GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Vele Antiehristen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Vele Antiehristen”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kinderkens, het is de laa'ste ure; en gelijk gij gehoord hebt dat de antichrist komt, zoo zijn ook nu vele antichristen geworden ; waaruit wij kennen, dat het de laatste ure is Wie is de leugenaar, dan die loochent dat Jezus is de Chris tus? Deze is de antichrist, die den Vader en den Zoon loochent. I Joh. II : 18 en 22.

Wie niet anders doet dan zich tegen den Christus stellen, is daarom nog geen Antichrist. Neen, Antichrist is alleen hij, die poogt den Christus van zijn plaats weg te dringen, en die zelf in die plaats wil gaan zitten.

Jezus zelf nam het uit Daniël over: De groote Antichrist zal zijn „de gruwel der verwoesting die staat i7i de heilige plaatse." En door Paulus vernemen we het nog nader: „Hij zal zijn de zoon des verderfs die zichzelven verheft, uitgevende dat hij God is."

Die groote, die finale Antichrist nu heeft voor loopers, in wie geheel dezelfde geest werkt, die aan het eind van het werelddrama uit hem dien principiëelen onmensch zal maken, dien Christus verdoen zal met den geest zijns monds. Die voorloopers zijn er eeuw aan eeuw geweest. Johannes ontdekte ze reeds in zijn dagen, en wees er op, hoe ze toentertijd reeds de wereld vergiftigden. „Kinderkens, " zoo schreef hij, „gij weet dat de Antichrist komt, zoo zijn er nu reeds vele Antichristen geworden."

Denkt ge er nu om, zijt ge er op verdacht, dat dit in onze dagen ook zoo is? Er op bedacht, dat ook uw eigen levenskring, uw eigen omgeving aan vergiftiging door 2ulke Antichristen bloot staat ? Merkt ge in de predikatie, dat althans de Kerk hiervoor allerwege een open oog heeft ? En komt het gewicht, de beteekenis van dit rondsluipen der Antichristen in uw eigen optreden sterk genoeg uit?

Stellig niet. En waarom niet ?

Ligt de oorzaak van deze blindheid voor het principieel booze, dat volk en maatschappij vergiftigt, niet in kerkelijke, confessionieele beperktheid van blik?

Of is het niet zoo, dat men maar al te vaak den Antichrist en zijn voorloopers zoo goed als uitsluitend met behulp van den kerkdijken en leerstelligen telescoop poogde op het spoor te komen?

Had niet Johannes, de apostel, zelf gezegd : „Wie loochent dat Jezus Christus in het vleesch gekomen is, die is de Antichrist? ? En wat leidde men daaruit nu anders af, dan dat in den Antichrist een dogmatische ketter was te verwachten, die het dogma van de Vleesch wording des Woords niet tot zijn recht zou doen komen. Een geschil over de twee naturen in Jezus!

En daar nu in onze dagen met opzicht tot die Vleeschwording zelfs van den kansel, en dat meer dan een door predikanten, die voor orthodox doorgaans, nog wel erger dwaUngen verkondigd worden, verloor wat de apostel zei over de Anti christelijke verschijningen, allengs alle vat op veler hart, en voelt zelfs de keik er geen ergernis meer tegen.

Zoo werd het denkbeeld van een Antichrist opgeborgen bij de kerkelijke spitsvondigheden, en scheen buiten elk verband te staan met de werkelijkheid van de machtige levensbewegingen van onzen tijd.

Thans begint dit anders te worden.

Wie van den Christus handelt, begint thans almeer in te zien, dat de Christus niet maar een kerkelijke en leerstellige beteekenis heeft, maar dat de Christus bij zijn komst tot deze wereld bedoeld heeft uit den wortel zelf van heel het leven der menschheid den kanker uit te snijden, en er de Goddelijke, de oorspronkelijke levenskracht in te vernieuwen.

Neemt thans het machtige sociale vraagstuk de eerste plaats in op het wereldprogram, ook bij de poging tot oplossing van dit vraagstuk treedt de Christus steeds meer op den voor grond. Een tijdlang had men in de Evangeliën over de sociale beteekenis van Jezus woord heen gelezen. Men las het, maar het pakte niet. Nu daarentegen is de onafwijsbare samenhang tussclen Christus en de sociale nooden allengs tastbaar voor een ieder geworden.

Doch hiermede komt dan ook een nieuwe tegenstelUng op.

Er is een nood die om voorziening roept. Voor dien nood is een voorziening in Christus gegeven. Dat is de voorziening van boven; de voorziening die van God uitgaat; die uit den hemel tot deze aarde nederdaalt; die ons toevloeit uit de fontein van Goddelijk ontfermen.

Maar voor dien nood wordt thans ook van heel anderen kant voorziening aangeboden. Een voorziening die niet uit Christus, maar uit menschelijke vindingrijkheid opkomt; die niet van boven maar van beneden is; die niet uit den hemel nederdaalt, maar uit de diepten van satan opklimt; voorziening die niet haar oorsprong vindt in Goddelijk ontfermen, maar in hebzucht en stofvergoding.

Het is in onze Staten-Generaal uitgesproken, dat de keuze nadert tusschen Christus of Marx.

En zoo is bet.

De nood is erkend. De oplossing moet komen. Maar de tegenstelling is, dat de één die zoekt bij den Christus, de ander bij Marx en consorten.

En juist hierdoor nu komen Marx en consorten voor ons te staan in het afstootend e beeld van te zijn Antichristen.

Marx en consorten staan voor ons in de gestalte van Antichristen.

Wat wil dit zeggen?

Christus beteekent Messias, en Messias beduidde onder Israel: De redder uit ellende. Ellende was er, die ellende beklemde, en wat onder die ellende troostte en staande hield, was de verwachting van den Redder die komen zou en door wiens optreden de heilsstaat stond ontsloten te worden.

En wat hoort men thans?

Weer geroep over ellende. Weer de belofte dat dJ: , ellende een einde zal nemen. Weer de profetie dat een heilsstaat komende is. Alleen met dit verschil, dat de ellendigen onder de volkeren dien heilsstaat nu niet meer zullen te danken hebben aan den Christus Gods, maar aan Marx.

De eigenlijke Messias, de wezenlijke redder, de metterdaad verlossing aanbrengende Christus is dan niet Jezus, maar Marx, mits men maar goed verstaat, dat Christus of Messias de Joodsche naam is voor dien Machtige onder de kinderen der menschen, die, wordt hij trouw gevolgd, de gemeene ellende in een toekomstigen heilsstaat zal omzetten.

En wat is nu de drijvende leer-der Sociaaldemocraten over heel de wereld anders, dan dat wij Christenen dwalen, die nog altoos den Redder der menschheid in Jezus vereeren, en dat zij alleen de waarheid prediken, die volhouden, dat de Redder der menschheid in Marx is opgestaan.

Zoo wordt Marx voor den Christus in de plaats geschoven. Hij staat niet alleen tegen over Jezus, maar hij wordt in de plaats van den Christus gesteld.

Wat Jezus beproefde, maar wat bij Jezus mislukte: „de menschheid van haar ellende te redden, " dat doet Marx, en mits men hem maar volgt, zal die redding uit ellende wezenlijk komen.

En daarom moet ge in Marx en consorten (want of ge hem, of, met den anarchist, Bakounine. neemt, blijft lood om oud ijzer) daarom moet ge in deze mannen antichristen zien.

Dan eerst zijt ge er!

De tegenstelling is duidelijk.

De Christus peilt de ellende tot op den diepsten bodem van het menschelijk hart, en weet daarom dat er geen genezing, geen redding van ellende denkbaar is, dan door verzoening en rechtvaardigmaking.

De Christus neemt den mensch als een onsterfelijk wezen, die hier misschien nog vijftig jaar, maar na zijn sterven eeuwig heeft te leven, en bedoelt daarom hem te redden, zooveel het kan, van de ellende hier, maar in elk geval geheel van de schrikkelijke ellende die anders daarna eeuwiglijk komt in de plaatse waar weening zal zijn en knersing der tanden.

En ook de Christus weet dat de mensch ziel en lichaam is, en bedoelt daarom hem naar lichaam en ziel te redden. Hij geneest de kranken, maar werpt ook de duivelen uit.

Zoo is de Christus de van God gegeven Redder van ellende, die den geheelen mensch, naar-ziel en lichaam, als tijdelijk en eeuwig wezen omvat, en hem door zuivering van den geestelijken wortel van zijn menschelijk bestaan opricht.

Een volkomen redding, een alomvattende redding, een redding die tot op den diepsten bodem der ziel doordringt, en redt voor eeuwig.

En daartegenover komen nu de Marxen en Bakounine's, de Lasalle's, en gedeeltelijk ook de Tolstoi's staan, en zeggen, dat zij de ware redding zullen aanbrengen.

En waarin bestaat die redding nu?

Niet in een redding van de ziel, maar enkel van het lichaam.

Niet een redding, die heel ons aanzijn omvat, maar een redding alleen voor dit leven.

Niet in een genezing van den wortel van ons geestelijk leven, maar in een uitwendige, stoffe lijke, geheel oppervlakkige dusgenaamde „lotsver betering".

Zoo staat de Christus tegenover deze Anti christen, en zoo staan deze Antichristen tegenover Jezus. En daarom nu bezondigt een ieder, die met de Sociaal democraten of met de Anarchisten zijdelings of rechtstreeks, beult, en ze niet principieel bestrijdt en tegenstaat, zich zwaarlijk aan den Christus Gods, en zal, tenzij hij zich bekeert, zijn oordeel dragen.

Dit Antichristelijk karakter komt evenzoo uit in het fanatisme van deze beroerders des volks. Hun „organisatie", ze spreken het met zoovele woorden uit, is voor hen „het heilige". Die organisatie is een nieuwe broedergemeenschap, een soort tegenkerk, waaraan ze trouw zweren, en het is die eed alleen die klemt op hun conscientie. Aan het „heilige" doel van die organisatie offeren ze alles op, zelfs vrouw en kind. Ze roemen in hun martelaars, en noemen die martelaars dwazelijk als het zaad van hun kerk. Wat ze verwachten is de heilsstaat die komt. En, hoe teugelloos ze ook anders zijn, wat die organisatie gebiedt is hun een heilig bevel, daaraan onderwerpen ze zich, daaraan gehoorzamen ze met het blindste autoriteitsgeloof.

Als Christenen hebben we dus niet enkel te doen met los-en op zichzelf staande Antichris tenen, maar met wat de apostelen noemden een „synagoge des satans", d. w. z. met een bond, met een gemeenschap, met een samenzwering van beslist Antichristelijk karakter, waartegenover gij, als belijder van den Christus Gods, op elk pas en in elke verwikkeling, de eere van den Christus te verdedigen hebt.

Want zie toe.

De geldmacht zal niets liever doen, dan uw Christelijke belijdenis gebruiken ter bescherming van liaar invloed.

En dan verliest ge terrein.

Waar het u om gaan moet, is juist omgekeerd, dat èn Mammon èn Demon zich buigen voor den Christus Gods !

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 april 1903

De Heraut | 4 Pagina's

„Vele Antiehristen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 april 1903

De Heraut | 4 Pagina's