordt, dat de gansche vergadering wel vatten zal, dat hier de moeielijkheden aankomen. Hij zou willen voorstellen, dat men de volgende stellingen niet meer late beslissen. Ook spreker heeft zich hier beroepen op de Encyclopaedie van Dr. Kuyper. Het zou hem spijten, indien er één broeder in het oor knoopte, wat de heer Ter Weeme heeft gezegd. Wat waar is, kan uitgevoerd worden, het is het ideaal waarnaar gegrepen moet worden. Spreker gevoelt wel de bezwaren, maar wij mogen ze niet uit den weg gaan; wij laten het ideaal nooit los. Wat met voorkomen bedoeld is, vindt zijn

antwoord in de zesde stelling. Daar moet door diakenen de nadruk op worden gelegd: voorkomen beter dan genezen. Niet alleen stoffelijk, maar ook geestelijk arbeiden. Spreker wil di uitbreiden over allen arbeid der diakonie. Het draagt allereerst een geestelijk karakter. Het is een arbeiden in den Naam van onzen barmhartigen Hoogepriester. Als Hij ons opzoekt, begint Hij met ons geestelijk te genezen. Dat moet ook de weg van het diaconaat zijn. De diakenen moeten evenals de ouderlingen huisbezoek doen bij de leden der gemeente. Spreker gelooft niet, dat de diaken daarmede gaat in het ambt van den dienaar of ouderling. Acht hij het noodig, dat er ook een opziener komt, dan geve hij den ouderling kennis.

De heeren Zwart en Ter Weeme repliceeren en worden door den Referent nog beantwoord. Na nog een korte bespreking over de negende stelling wordt de morgenvergadering beëindigd.

De Voorzitter vraagt uit naam der conferentie aan Ds. Van den Brink, of Z.Ew. dit referaat voor den druk wil afstaan. Deze wil hierover met de regelingscommissie nader spreken.

De Voorzitter deelt mede, dat de onkosten per - vertegenwoordigende dijoonie bedragen / I.2S en schorst de vergadering tot twee uur. (Pmize),

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1901

De Heraut | 2 Pagina's

Provinciale Diaconale Conterentie der Geref. Kerken in Zuid-Holland,

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1901

De Heraut | 2 Pagina's