GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een Conscientiekreet.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Conscientiekreet.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

De beweging, door den ouden hoogleeraar Dr. J. H. Gunning en andere broederen in de Hervormde Kerk op touw gezet, om tot reorganisatie der Kerk te komen, is op niets uitgeloopen.

De Synode der Ned. Herv. Kerk moge „om" zijn ; de meerderheid moge verplaatst zijn van links naar rechts; in stee van de heerschappij der modernen moge thans de coalitie van de ethischen en confessioneelen de macht in handen hebben; de geest, die dit hoogste besturende, wetgevende en rechtsprekende college beheerscht, is niet veranderd. Wat Dr. Hoedemaker eens profetisch uitriep : de Heere beware ons voor een orthodoxe Synode, bleek meer dan een oxymoron. De bittere klacht over de organisatie der Hervormde Kerk, waardoor de heerschappij van Christus onmogelijk werd gemaakt, werd met hooghartige laatdunkendheid ter zijde gelegd. Aan het heilige huisje der Synodale organisatie mocht niet worden geroerd. Ach, de heeren voelden maar al te wel, dat deze organisatie gelijk is aan die lang bewaarde lijken, die zoolang men ze stil laat liggen, er uit zien alsof het lichaam pas gisteren is ontslapen, maar die bij de eerste aanraking tot stof ineenvallen.

Dr. J. H. Gunning heeft door dit eerste échec zich echter niet laten ontmoedigen en opnieuw een woord tot de gemeente gericht, dat wel een conscientiekreet mag worden genoemd. Het verscheen onder den titel: a Verlagen wij onszelven niet, bij de firma H. Ten Hoet te Nijmegen.

Er is zeker zelden een meer ernstige acte van beschuldiging tegen de Hervormde Kerk ingebracht als dit kloeke woord. Kort en krachtig luidt deze aanklaeht:

Dat onze Kerk van Kerk, d. i. openbaring van het Lichaam van Christus, is geworden tot wereldsch genootschap; waardoor haar Voorgangers van Gezanten van Christus zijn geworden predikers van den godsdienst, en de tucht en daarmee verbonden levenskracht der Gemeente te loor ging;

en al hetgeen verder volgt is niets dan de nadere ontwikkehng en uitwerking van dit schier verpletterende oordeel.

Dr. Gunning begint eerst met het beeld der Kerk te teekenen zooals het naar Gods Woord zijn moet, en daartegenover toont hij wat de Hervormde Kerk geworden is.

God heeft met ons, leden der Kerk, een eeuwig verbond, zooals ons Doopsformulier zegt, gesloten. Een verbond der liefde, der Bruidsliefde. De eeuwige verkiezing, voor velen, helaas! een schrikbeeld, is niets dan de leer der eeuwige oneindige Liefde. „Die God te voren gekend heeft, die heeft Hij ook verordineerd", want Gods kennen is een werkzaam, levendmakend kennen. „Zoo iemand God lief heeft, die i s van hem gekend." De Bruidegom wil, begeert in onpeilbaar diepe liefde zijn Bruid. Die liefde, dat verbond is eeuwig. Het Hoofd is nooit zonder zijn leden, zijn Lichaam, mag er niet buiten gedacht worden. De leden groeien uit het Lichaam, worden er niet van buiten aan toegevoegd. „Ik ben de wijnstok, " zegt de Heer; hij zegt niet: „ik ben de tronk, en gij dan d a a r b ij de ranken", zoodat de wijnstok dan toch twee zou zijn. Neen, hij zegt: „ik ben de wijnstok", want Hij is ook in de ranken het leven, zij leven door en in Hem. „Maak den boom goed, e n zijn vrucht zal goed zijn" sprak Hij. Nu, de Boom des levens, Christus, is goed, dus wij ook in Hem.

Hoe kwamen wij dan nu tot trouwbreuk en zelfverlaging ? Door het verlaten van onze eerste liefde. Nu is er verkoeling. Wij zijn epigonen, een verzwakt nagsslacht geworden, dat den gloed en de kracht zijner vaderen derft. Eigenwilligheid komt weder op: wij begeeren weder uit onszelf, niet uit de Verbondsgenade te leven. De heilige Openbaring wordt vergeten: men durft de verkiezing, de eeuwige Liefde, niet meer aan. Gelijk de ontrouwe bruid verlegen en bleek het schuldig hoofd afwendt van 's Bruidegoms gloeiend liefdebetoon, zoo stamelt men: ja, ja, 't is wel waar, maar och, 't is zoo diep, laat er ons niet van spreken!

De lava is gestold, de vorm is gebleven, maar verstoffelijkt. De Kerk blijlt, en doopt voort, maar zij is wereldsch geworden. Wilt gij nu de ellende der kerk in haar treurigsten vorm zien? ga dan haren doop na. Zelfs als de Voorgangers het heerlijk Formulier niet verminken, hoort men het toch gedachteloos - ean en de meesten buigen het hoofd zonder te beseffen waarvoor. Vele leeraren gelooven zelf niet recht, dat er met den Doop iets werkelijks gegeven is, en laten daarom het tweede, het dankgebed weg. Of ook wanneer zij de werkelijkheid der gave erkennen, durven zij toch bij den bestaanden toestand der Kerk de volle kracht van den Doop niet laten gelden, denkende: „de mensch moet dan toch bekeerd, een geloovige zijn, anders zegt dat formulier hem te veel toe!" Zoo trachten zij dan door een gevoelige toespraak den Ouderen althans het subjectieve, het belang der opvoeding van deze kinderen op het hart te binden, daar zij met het objectieve, de beteekenis van het Sacrament zelf, in den tegenwoordigen toestand der Kerk eigenlijk verlegen zijn. Maar hun welgemeende, ernstige vermaningen aan de Ouders, om de kinderen toch te beschouwen en op te voeden „als kinderen des Verbonds, kinderen Gods", blijven krachteloos, want de Kerk in welke zij opgenomen worden, gelooft zelve niet aan dat Verbond, anders zou zij zich beter inrichten om haar kostbaar pand, deze kinderen, voor verwildering te bewaren. En de Voorgangers, in plaats van de Kerk tot die plichtsbetrachting aan te sporen, berusten bij Doop en Belijdenisaflegging met een bezwaard hart in den nu eenmaal bestaanden toestand. „Ach ja"! zuchten zij —• „maar dat behoort nu eennjaal tot de „onvolmaaktheden der Kerk. Men moet prediken, „vermanen, bidden, trouw zijn, en het dan verder „aan God overlaten en niet een zuivere Kerk, , , dat onbereikbaar droombeeld, willen !"

Neen, lieve broeder medevoorganger, zoo staat de zaak niet. Dat ook wij het droombeeld van een hier reeds zuivere kerk niet najagen, weet gij zeer wel. Maar de zaak is : wij staan voor een dilemma, een tweeledige keuze. Of wij moeten Gods sacramenteele gave en belofte handhaven, gelijk die zoo schoon in het Fo'rmulier staan uitgedrukt; maar dan moet de kerk beter georganiseerd, tot belijdenis en tucht gebracht worden, om dat kleinood voor ontheiliging en ver ontreiniging te behoeden. Of wij moeten de kerk in haar halfslachtigheid laten voort sleuren, in subjectieve gemoedelijkheid of „plechtigheid" troost zoeken, en geen tucht of belijdenis van 's Heeren Naam doof de Kerk als geheel, als kerk, invoeren; maar dan blijft de Doop en het Formulier daar staan als een van beteekenis beroofde, een ontwijde instelling Gods. En dit mag niet. Als men aan een heiligen en alniachtigen eer, en aan den plicht om alles naar zijn oord in te richten, waarlijk gelooft, dan ma g en niet zeggen: „ja, eigenlijk moest het wel nders zijn, maar de moeielijkheden zijn te root." Edoch als men daarover denkt, komen eldra „vele overleggingen" op. Men staat usschen 's Heeren wil en de bestaande rust er Kerk. Doch zóó duidelijk stelt men zichelven dat dilemma niet; anders zou men, oorgaans ahhans, om 's Heeren heerschappij n de eere zijner waarheid al het andere acherstellen. Maar helaas ! in de zware atmosfeer, aarin men in de gezonken kerk ademt, wint et conservatisme den boventoon. Men ziet egen ingrijpende veranderingen op. En nu ordt, als overal, de neiging des geraoeds tot ooroordeel des denkens. Nu begint men als anzelf de Kerk te organiseeren, in te richten, vereenkomstig den bestaanden gezonken toetand, in plaats van, zoo als plicht was, dien oestand te verbeteren, omhoog te heffen naar e van God gewilde organisatie, de van God orspronkelijk gestelde inrichting der Kerk — amelijk dat zij ingericht worde naar Gods Woord en naar zijn bestaand Verbond met ons. et volstrekt recht van God, dat Hij door zijn Genadeverbond op de Kerk heeft, wordt chtergesteld bij de eischen des tijds (gelijk men ze noemt) of de eischen des Staats, gelijk bij ons ook in vroegeren tijd en het laatst in den tijd van Koning Willem I. Dit is zelfverlaging. Gods Woord en daad stelt ons zeer hoog, als kinderen des Verbonds. Maar Hij eischt dan ook dat wij dien hoogen stand, als zijn kinderen, door heilige tucht en ordeningen naar zijn Woord zullen bewaren. En dit is te moeilijk voor het vleesch. Het vleesch wil liever lager staan en minder verantwoordelijkheid hebben. Zoo kiest de kerk dan, liever dan door Gods eeuwige verkiezing zijn Kinderen te zijn, en, gelijk de Apostelen deden in al hun brieven, te worden toegesproken als „uitverkoren heiligen, beminden Gods" •— liever kiest zij „ootmoediger" (gelijk zij het ontduikend noemt) slechts te worden toegesproken als „hoorders", die niet eeuwiglijk reeds door Gods genade tot Christus Bruid behoorden, maar volgens eigen keuze, door eigen geloofsbeweging tot Hem komen. De onloochenbare, door niemand geloochende waarheid dat bekeering en geloof noodzakelijk zijn, maakt zij in verborgen pelagianisme tot de onwaarheid dat bekeering en geloof het eerste zijn, en niet Gods verkiezing. En gelijk de mensch, als hij eenmaal de wedergeboorte nit Genade, de vernieuwing des Geheels door God heeft afgewezen, nu tot stilling zijns gewetens tot de ernstigste, ja tot allesofferende krachtsinspanning bereid is, — zoo roept men dan: „ieder zij persoonlijk, voor zichzelf, ijverig en getrouw, dan komt ook het Geheel in orde."

Maar is het dan niet goed, te zeggen: „ieder zij persoonlijk voor zich in eigen kring getrouw, dan komt ook het Geheel terecht ? "

Wij antwoorden : neen, want hier is het geheel iets meer dan slechts de som zijner deelen. Niet de samenvoeging der deelen maakt, naar Doopers-gedachte, het Geheel uit, maar het Geheel is er eerst, en doet de deelen uit zich voortkomen, gelijk het is in elk levend lichaam. Is het waar of niet waar, dat de Kerk één Geheel is ?

En zoo gaat de strijd verder tegen het zondige individualisme, dat niet rekenen wil met de Kerk als geheel, als Bruid van Christus, maar alleen met de enkele geloovigen in de Kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 januari 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Een Conscientiekreet.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 januari 1903

De Heraut | 4 Pagina's