GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Afrikaanschen vernederd. Duitschland in den Z.oorlog door Engeland

Het is opmerkelijk, dat de Engelschen in Zuid-Afrika niets meer ontzien. Wel een bewijs, dat zij na een oorlog van bijna twee jaren nog niet daar gekomen zijn, wat zij hadden willen bereiken. Eerst hebben de Engelsche legeraanvoerders de Duitsche zendelingen en hunne stations althans ontzien, al werden de arbeiders • verdacht van sympathie te gevoelen voor de Boeren. Maar dit is anders geworden. In Duitsche bladen moest daarom de vraag gedaan worden, nadat het Duitsche Evangelische Zendingstation Botschabelo door de Engelschen verwoest was, wat het ministerie van buitenlandsche zaken tot bescherming van Duitsche onderdanen, Duitschen eigendom en Duitschen arbeid tot beschaving, dacht te doen. Hierop is geen antwoord gegeven. Inmiddels is door een aanzienlijken Duitscher in Middelburg, die tot hiertoe Engelschgezind was, een bericht gezonden, dat de eerste mededeelingen omtrent dé geweldenarijen der Engelschen nog in de schaduw stelt. De Reichsbote, een bekend antirevolutionair orgaan, schrijft hierover: „Men moet weten dat Botschabelo ongeveer 21 uren van Middelburg verwijderd is, en in het zelfde rivierdal ligt. Het is het hoofdstation van de Synode Zuid-Transvaal, de woonplaats van den superintendent dier synode en de zetel van een seminarium voor geheel Transvaal, dat vóór het uitbreken van den oorlog sterk toenam. Er arbeiden daar vier zendelingen, |twee aan het seminarium, en drie zorgen te gelijk voor de Duitsche gemeente in Middelburg. De zendelingen hielden het voor plicht om zich geheel neutraal te houden, en de Duitsche vlag, die van hunne huizen woei, werd evenzeer door de vroegere militaire bevelhebbers der Engelschen als door de Boeren geëerbiedigd. Engelsche officieren gingen in het Zendingshuis uit en in, en met name was een Majoor uit Canada dikwijls de gewenschte gast bij de zendelingen. Nadat er te Middelburg een andere Engelsche militaire bevelhebber gekomen was, zijn plotseling in den nacht de drie aanwezige zendelingen en twee andere aldaar wonende Duitschers van hunne bedden gelicht en naar Middelburg gevoerd, om aldaar in een gevangenis gesloten te worden, en dit zonder dat daartoe de minste aanleiding gegeven werd. Tot ontbijt werd hun koffie in een vuilen blikken emmer voorgezet, en vervolgens werden zij ook op elke manier onwaardig behandeld. Eerst nadat een zaakgelastigde van den Duitschen consul te Pretoria zich met de zaak bemoeid had. en nadat door Middelburgsche burgers een borgstelling van 10, 000 pond sterling (/ 120, 000) gesteld was, werden zij uit de gevangenis ontslagen. Ook werd na lange onderhandelingen toegestaan om de onder 3000 zwarten achtergebleven vrouwen en kinderen van Botschabelo af te halen. Toen dezen de noodzakelijkste dingen bijeen pakten, vielen de Engelsche soldaten die den Duitschen tot begeleiding werden mede gegeven, op de kasten en kisten aan, sloegen ze stuk en gingen onder de oogen van hunne officieren aan het plande ren. Den zwarten, die als huisbewaarders waren aangesteld, zette men het geweer op de borst, zoodat zij de plundering niet konden verhinderen. Ook de kerk is geheel uitgeplunderd, en juist op die plaats hebben de Engelsche soldaten het schandelijkst huisgehouden, en laagheden begaan, die de briefschrijver slechts aanduidt. Wat niettegenstaande dit alles nog veilig te Middelburg gekomen is, was toen niet bekend. Dit alles is officieel aan den vertegen woordiger van het Duitsche volk medegedeeld — wat is inmiddels tot bescherming van de zendelingen gedaan? Wij erhalen deze ernstige vraag."

Aldus schrijft de Reichsbote. Een Duitscher, voegde er bij: „Waar blijft de Duitsche consul ? Waar de Rijkskanselier ? Moeten wij Duitschers ons alle onbeschaamde verkrachting van het volkenrecht door de Engelschen geduldig laten welgevallen ? "

Er zijn Duitschers die er voor uitkomen, dat zij achter de tooneelschermen der hooge politiek niet kunnen zien. Wat het volk ziet, gelijkt, op de vernedering van Duitschland door Engeland; men bukt voor Engeland, alsof het ons in een grooten oorlog overwonnen had. Sedert de groote wapenfeiten van 1S70 heeft zich Duitschland nooit zoo voor een vreemd volk vernederd, als tegenwoordig voor de Britten."

Men ziet hieruit, hoe men, bedekt, ook in Christelijke kringen critiek uitoefent op de handelingen van den Duitschen keizer die rnet zijn oom den Koning van Engeland op goeden voet blijven wil. Overigens ziet men hier, hoe de zonde ook de regeering op een hellend vlak kan plaatsen. Het uitlokken van den oorlog is een onrechtvaardigheid geweest, maar men dacht de Boeren na eenigen strijd te kunnen overwinnen. Na bijna twee jaren worstelen heeft men zijn doel nog niet bereikt. De Engelsche regeering ziet nu in, dat, zoolang geheel Transvaal en de Oranje Vrijstaat niet in een. woestenij herschapen is, waar geen mensch noch dier voedsel vinden kan, de Boeren de wapenen niet zullen neerleggen. Daarom wordt alles verwoest, wordt het vee afgemaakt, de vruchtboomen omvergekapt en worden de woningen in de asch gelegd en de niet strijdende bevolking naar concentratie-kampen overgebracht, om daar voor een groot deel ellendig om te komen. Voorwaar! alle kwaad dat uit de geldgierigheid kan voortspruiten, wordt wel over Zuid-Afrika gebracht. Blijve het gebed van de geloovigen voor onze zwaar beproefde broeders opgaan tot .den Heere der Heirscharen!

Engeland. Het 3de oecumenisch concilie der Methodisten te Londen.

In Gereformeerde kringen heeft het woord Methodisme, vooral in den laatsten tijd, een minder goeden klank gekregen. En het is niet te ontkennen, dat men o. a. de reformatie der kerk dikwerf heeft tegengestaan met redenen, die aan het Methodisme ontleend werden. Zoo hoerde men wel de bewering, dat het er toch maar op aan komt, om zielen te redden van het eeuwig verderf; dat de predikanten, die de waarheid verkondigen, dit het best kunnen doen in de Hervormde kerk, en dat het daarom maar 't best is, om in die Hervormde kerk te blijven. Het redden van zielen staat op den voorgrond, en omdat men denkt de meeste menschen te kunnen bereiken wanneer men onder de Synodale organisatie blijft, daarom zal men maar geen pogingen doen om tot een kerkstaat te geraken, die meer in overeenstemming is met het Woord van God

Omdat evenwel bij de Methodisten de hoofdvraag voor een mensch die aanvankelijk ontwaakt is uit den doodslaap der zonde: Hoe sta ik persoonlijk tegenover God? Zal ik op den dag des gerichts voor den heiligen God kunnen bestaan — op den voorgrond treedt, is het niet te verwonderen, dat het zijn aanhangers bij miljoenen is gaan tellen, zoodat bij den aanvang van de 20ste eeuw de Methodistische kerken 30 miljoen zielen in zich vereenigen.

Met het oog ook op die uitbreiding, komt het ons niet ondienstig voor, het een en ander mede te deelen omtrent het Oecumenisch congres, dat in de maand September te Londen vergaderd is geweest, waarop alle Methodistische kerken van de geheele wereld vertegenwoordigd waren. Om de tien jaren worden die congressen gehouden.

Twintig jaar geleden had de eerste samenkomst te Londen plaats. De tweede kwam in 1891 te Washington in Noord Amerika samen.

Het thans gehouden congres duurde een paar weken en werd den lyden September gesloten. Er waren ongeveer dertig miljoen zielen van alle werelddeelen vertegenwoordigd. Daarom was het noodig, het te verdeelen in een oostersche en een westersche sectie.

Tot de eerste behoorden de vertegenwoordigers van de Wesleyaansche Methodisten, van de ISlew-Connection, van de Primitives en nog enkele andere in Engeland. Of de Calvinistische Methodistische kerk van Wales vertegenwoordigd was, konden wij uit de verslagen die wij in verschillende bladen lazen, niet opmaken. Daarbij omvatte de eerste sectie alle Methodistische kerken van Europa, Azië, AustraUë en Afrika.

Tot de tweede, de Westersche sectie, behoorden de kerken van Amerika, waartoe in de eerste plaats de Methodist Episcopal Church van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika geteld moet worden.

Het congres werd geopend met een preek van bisschop Galloway, van de Methodist Episcopal Church, South, van Amerika. Hij legde den nadruk op de behoefte aan persoonlijke ervaring van verlossing, als de hoofdzaak van den godsdienst. Hij stelde op den voorgrond Wesley's gezegde: „Ik zoek het teeken van mijn eenheid, met wien ook, nooit in eenige geloofsovertuiging. Ik heb mijn meening en laat anderen de hunne. Wat ik wil is een vroom leven. Wie dat hebben, zijn mijn broeder en zuster en moeder."

Toch heeft de bisschop ingezien, dat, wanneer deze stelling werd doorgetrokken, men de mannen van het ongeloof in het gevlij komen zou, die immers ook steeds er op wijzen, dat de dogmatiek niets is, maar vrije vroomheid alles moet genoemd worden. Daarom liet hij in zijn rede ook deze woorden invloeien: „De taak van het Methodisme is bovenal om bijbelsche vroomheid in de wereld te verspreiden. Men moet persoonlijke ervaring bezitten van de verlossende kracht des Christendoms. Er kan niet genoeg liefde bestaan, maar evenmin mag verslappen het geloof in de grondwaarheden van het Evangelie." Deze herinnering was waarlijk niet te onpas.

Het is opmerkelijk — en daaruit is misschien het feit te verklaren, dat in den laatsten tijd het Methodisme zoozeer veld won — dat de verschillende takken der Methodisten neiging toonen om elkander te zoeken en zich te vereenigen. Reeds leven in Canada en in Australië alle Methodisten in één kerkverband zaraen. Men denkt in Engeland tot hetzelfde te zullen komen.

Ook is het op het 3 de oecumenisch concilie duidelijk gebleken, dat de Methodisten, al stellen zij de noodzakelijkheid van de individueele bekeering op den voorgrond, daarom nog wel voor andere dingen die de eere Gods of het heil van het volk betreffen, hart hebben. Zij hebben overal den strijd aangebonden tegen de noodlottige zucht tot het spel, tegen alcoholische dranken. Ook werd het openbaar, dat er in Methodistische kringen gestreden wordt tegen den geest, die de belijdenis aan de wereld gelijkvormig zoekt te maken, terwijl zij ook voortdurend waken, dat de jeugd in hunne beginselen wordt opgeleid. •

Eigenaardig is het antwoord, dat het concilie aan den aartsbisschop van Canterbury gaf op een schrijven van dien AngHcaanschen kerkvorst, waarbij hij de Methodisten uitnoodigde zich bij de Episcopaalsche kerk te voegen, van welke zij eenmaal waren uitgegaan. Daarin lezen wij het volgende:

„Uwe opwekking tot eene mogelijke vereeniging van de Methodisten met de Anglicaansche kerk, doet belangrijke en verreikende vraagstukken ontstaan. Van de vele millioenen Methodisten, die hier vertegenwoordigd zijn, wonen zes zevenden in de Vereenigde Staten van N.-Amerika, of in gedeelten van het Britsche Rijk, waar de wet geen Staatskerk kent. Onder het resteerende zevende deel is een aanzienlijke meerderheid, die geen afstand zou willen doen van de volslagen onafhankelijkheid, met Christus alleen als hoofd, welke het deel is der kerken, waartoe zij behooren. Het zal u niet ontgaan, van hoe grooten invloed dit feit is op het door u opgeworpen denkbeeld. Doch er is een grooter en meer blijvende moeilijkheid. Wij weten niet, dat er van eenige wettige macht in de Episcopaalsche kerk eene verklaring is uitgegaan, waaruit men zou kunnen afleiden, dat die kerk de geldigheid erkent van de bediening des Woords en der Sacramenten, die wij bezitten en liefhebben. En met het oog daarop zou elke instemming onzerzijds met een beweging die een samensmelting beoogt van onze kerken met de Anglicaansche kerk, een erkenning zijn van de ongeldigheid en minderwaardigheid onzer kerkorde, die onze overtuiging ons niet veroorlooft te doen."

Het komt ons voor, dat dit op Methodistisch standpunt flink geantwoord is, vooral nu in de laatste jaren in Episcopaalsche kringen de geldigheid van het ambt in den dienst van Christus wordt afhankelijk gesteld van de vraag, of men behoorlijk door een Episcopaalschen bisschop geordend — velen zullen zeggen gewijd — werd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 oktober 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 oktober 1901

De Heraut | 4 Pagina's