GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIJANDEN.

XII.

Toen de Portugeezen zonder een loods gevonden te hebben, weder naar hun schepen wilden terugkeeren, werden zij door een aantal gewapende mannen aangehouden, die hen vroegen mee naar den sultan te gaan.

De blanken, weinig goeds vermoedende, hadden veel lust te weigeren, doch dorsten dit niet en gingen met de mannen op weg naar het paleis of kasteel van den vorst, dat een heel eind ver lag. Onderweg echter spraken zij af wat te doen. Zij waren dicht bij de kust, waar de boot lag die hen gebracht had. Op een gegeven teeken van den aanvoerder, renden de Portugeezen plotseling weg, sprongen te water en zwommen naar hun boot. De Arabieren, daarop niet verdacht, stonden een oogenblik versteld en liepen toen met getrokken sabel de vreemdelingen achterna. Doch deze waren weldra in hun boot, waarin één man was achtergebleven, en voeren zoo snel mogelijk weg, blij er enkel met een nat pak te zijn afgekomen. De Arabieren raasden wel en dreigden, maar daar zij geen vuurwapens bij zich hadden, konden zij den Portugeezen geen leed doen.

Deze echter begrepen wel, dat het nu ernst werd en dat zijn bruine Majesteit het hier niet bij laten zou. Zoo besloot Vasco de Garaa dan, hoe eer hoe beter weg te zeilen. Want hij wist dat de Arabieren ook schepen hadden en mannen in overvloed. Daartegen nu was hij met enkele honderden Portugeezen en weinige schepen in geen geval bestand.

Men zorgde dus zoo spoedig mogelijk de gevaarlijke haven uit te komen. Doch nu ontstond er nieuwe, moeielijkheid. Er begon windstilte en de vloot was gedwongen in de gevaarlijke buurt van Mozambique te blijven. Voor anker gaan kon en wilde men niet. Men bleef zoowat rondzwerven en hield dag en nacht scherp wacht, wijl elk oogenblik de Arabieren konden opdagen.

Zoo werd het 22 Maart. Intusschen raakte de ingenomen watervoorraad op, en werd het dringend noodig versch in te nemen. Dit zou groot gevaar kunnen opleveren, maar de nood drong en zoo zond de Gama, dan twee hooien' goed bern? rd en wel gewapend en ïïiet de noodige vaten voorzien, naa.ï de kust. De manschap '"'.l iïi last, uit te zien naar zoet water, en zoo dra dat gevonden was, de tonnen te vullen en metterhaast terug te keeren. Ook had men geschenken meegenomen om de wilden, zoo men die vond, daarmee te paaien, voor het geval dat zij zich vijandig toonden.

Heel vroeg in den morgen voeren de Portugeezen naar land. Men vond een boschrijke streek, en de matrozen verspreidden zich een weinig van elkaar, om zoo mogelijk, water te vinden. AVeldra klonk het geluid van een trom pet. Dat was het afgesproken teeken, ten bewijze dat een water had gevonden en nu de anderen[riep.

Weldra bevonden allen zich bij een beek, die het woud doorsneed. Het water bleek goed te smaken, en eenige mannen haastten zich naar de booten om de tonnen te halen. Deze werden naar de beek gerold, gevuld, goed gesloten en dan weer scheep gebracht. Dit nam natuurlijk heel wat tijd in beslag.

Eensklaps hoorden de mannen die in he bosch waren een luid geschreeuw, dat van den zeekant kwam, gevolgd door 't geklank der trompet. Zij ijlden naar het strand, en wat zagen zij? Niet ver van hen was een troep Arabieren zichtbaar die nader kwam. De mannen in de boot waren achter de vaten gekropen, die in de boot waren terug gebracht. Later bleek, dat de matrozen zich zoo beveiUgden tegen de pijlen, die de Arabieren op hen afschoten.

Het trompetgeluid in den morgen, toen het water was ontdekt, had de Portugeezen aan hun vijanden verraden. En nu was goede raad duur. Men kon wel naar de booten vluchten en met allen spoed vluchten. Maar dan bleef het grootste deel van den watervoorraad achter, en dat ging niet.

Snel beraden, riep de aanvoerder den lieden in de booten toe een eind weg te roeien, maar niet ver, en als het tot strijd mocht komen op de Arabieren te vuren Deze laatsten echter, wachtten niet af, tot er een afspraak was gemaakt, maar renden op de Portugeezen aan, terwijl zij spiesen en dolken zwaaiden, en met hun bogen schoten. De Portugeezen gaven door teekeneu te kennen, dat zij geen kwaad bedoelden, maar dit hielp weinig. Zij trokken langzaam achteruit tot op het bosch. Daar gekomen, koos elk man zijn plaats achter een boom, en richtte 't geweer of het pistool — die wapenen waren toen zwaarder en grooter dan nu — op den vijand. Weldra tuimelden een paar vijanden gewond in het zand. Doch de aanvallers drongen al schreeuwend en scheldend vooruit. Enkele hadden geweren, doch waren blijkbaar in het mikken nog niet erva ren. Toch stond de kans voor de Portugeezen hachelijk, daar de Arabieren sterk in getal waren. Doch de mannen in de boot wisten raad.

Eensklaps klonk een zware slag. Het kleine scheepskanon in een der booten was afgeschoten. Een Arabier viel dood neer. De anderen sprongen verschrikt op zij, doch werden nu weer door het vuur uit het bosch begroet. Zoo kregen zij het van twee kanten te kwaad, en na een oogenblik sloegen de aanvallers in wilde verwarring op de vlucht.

EZELSWIJSHEID.

Koning Karel V van Frankrijk ging op een morgen de bosschen in bij zijn kasteel te Vincennes, om daar te gaan jagen.

Hij wat, nog niet ver gereden, toen hij een kolenbrander ontmoette, die een ezel dreef. De koning, die op dat oogenblik alleen was, hield den man even staande om hem naar den naasten weg te vragen, welke naar een hoogte leidde.

De man gaf antwoord, maar had blijkbaar zulk een haast, dat Karel vroeg of er iets bijzonders was, dat hem tot spoed aanzette.

„Niet anders, dan dat we zwaar weer krijgen, " was het antwoord.

„Hoe weet ge dat? De zon schijnt toch".

„Dat zegt mijn ezel mij: Als die de ooren telkens opsteekt en weer neerlegt, weet ik genoeg. En nu gegroet, edele heer!"

De koning lachte hartelijk, keek den man, die hem niet kende na, en reed toen kalrapjes voort.

Doch reeds na een kwartier betrok de lucht. Toen de koning op den heuvel was, regende het hard; hij kon zijn gevolg niet terugvinden. Zware buien kwamen opzetten en om kort te gaan, na een uur kwam de Vorst weer op zijn slot aan „tot zijn beenderen toe nat, " zoo als de Franschen zeggen. (Bij de Ne derlanders gaat het niet verder dan „tot op 't hemd.")

„Men kan zelfs van een ezel nog wijsheid leeren, sprak de Koning" ; l dat heb ik met scha ervaren.

CORRESPONDENITIE

M. F. J. te A. — P. spoedig mogelijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 april 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 april 1902

De Heraut | 4 Pagina's