GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerkelijke Opleiding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijke Opleiding.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 18 September 1903.

Het vraagstuk van de Opleiding tot den dienst des Woords blijft nog altoos als een nachtmerrie op ons kerkelijk leven drukken.

Niettegenstaande de Synode te Arnhem de School te Kampen uit eerbied voor het beding van 1886 bestaan liet; niettegenstaande Curatoren zorgden, dat de vacatures onder de professoren werden aangevuld; niettegenstaande door rijkere collecten het tekort der School vyerd omgezet in een batig saldo; niettegenstaande de voorstanders der theologische school dus in elk opzicht tevreden mogen zijn, — gaat de agitatie door, w^ordt door zekere pers telkens nieuwe olie geworpen in het vuur van broedertwist en ontziet men zich zelfs niet, met allerlei min edele wapenen de Vrije Universiteit aan te vallen en haar bij ons Gereformeerde volk verdacht te maken.

Zoolang deze nevelen van hartstocht het oog verblinden, baat een principieele, broederlijke discussie niet. Onze kerken; elke nieuwe Synode bewees het; zijn niet rijp om tot een beslissing in dit gewichtig geding te komen. Practisch nut kan van een heropening der debatten dus niet worden gewacht. Roeping van al wie Christus Kerk liefheeft en bidt om den vrede van Jerusalem is daarom, om met gelatenheid dezen storm te dragen, door vermeerdering der broederlijke liefde de andersdenkenden tot zich te trekken en alzoo te voorkomen dat de School, die de Kerk moet dienen, ten slotte een wigge worden zou die de eenheid der kerken verbreekt.

Om die reden heeft de Heraut in het jaar, dat op de Synode van Arnhem volgde, zich onthouden van al wat de broederen prikkelen kon door ontijdige polemiek. Niet omdat er geen antwoord op menig argument kon worden gegeven. Ook niet uit een tactiek van laatdunkend doodzwijgen van den tegenstander. Maar omdat de vrede en de eenheid der Kerken ons boven partijbelang gaat.

Toch mag daarom niet elke uitlating van de pleitbezorgers der Theol. School onopgemerkt worden gelaten. Vooral niet, wanneer daarbij beginselen in het spel komen, die voor de toekomstige ontwikkeling van onze Gereformeerde Kerken van het hoogste belang zijn. Het principüs obsta blijft de eerste plicht.

Het is daarom, dat wij de aandacht vestigen op het woord, dat Prof. Noordtzy schreef ter begeleiding van de Handelingen der Curatoren. Wat in deze voorrede gezegd wordt over de benoeming van Prof. Baviflck en Biesterveld aan de Vrije Universiteit laten wij rusten. Maar welnemen wij hier de besliste verklaring over, waarmede prof. Noordtzy thans principieel partij kiest voor het seminaristisch beginsel, dusverre alleen door Prof. Lindeboom voorgestaan, dat de Kerk krachtens Godelijke roeping den plicht heeft om zelf voor de opleiding harer dienaren te zorgen en dit door middel van het ambt moet doen.

In aansluiting aan het woord van den Apostel Paulus aan Timotheus: hetgeen gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, betrouw dat aan getrouwe menschen, die bekwaam zullen zijn vele anderen te leeren" (II Tim. 2 : 2), schrijft Prof. Noordtzy letterlijk het volgende:

Immers dat Woord roept de gemeenten er toe om door hare ambtsdragers toe te vertrou wen, door onderricht voort te zetten of op te dragen, wat haar zelf als pilaar en vastigheid der waarheid van God is geworden, niet maar aan geloovigen, neen, aan naar verstand en hart betrouwbare menschen, die als zoodanig ook bekwaam zijn om ook anderen, getrouwe menschen, tot hetzelfde doel te leeren, te onderwijzen, te bekwamen. Klaar is hier in den samenhang sprake van Timotheus als ambtelijk persoon, die heeft „op te wekken de gave die met oplegging der handen" is geschonken; van „den dienstknecht des Heeren, " die „de gezonde leer, " de waarheid Gods, heeft uiteen te zetten om anderen te bekwamen, ten einde haar te kunnen verdedigen tegen de ketterij; in 't midden en ten behoeve van de gemeente als „huis Gods, " dat „het fundament Gods" heeft. Uit kracht van deze opdracht is de Theologische School door de Kerken tot ontwikkeling gebracht, onderhouden en — gehandhaafd.

In deze opdracht ligt niet alleen „haar be staansrecht, " maar ook de roeping der Kerken om haar met hare gebeden, met haar geld, met hare zonen ook, met het kostelijkste wat zij heeft te steunen. „Hoe liefelijk", roept daarom de gemeente in heilige geestdrift uit, „zijn de voeten dergenen, die vrede verkondigen die het goede verkondigen!".

Opmerkelijk is deze verklaring, omdat deze zelfde Prof. Noordtzy met een drietal zijner collega's in de bekende brochures „Opleiding en Theologie" en „Nadere Verantwoording" niet alleen dit beginsel beslist bestreed, maar het zelfs als ongereformeerd in zijn ambtgenoot Lindeboom afkeurde.

Op pag. 50 van „Opleiding en Theologie" staat:

Des te meer verdient deze yraag overweging, of de Kerken onder gebondenheid aan Gods Woord verplicht zijn tot het oprichten eener eigen School, voor hare aanstaande Dienaren. Want dit en dit alleen is hier het punt in kwestie. Is eene Kerk daartoe van Gods wege verplicht ? Verzaakt zij hare roeping, indien zij alzoo niet handelt ? Is zij Gode ongehoorzaam, als zij hare dienaren laat opleiden aan eene andere School, dan die zij zelve heeft opge richt en in stand houdt ?

Maar zóó de vraag gesteld, wie durft dan bevestigend antwoorden? Want zeer zeker eischt de Schrift, dat de ouderlingen bekwaam zullen zijn om te leeren, maar nergens schrijft ze met een enkel woord voor, waar en hoe die bekwaamheid verkregen moet worden r). Er is nergens ook maar met een enkel woord sprake van, dat de Kerken als Kerken voor de opleiding zorgen moeten. Wel leert ons de Schrift, dat Jezus zijne discipelen onderwees, en dat de Apostelen weer anderen onderrichten. Maar dit alles bewijst niets voor eene opleiding, die van de Kerken moet uitgaan en voor eene School, tot welker oprichting de Kerken verplicht zijn. i) Veeleer zouden deze voorbeelden van dienst kunnen zijn om te bewijzen, dat deze opleiding niet in de School, in eene afzonderlijke inrichting, maar geheel bijzonder door de ambtsdragers geschieden moet. En zoo was het inderdaad in de eerste eeuwen. Wie stond naar het ambt, zocht op leiding en onderwijs bij bekwame Leeraars, gelijk dat later telkens weer voorkwam en ook iu den eersten tijd der Scheiding plaats had. De scholen, die er allengs opgericht werden, gingen volstrekt niet van de Kerken uit; ze hadden geenszins alleen de opleiding van aanstaande Dienaren ten doel; en ze zijn ganschelijk niet opgericht uit gehoorzaamheid aan een uitdrukkelijk bevel Gods, maar naar de behoefte der omstandigheden en om den nood der tijden. En zoo is het altijd geweest. Zoo was het met de Universiteiten in de Middeleeuwen. Zoo met de Hoogescholen, na en onder den invloed der Hervorming gesticht. Zoo met de Seminaria, door de Roomsche en door sommige Protestantsche Kerken opgericht. En zoo was het met de Theol. School, die door de Christ. Geref Kïrk in 1854 te Kampen werd gesticht. Ze is volstrekt niet in het leven geroepen, omdat men oordeelde, dat God dat uitdrukkelijk gebood, maar wijl de Kerk haar van noode had. 1

En nog hebben de Gereformeerde Kerken deze overtuiging niet. Want immers, ze hebben art. 8 der Dordsche Kerkenorde niet willen te niet doen en niet te niet gedaan, dat mannen met singuliere gaven zonder opleiding aan de School der Kerken konden worden toegelaten tot den dienst des Woords. Ze hebben uit drukkelijk het beginsel van vrije Studie gehul digd. Ze hebben toegestemd in een verband met de Vrije Universiteit en laten de Candi daten harer Theol. Faculteit tot het praepara toir examen toe. Welnu, indien dat alles zoo is, gelijk het is, dan is daarmede de opvatting niet te rijmen, dat de Kerken een eigen inrichting moeten hebben naar Gods Woord, i) en dat ze zonder deze ongehoorzaam zijn aan het bevel van Christus. En is hier geen derde: of het beginsel van vrije studie is uit den booze of een eigene inrichting is voor de Kerken niet absoluut noodzakelijk, d. i. krachtens een uitdrukkelijk bevel van Christus, gelijk bijv. de Dienst des Woords en der Sacramenten.

En nog sterker op pag. 86:

i) Wij onderstreepen. RED,

Als bijv, beweerd is, (nl. (Joor Prof. Lindeboom, RED.) dat een eigen School tot opleiding voor de Kerken in vols trekt en zin noodzakelijk is op grond van Gods gebod, zoodat zij, zonder deze ongehoorzaam is aan 's Heeren Woord i). dan kan de mogelijkheid van een diepgaand principieel verschil niet worden ontkend.

Aldus werd in 1896 geschreven.

C Thans wordt de kerkelijke opleiding als m een Goddelijk gebod den kerken voorge­ l houden en aan deze opleiding een ambtelijk m karakter toegekend!

Prof. Lindeboom mag tevreden zijn.

Ook hier blijkt weer, hoe sterk de zuigkracht van een verkeerd beginsel is.

Daarom mocht na deze principieele verandering het stilzwijgen niet bewaard, maar moest met de eigen woorden van Prof. Noordtzij het gevaarlijke van dit standpunt worden aangetoond.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 september 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Kerkelijke Opleiding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 september 1903

De Heraut | 4 Pagina's