GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

WONDERLIJK.

Ëen vroom man, die bestuurder was van een school, kwam daar eens zien, hoe het stond met de vorderingen der leerlingen. Onder anderen moesten de jongens en meisjes ook rekenen.

Toen dat was afgeloopen, zei de heer:

„Zegt mij nu eens ten slotte, wat is grooter een deel of het geheel? "

„Het geheel, mijnheer 1" riepen de kinderen.

„En toch, " zei de heer, „weet ik dat het eens net andersom is geweest. Wie vat nu wat ik bedoel!"

Niemand gaf antwoord. Toen sprak de bezoeker :

„Eens spijzigde onze Heiland een groote schare. Er waren daarvoor maar vijf brooden en twee visschen. Toen nu allen gegeten hadden, werden de overgeschoten brokken vergaderd. Er waren twaalf volle korven, en du was het overschietende deel toch grooter dan het geheel, waarmee men was begonnen."

Daar had geen kind aan gedacht. En de heer vetvolgdei

„Ziet vrienden, dat is nu de goddelijke rekenkunst. Daarbij valt de onze geheel weg. Maar Hij die zoo doet, heet dan ook Wonderlijk. En als wij niet zulk een God van wonderen hadden, zou er gewis niemand zalig worden, "

AAN VRAGERS,

Twee vragen zijn van N. te B, De eerste luidt:

Wat wordt bedoeld met een legioen, waarvan o. a. gesproken wordt in Matth, 26 : 53.

We lezen daar:

Of meent gij, dat ik mijnen Vader nu niet kan bidden, en Hij zal mij meer dan twaalf legioenen engelen bijzetten?

Het woord legioen is afkomstig uit het La tijn, de taal der Romeinen, die toen over Judea heerschten.

Een legioen was een keurbende, die vierduizend tot zesduizend man sterk was. In den tekst bovengenoemd duidt „legioen" eenvoudig aan een groote menigte.

Zoo lezen we ook in Lukas 8 : 30, waar sprake is van een bezetene:

En Jezus vraagde hem, zeggende: Welk is uw naam? En hij zeide: Legio, Want vele duivelen waren in hem gevaren.

Hieruit blijkt weer, dat legio of legioen, ook velen beduidt.

Ook de tweede vraag brengt ons tot het Latijn, Zij is namelijk: Wat beteekent het woord consistorie ï

Dit woord beduidt velerlei.

De Romeinsche keizers hadden indertijd een geheimen Raad, die over gewichtige zaken werd geraadpleegd. Deze Raad nu heette consistorium, en evenzoo heette de plaats waar hij bijeenkwam. (Ook wij gebruiken woorden als „kerk" en „school, " zoowel om een plaats aan te duiden, als de vergadering van hen die er samen komen).

De naam Consistorie ging van het heidensche Rome over in het pauselijke. Een consistorie beduidt in de Roomsche kerk een vergadering van kardinalen, waarvan de paus voorzitter is.

Met de Hervorming hield wel de heerschappij van paus en kardinalen op, voor allen dienaar Gods Woord wilden leven, maar de naam Consistorie bleef toch bestaan. Hij werd nu echter gegeven aan de vergadering van hen, die de gemeente regeerden, aan den kerkeraad. Deze kon men dus ook het Consistorie noemen, gelijk b.v, in de Fransche kerken nog steeds geschiedt, terwijl wij Nederlanders meest en ook beter van Kerkeraad spreken. De plaats waar die saamkomt, heet echter nog vaak de consistoriekamer of wel kortweg, de consistorie.

Met nog een derde vraag sluiten we voor ditmaal. Zij betreft de woorden uit i Cor, 15 : 8:

En ten laatste van allen is hij ook van mij, als van eenen ontijdig geborene, gezien.

De vraag is: Waarop doelde Paulus, toen hij dit zeide?

Uit de brieven van Paulus blijkt, dat hij den Heere Christus, tijdens diens omwandeling op aarde gekend heeft. Immers wij lezen in 2 Co rinthe 5 : 16:

Zoo dan, wij kennen van nu aan niemand naar het vleesch; en indien wij ook Christus naar het vleesch gekend hebben, nochtans kennen wij hem nu niet meer naar het vleesch.

Dit is ook zeer begrijpelijk, wijl Paulus te Jeruzalem als leerling vertoefd heeft, en er onderwezen werd door den bekenden Rabbi Garmoliël. Dit nu was juist in den tijd, toen de Heere Jezus openlijk leerde, ook te Jeruzalem.

Doch op dit zien wordt in den tekst uit i Corinthe 15 niet gedoeld,

Paulus heeft het daar over het zien van den Heere Jezus na Zijn opstanding, tot een getuigenis, dat Hij die dood geweest was, weer leefde, dus uit de dooden was opgestaan.

Dat nu de Heere Jezus zich na Zijn opstanding kennelijk en duidelijk aan Paulus heeft geopenbaard, blijkt uit hetgeen medegedeeld wordt in Handelingen 9, 22 en 26.

Al staat daar ook, niet dat Paulus den Heere Jezus zelf zag, maar alleen een bovenaardsch licht, schitterender dan dat der zon, toch wordt wat op den weg naar Damaskus met hem gebeurd is, uitdrukkelijk een verschijning van Christus aan Paulus genoemd. Wij lezen toch in Handelingen 26 : 16 dat de Heere Jezus zegt:

Maar richt u op, en sta op uwe voeten; want hiertoe ben ik u verschenen, om u te stellen tot een dienaar en getuige der dingen, beide die gij gezien hebt, en in welke ik u nog zal verschijnen.

Zoo kon dan ook Paulus zeggen, dat hij den Heere gezien had.

Bovendien is er nog een plaats in de Schrift, die van een verschijning van Christus aan Paulus spreekt, We vinden namelijk in Handelingen 22, dat door Paulus zelf aan de Joden te Jeruzalem wordt verhaald, hoe hij bekeerd werd. Daarop deelt hij mede, dat hij uit Damaskus terugkeerde naar Jeruzalem en zegt dan:

En het gebeurde mij, als ik te Jeruzalem wedergekeerd was, en in den Tempel bad, dat ik in eene vertrekking van zinnen was; en dat ik hem (Jezus) zag, en hij tot mij zeide: Spoed u, en ga in der haast uit Jeruzalem; want zij zullen uw getuigenis van mij niet aannemen.

Uit de eerste woorden van vs, 18 blijkt dat Paulus den Heere heeft aanschouwd.

En eindelijk weten we ook, hoe Paulus er van spreekt, dat hij opgetrokken is geweest in het Paradijs, en gehoord heeft onuitsprekelijke woorden, die het eenen mensch niet geoorloofd is te spreken. Omtrent dit laatste zegt hij niets naders. Doch uit al wat voorafging, is duidelijk wat de apostel in i Cor, 15 bedoelt.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 augustus 1905

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 augustus 1905

De Heraut | 2 Pagina's