GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Indien dan uw rechteroog u ergert.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Indien dan uw rechteroog u ergert.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indien dan uiv rechteroog u ergert, trek het uit, en werp het van u; want het is u nut, dat één uwer leden verga, en niet uw geheele lichaam in de hel geworpen worde. En indien uwe rechterhand u ergert, houw ze af, en werp ze van u: ant het is u nut, dat één uwer leden verga, en niet uw ge heele lichaam in de helgewor pen worde. Mattheus 5 : 29 : 30.

Als Jezus de wereld ten heiligen leven oproept, spaart hij niets. Dan is zijn toon indringend; het woord, dat hij kiest, vaak kort-af en scherp; het tegendeel van afgetrokken, meest beeldspreukig warm zijn machtheb bende taal.

De Bergrede is geen verscherping van de Wet op Sinaï.

Ze is heel iets anders.

Op Sinaï de heilige wet en wil van Hem die hoog boven ons troont, en eischt dat een iegelijk kind des menschen zich aan Hem on derwerpe. Van Horeb daalt het woord \an gebod en verbod neder, om in een wereld die op een zedelijke bajert gelijkt, althans een kleine plek aan Israël af te dwingen, waar bezwering van boozen hartstocht door heiliger levensvorm mogelijk wordt. Voor heel het volk bleek dat doelloos, maar het trof doel onder de getrouwen. En onder die getrouwen minder nog, doordien het een leven naar de wet verwerkelijkte, als veel meer dat het schuldbesef wakker riep en dorst wekte naar verlossing. Maar de Bergrede komt op uit heel anderen achtergrond, richt zich tot'heel iets anders-in den mensch, beoogt een heel ander doel.

Ze begint met zaligspreking, met vertroosting, met het druppelen van balsem in de wonde, met het doen uitvloeien van olie op de fel bewogen wateren.

Ze richt zich niet tot de onwilligen, maar tot wie willen, tot wie willen maar niet kunnen; en die niet kunnen omdat hun ideaal niet hoog genoeg staat, en het middel, dat ze ter doelsbereiking aangrijpen, te nietig, te bekrompen, en daardoor ontoereikend is.

Hier niet een hoogere wet en wil die zich drukkend oplegt, en daardoor neerdrukt, maar het ontsluiten van een heerlijk verschiet dat lokt en wenkt, en juist daardoor de neergebogen, de ingezonken zedelijke kracht prikkelt en opbuigt.

Niets wordt aan Sinaï te kort gedaan. Eer wordt elk gebod en elk verbod, door letter en vorm heen, tot in het hart, tot in de kern gegrepen, en in zijn ideale strekking voor het oog der ziel uitgestald.

Aldus uitgestald, wekt het de heilige begeerte, of eigen zielsbestaan, of eigen leven aan dat hooge ideaal beantwoorden mocht. Dit is het hongeren en dorsten naar de ge rechtigheid.

En nu wordt de ziel die naar heiligheid dorst, niet in haar onmacht neergeplofd, maar integendeel hier reeds zalig gesproken. Het is niet de wil van Boven die onzen zwakken wil, of ook onzen zondigen wil, terugdringt en neerwerpt, maar Goddelijk mededoogen, dat aan den wil zonder kracht wilskracht instort.

De afstand wordt er te grooter door van wat we zijn tot naar het heilig ideaal in het verschiet; maar onmerkbaar wordt er een gouden draad aan onze ziel gehecht, en voelen we, hoe die gouden draad ons onweerstaanbaar naar dat ideaal trekt, en het ons niettegenstaande, ja juist door ons hongeren en treuren, steeds meer nabij doet komen.

Vandaar altoos weer bij het lezen en herlezen van die Bergrede geheel dezelfde indruk, dien destijds de schare ervan ontving, dat Jezus leerde, niet als de aan de wet verkleefde Schriftgeleerden, maar als machthebbende, d. i. als hebbende macht, en als werkende macht, om ons het heilig ideaal naderbij te brengen.

Maar ook, het even natuurlijk gevolg, dat wie dit hemelsche woord tvettisch verstaat, er door in verwarring geraakt.

Vandaar tegenover de Bergrede drieèerlei standpunt.

Vooreerst, het standpunt van verreweg de meesten, die nog wettisch bestaan, is, dat ze de Bergrede lezen, er van genieten, maar voorts ze laten voor wat ze is, en er zich niet verder om bekreunen. „Zóó kan toch niemand leven. Voor heiligen moge dit goed zijn, te midden dezer zondige •wereld is al dal schoon toch niet toepasselijk. Het is een wolk, door zonnegloed in het goud gezet, maar een wolk die na het oog bekoord te hebben, zich oplost in nevel.”

Daar komen dan even wettisch gestemde, maar hooger mikkende profeten tegen op. Voor hen is de Bergrede het Evangelie. Een nieuwe wet, hoog boven Sinaï uitgaande. Wat het Christendom vermoordt is juist, dat het deze hoogere wet niet erkent, eert en in toepassing brengt. Daarom moet terzij gezet alle leerstuk, alle eeredienst, alle kerk. En het eenige dat komen moet, is een eerst kleine, straks zich uitbreidende kring, die deze wet van de Bergrede toepast, en daarnaar de wereld hervormt. Zóó Tolstoï, en wie voor en na hem het verlossingsideaal in een wettisch ideaal omzetten. Mannen, die daarom tegenover de mannen van het eerste standpunt zoo sterk staan, omdat deze laatste feitelijk de Bergrede op zij zetten, en deze wettische profeten er integendeel ernst mee maken.

Doch tegenover deze beide stonden alle eeuwen door zij, die de wet van Sinaï de wet lieten, maar in de Bergrede het wenken van het heilig ideaal begroeten, zich richtende tot hen, die wilden maar niet kojden, enop wienu de Bergrede de magnetische kracht oefent, om hen tot grijpen naar het ideaal te bekwamen, er hen heen te trekken, en toch, zoolang ze nog niet hebben datgene waarnaar ze hongeren en dorsten, vrede in de ziel uit te storten.

Pas dit toe op wat Jezus zegt van het uittrekken van het rechteroog, en het afbouwen van de rechterhand, en de zin zal u klaar zijn.

Wie nog wettisch bestaat, maar vreemd is aan heiligen ernst, leest over dat krasse woord kortweg heen. Want wel is het schoon, is het kloek, is het cordaat gezegd, maar wie zal dit nu gaan doen? Wie trekt zichzelf zijn oog uit? Ja, wie zou dit kunnen? Dus rekent men voorts met dit woord van Jezus niet, en leeft voort als ware het nooit gesproken. Daarentegen, wie wel wettisch bestaat, maar tevens tot heiligen ernst gestemd is, beeldt zich in, dat het in oogenblikken van verleiding feitelijk zoo moet geschieden, en de voorbeelden zijn er van mannen en van vrouwen, die werkelijk zich de hand afgehouwen, of zich op andere wijze verminkt hebben.

Maar heel anders doet wie het wettisch standpunt te boven kwam, en juist daarom zich door te hooger ernst bezield gevoelt. Voor hem staat het vast, dat hier geen wet, geen gebod wordt gegeven, en dat dit woord door Jezus niet als zoodanig, en dus niet letterlijk bedoeld is, noch kan zijn.

Wie met zijn oog zondigt, zou er niets aan hebben, of hij al het rechteroog blind maakte. Het linkeroog zou met zondigen voortgaan. En zoo ook, wie zondigde met de rechterhand, zou er evenmin meê gebaat zijn, of hij al de rechterhand afkapte. De linkerhand zou hem tot nieuwe zonde verlokken. Ja, zelfs al trok men beide oogen uit, en hieuw zich beide handett af, de zonde zou er niet mee zijn af gesneden, ze zou toch weer opkomen uit het hart. Wat is er in of aan ons, waar we niet mee zondigen? We zondigen evenzoo met het oor. met den mond, met onze verbeelding, met dè uitgangen van ons hart. Er is niets aan ons, waar we niet meê zondigen. Ge zoudt, om langs dien weg de zonde af te snijden, heel uw lichaam moeten verderven. En zelfs dan nog zou de zonde niet gekeerd zijn. Satan be staat zonder oog, hand en oor, zonder lichaam, en uit hem is alle zcnde ons toegekomen.

Dus kan het woord van Jezus zóó niet gemeend, zóo niet bedoeld zijn. Het is geen gebod, het is geen wettische uitspraak, het is, heel anders, een machtig woord, dat tot ons uitgaat, om liever met het liefste dat we hebben, te breken, dan dat dat liefste ons een oorzaak van zonde zou blijven.

En zóó nu verstaan, oefent dit aangrijpend woord zijn volle werking. Jezus ziet voor oogen het zedelijk tobben en jammeren van de schare die zich om hem verdringt. Er leett in die woelende menigte, die hem willig volgt, een heilig begeeren naar heiliger leven. Maar die zoo willen zijn te zwak. Ze beproeven het telkens weer, maar om even dikwijls te bezwijken.

Wat hun ontbreekt, is de beslistheid van zin en wil, op 't eigen oogenblik dat de zonde lokt. Wat ze behoeven is, dat hun ziel verbonden worde aan een hemelschen Leidsman, die hen van de zonde aftrekt. Wat hun van noode is, bestaat in het geloof aan een heilig ideaal. Wat hun moet worden ingestort, is de cordaatheid, de zedelijke cordaatheid, die elk aarzelen te boven komt.

En dat geeft Jezus hun.

Hij is de Leidsman, die zegt, wie iets ook maar, al was het zijn eigen vader of moeder, liefheeft boven mij, is mijns niet waardig. Hij ontsluiert hun het heilig ideaal, dat hen boeit boven het liefste dat ze op aarde hebben. En nu stelt hij dat liefste wat ze op aarde hebben, tegenover dat grijpen naar heiliger zin en heiliger leven, en zegt hun, dat ze, waar en wanneer ook dat liefste op aarde hen tot zonde brengen en van het heilig ideaal scheiden zou, op staanden voet met dat liefste breken zullen, om het heilig ideaal te behouden. En dat zegt Jezus hun in een taal, zoo aangrijpend in haar beeldspraak, dat het tot het merg der ziel doordringt en wilskracht wekt. Zoo hebben het de apostelen verstaan. Zoo is het verstaan door de besten van Gods kinderen. En zóo : s het bedoeld, omdat het alleen zoo heilige kracht oefent.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 februari 1904

De Heraut | 4 Pagina's

„Indien dan uw rechteroog u ergert.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 februari 1904

De Heraut | 4 Pagina's