GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CORRESPONDENTIE.

XII.

EEN WAARSCHUWING.

Was vriend Govert alzoo niet slecht gevaren bij zijn heldhaftig gedrag, ook voor onzen Bernard had het gebeurde goede gevolgen, al was het in gansch anderen zin.

Want toen onze student, alleen op zijn ka mer gezeten, waar hij hooren kon, hoe Govert beneden in 't pothuis een psalm zong, nog eens overdacht wat er gebeurd was, kwam de gedachte bij hem op, hoeveel die ongeleerde knecht eigenlijk op hem en vele anderen vooruit had. Immers die man had een God op wien hij rekenen, vertrouwen kon, in wiens hand hij wist veilig te wezen. Hij, Bernard daarentegen wist hoogstens dat hij zelf bestond; al 't andere was onzeker, tot het bestaan van God toe, althans van zulk Een, die leeft en regeert.

Toch kon Bernard niet besluiten te erkennen, dat Govert gelijk had. De man mag er dan gelukkig bij wezen, sprak hij in zich zelf, maar •wie weet of hij zich niet alles verbeeldt, gelijk vroeger en nu nog de heidenen gelooven in hun afgoden.

Inmiddels werkte onze vriend met ijver voort. Zijn ouders, hoezeer hun ook het ongeloof van hun zoon bedroefde, konden overigens niet dan zich verblijden over zijn groote vorderingen in de wetenschap. Al hield hij ook 't meest van de wis-en natuurkunde, toch bestudeerde hij even ijverig de geneeskunst, die later, zoo hij meende, hem een bestaan zou verschaffen. Wat vader en moeder vooral niet verzuimden was, om voor hun zoon te bidden en hem telkens t« vermanen. En we zullen zien, dat dit geen ijdel werk is geweest.

Op zekeren avond was Bernard met eenige andere studenten te gast genood bij een hoogleeraar, wiens jaardag het was, en die enkelen zijner leerlingen deze eer aandeed, die zij op hoogen prijs stelden. Het ging er vroolijk toe. Tegen 't einde van den maaltijd, die den avond besloot, bespeurde Bernard, toen hij zijn bord zoo goed als geledigd had, dat er iets op geschreven stond.

Men had namelijk in dien tijd de liefhebberij pm kopjes, borden, schotels enz. van allerlei teekeningen, opschriften en verzen te voorzien. De verzen waren lang niet altijd mooi, maar iemand had door het lezen althans iets te doen, wanneer hij soms aan tafel wat lang moest wachten. Ook moet het wel aardig zijn geweest, al etende, ten slotte door te dringen tot een spreuk of lied. In museums en winkels van oudheden zijn zulke borden en schotels nog te zien.

Toen nu onze student tot den grond der zaak was doorgedrongen las hij met moeite:

Voor spijz' en dranck Den Heere danck, Syn naem gepreesen. — Keert om, daer staet nog wat te leesen:

De eter volgde dezen raad en las toen:

Maer daer is nog een beter goed Dan werrelts spijs en overvloed, De spijz' die noyt meer hongeren laet, De dranck, die allen dorst verslaet. Te leeven uyt de hant van Godt Is wysen werk, en gans niet sot. So dan neemt aen, en twyfel niet. Het eeuwigh heyl dat Hy u bied.

Nog nooit had Bernard zulke bedichte borden gezien. Toch was 't niet daarom, dat hij 't schrift bekeek en weer bekeek, en het vers wel driemaal overlas en zoo ernstig zag, dat eindelijk zijn buurman hem aanstiet en zei:

„Maar jongen, kijk eens op. Je bent hier niet op een begrafenis. Wat moet de professor denken? "

’t Was goed dat de maaltijd op 't eind liep. Onze Bernard ging-heen, veel minder vroolijk dan hij gekomen was. Had hij dat ongelukkige bord maar niet gezien! Want dat vers wilde maar niet uit zijn gedachten. Hij was anders volstrekt geen liefhebber van verzen; ook had hij er wel mooier gehoord. Maar dit had hem in de ziel getroffen. Vooral de laatste woorden:

„So neemt dan aen en twyfel niet. Het eeuwigh heyl dat Hij u bied."

Daartoe echter kwam het bij onzen Bernard nog niet. Zijn hoogmoedig hart — al behoorde hij niet tot de trotschen — zat hem in den weg, gelijk allen menschen. Want om aan te nemen wat God biedt, moet ik erkennen, dat ik het noodige zelf niet heb. En ieder denkt, dat hij het wèl heeft, zoolang God hem de oogen niet opent en hij ziet hoe het staat. De een vertrouwt op geld en goed, de ander cp gezondheid en kracht, de derde op wijsheid en verstand. Maar des Heeren Woord leert ons, hoe al deze dingen, schoon niet kwaad, ja soms zeer goed in zich zelf, toch onmachtig zijn om te behouden.

Daarvan gevoelde Bernard ook wel iets, maar dat „twijfel niet" zat hem dwars in den weg Hij twijfelde zoo nagenoeg aan alles, en juist dat beschouwden hij en zijn vrienden en Descartes als de hoogste wijsheid. Zoozeer had onzen student het versje geboeid 'twelk op bet bord stond, dat hij het ongemerkt geheel in zijn geheugen had opgenomen. Om het niet weer te vergeten, schreef hij het op een stuk papier, en stak dat met een speld aan den wand vast, om 't later over te schrijven in een boek, waarin hij meer merkwaardigs opteekende.

Zoo trok het de aandacht van Govert, die eiken morgen, eer Bernard uitging eenige oogenblikken op de kamer kwam, en dikwijls met hem in vertrouwelijk gesprek raakte. Nu vertelde de student hem dan ook hoe hij aan het vers was gekomen, dat de knecht heel mooi vond.

„Nu zoo’n kunststuk is het niet, geloof ik, " zei Bernard.

„Dat mag wezen, " sprak Govert: „ik heb daar rninder verstand van. Maar wat er in staat is toch kostelijk."

De ander zei daar niet veel op, maar vroeg of Govert wel meer zulke borden had gezien.

„Zeker, " was 't antwoord, „ze komen al meer in den smaak en kosten veel geld. Kent u mijnheer Jeroens den vischkooper niet? "

„Bedoel je diens zoon voor doctor studeert? "

„Ja, juist mijnheer."

„O dien ken ik heel goed; den zoon bedoel ik."

„Nu, dan moet u eens bij zijn ouders aan huis gaan zien. Daar kunt u zulke borden en schalen vinden bij stapels. Ik heb ze vóór twee jaar mee verhuisd. Zoo weet ik het."

„Dank je wel!" zei Bernard, die nog denzelfden dag Jeroens zoon, die een goede kennis van hem was opzocht, wat hij nog nooit had gedaan. De jonge man ontving hem zeer hartelijk, misschien wel een beetje vereerd, dat hij 't bezoek kreeg van een student die bekend reeds was door zijn geleerdheid en verstand en ook als iemand, die den lieden 't nooit met be zoeken lastig maakte. Zoo viel 't Bernard makkelijk ongemerkt het gesprek te brengen op het eigenlijke doel van zijn komst.

CORRESPONDENTIE.

Binnenkort hopen we een paar vragen te behandelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 februari 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 februari 1903

De Heraut | 4 Pagina's