GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Doen rijzen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Doen rijzen.”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zie, Ik zal haar de gezondheid en de genezing doen rijzen, en zal henlieden genezen, en zal hun openbaren overvloed van vrede en waarheid. Jeremia, 33 : 6.

Er is in alle leven een ebbe en een vloed. Wateren die rijzen en wateren die dalen. Een opkomen en een naar beneden gaan. Een nabootsing van het levenslot in de zon die vroolijk aan de transen opgaat, als in den glans van een bruidegom, gelijk Psalm 19 het uitdrukt, en die, als de dag ten einde gaat, haar ommezwaai aan het firmament volbracht heeft, en bloedrood ondergaat.

Deze beeldrijke gedachte van het dalen en rijzen past de Heilige Schrift ook op het lot van Israël toe.

Die Sion gram waren zijn gevallen, jubelt de Psalmist in den 2osten psalm, maar wij zijn ^«^Ïzen en staande gebleven. Babel, zoo zingt de profeet, zal zinken en niet weder opkomen. Jeremia klaagt in den aanhef van zijn Klaagliederen van Jerusalem, dat wonderbaarlijk omlaag is gedaald. En tegenover die klacht van zijn knecht, stelt God de Heere de machtige belofte: k zal haar gezondheid, haar welstand door mijn aarheid doen rijzen.

Zoo herhaalt zich in de historie slechts, wat n het rijzen en dalen van de golven der zee ich in de diepte, en in het opkomen en onderaan van de zon op het blauw des hemels, agelijks voor onze oogen afspeelt.

De bergen van graniet staan vast, en toonen oor het oog althans geen verandering. En ook de bodem onder onzen voet blijft staan, gelijk hij voor eeuwen stond. Maar de wateren, die van de bergen afvloeien en de stranden bespoe len, zijn het beeld van het woelige, op en neer gaande leven. Zóó als de geweldige wateren ruischen, zoo ruischen ook de vloedgolven der natiën in den loop der historie. En zóó als aan den hemel het opgaan van het licht met het nederdalen der duisternis afwisselt, zoo gaat ook in het leven van mensch en volk de ééne maal de hooge glans op, en gaat een ander maal, na verbleeking, diezelfde glans in donkerheid en duisternis onder.

Van zulk een dalen en rijzen spreekt ook het leven van ons hart. Bovenal van dat ééne machtige dalen in den val van zonde, en nog aangrijpender van dat ééne machtige rijzen in de opwekking ten leven, als God ons door de opstanding van Christus doet oprijzen ten leven.

De zuurdeesem is het beeld, door Jezus zelf aan het natuurleven ontleend, om ons dat rijzen voor oogen te stellen.

Plat en vlak ligt eerst het deeg uit meel gekneed neder. Nu wordt in dat deeg een hand volle van het gezuurde deesem verborgen. En zie, wonderbaar gaat nu het deeg omhoog, en rijst. ^

Aldus, zegt de Heere, gaat het ook geestelijk toe. Het leven der menschheid, en het leven van uw eigen hart, Hgt eerst plat en vlak ingezonken neder. Nu wordt in dat leven van ons geslacht, en in dat leven van ons hart, de zuurdeesem van Christus' waarheid verborgen. En zie, als vanzelf, van binnen uit, ziet ge nu dat eerst gedaalde leven, dat leven zonder verheffing, omhoog gaan, en het woord der profetie wordt vervuld: Ik zal uw menschelijke existentie. Ik zal uw zielsbestaan doen rijzen.

En dan gaat het omhoog. Dan verheft het zich tot hooger en tot edeler aanzijn. Het is of een onmerkbare macht het optrekt, het opheft naar boven. Het rijst wonderbaar. En een existentie, als waarvan niemand droomen dorst, v/ordt zienderoog geboren.

Dit is de opstandingsgedachte, dit is het Paaschmysterie, dit is de Goddelijke gedachte van opwekking, van opstanding, van opheffing, van innerlijke verhooging.

Het is de hemelsche gedachte, waarin de almacht van onzen God, als we zoo zeggen mogen, zich zelve overtreft. Of zegt niet de apostel in den Etezerbrief, dat hierin openbaar wordt „de uitnemende grootheid van Gods kracht aan ons die gelooven, naar de werking der sterkte van zijn macht, die hij gewrocht heeft in Christus, toen Hij hem opwekte uit de dooden." (i : 19, 20).

Eenzelfde Goddelijke gedachte, en eenzelfde Goddelijke almachtigheid, én in de opstanding van Christus, én in de opheffing van den zondaar ten eeuwigen leven. Altoos het doen rijzen. De verrijzenis van Christus uit het graf, en de verrijzenis van den in dood en zonde geborene tot het leven der heerlijkheid.

Niet een verrijzenis om ons op te heffen, wantjniet wij rijzen zelven op; maar God doet ons rijzen. Wij zijn en blijven daarbij lijdelijk. De daad is Zijns, Zijns de vrucht des hoogen levens die ons toekomt. Stoffe niet tot zelfverheffing, maar tot nederigen dank, tot eeuwigen jubel, waarin nooit iets anders groot noch aanbiddelijk is, dan de ontferming Gods die ons verrijkt.

Maar die verrijzenis verrijkt wonderbaar. ons dan toch

We gevoelen en bespeuren het dan toch, 'tzij we letten op het verschil tusschen onzen vroegeren toestand, en ons herboren bestaan, 't zij we ons eigen geluk vergelijken met de geestelijke armoede van wie nog omlaag zijn gedaald.

En ook dit merkt ge telkens weer: wie gedaald is daalt dieper, en wie God rijzen deed, dien doet Hij nog'steeds rijzen.

Het is niet maar de daad van één oogenblik, maar een daad die doorgaat. Hij de Heere laat niet varen het werk zijner handen. Het gaat van genade tot genade. Altijd verder, altoos meer. Van heerlijkheid tot heerlijkheid. En wel verstaan, zal de groote schok, de groote stoot eerst komen als we onzen jongsten snik geven, en als we, alle zonden afgestorven, rijzen tot het eeuwige licht.

Alleen maar, ook hier is ebbe en vloed.

Telkens na de verheffing tot meerdere genade volgt inzinking, en het is eerst uit die inzinking, dat God ons dan weer rijzen doet tot hooger standpunt van genade, tot rijker zielsbevinding, tot overvloediger geestelijk krachtsbesef.

En daarom juist blijft de Opstanding van Christus ons toespreken, altoos weer ons oproepende tot de dingen die boven zijn, waar Christus is; en steeds weer gaat van die Opstanding van den Christus nieuwe kracht uit, om ons tot hooger bergvlakte op te leiden.

Daarom is het Christelijke armoede lijden, zoo ge bij uw oorspronkelijke bekeering staan blijft, en daarmede uw rijzen in de kracht des Heeren voltooid acht.

o, Gewisselijk, die oorspronkelijke bekeering is geheel eenig, die herhaalt zich niet, en zonder haar is er geen eeuwig leven.

Maar toch, die oorspronkelijke bekeering is en blijft slechts het uitgangspunt.

Ze is het verrijzen yan de zon uws levens boven de kimmen. Doch niet aan die kimmen moet de zon onzes levens hangen blijven. Ook die zon moet rijzen, altoos hooger rijzen, tot ze haar zenith in de volle middaghoogte bereikt heeft.

En dat nu is de worsteling van het Christelijk leven.

Eenerzijds de Christelijke voldaanheid, de orthodoxe zelfgenoegzaamheid, de gedachte: Wij zijn het volk, Jerusalem is ons!, en daarom staan blijven i/aar men stond, zonder hooger behoefte te kennen.

Maar ook, God zij dank, daartegenover ander zijds de nimmer insluimerende behoefte om steeds versche, nieuwe teugen te drinken uit de Fontein des Levens, steeds dieper in de mysteriën van het heil in te dringen, en steeds inniger en vuriger te dorsten naar den levenden God.

De maten meels moeten niet maar even oprijzen, om dan te blijven gelijk ze zijn. Neen, het zuurdeesem moet telkens hooger het deeg opheffen, en die opheffing kan en mag geen einde nemen, eer de drie maten meels geheel doorzuurd zijn.

En daarom ga telkens en telkens weer, en ooral na ons Paaschfeest, onder al wie Chrisus mint, met klem, met kracht de roepstem it van het excelsior.

Staande op den bergtop, dien we beklimmen ochten, zien we, vlak voor ons uit, weer een ooger top, die ons van verre wenkt. En daareen richten we onze schreden, des zeker, dat p dien nieuwen, dien hooger top, zich nóg rijker, óg ruimer, nóg heerlijker vergezicht aan ons og zal ontdekken, en dat onze ziel, daarvan enietend, op nog hooger tonen roemen zal e genade en de heerlijkheid onzes Gods.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 maart 1902

De Heraut | 4 Pagina's

„Doen rijzen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 maart 1902

De Heraut | 4 Pagina's