GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De nieuwe Koers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe Koers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Amsterdam, 29 Sept. 1905.

Het Ministerie, dat bij de opening der Kamer in de oude Ridderzaal het eerst voor het voetlicht trad, luidt een nieuwe periode voor ons volksleven in.

We waren de laatste jaren er aan gewend de teugels van het bewind in Christelijke handen te zien. De onderdrukking en achteruitzetting van ons Christelijk volksdeel had een einde genomen. De Rfgeering sprak het openlijk uit, dat zij in het Christelijk geloof den besten waarborg zag voor 's lands geestelijken bloei. Op de Christelijke grondslagen van ons volksleven werd voortgebouwd. Aan mannen van christelijke beginselen werd gelegenheid gegeven zich te wijden aan den dienst van den Staat. Het scheen, alsof een nieuwe dageraad was aangebroken, waarin het glorie-tijdperk onzer historie herleefde en de oude leuze „God, Nederland en Oranje" weer tot waarheid worden zou.

Die schoone hope is nu verijdeld. De Juni-stembus bracht ons Christelijk Ministerie ten val. Hel liberalisme met het socialisme in bond, droeg de zegepraal weg. De haat, de smaad en de verguizing, waarmede toen het Christelijk Ministerie overgoten werd, bereikte een zelfs in het buitenland niet vaak overtroffen hoogte. Dat Nederland tijdens de misdadige woeling juist aan dit Kabinet de demping van het proletariersoproer te danken had, scheen nu vergeten. Elke daad van het Ministerie werd met de zwartste kool geteekend. En het aldus misleide volk kegelde een krachtig en sterk Ministerie omver, om daarvoor in de plaats een Kabinet te krijgen, dat reeds bij de geboorte kwalijk levensvatbaar bleek en, nauwelijks een maand oud, bedenkelijke symptomen van bloedarmoede vertoont.

Die innerlijke zwakheid van het Ministerie, dat in de Tweede Kamer geen meerderheid bezit en in de Eerste Kamer tegenover de vastaaneengesloten phalanx der christelijke parijen moet optreden, brengt vanzelf mee, dat het van alle scherpe maatregelen zich onthouden zal. Van het vorig Kabinet werden verschillende wetten voetstoots overgenomen. Over de gedreigde herziening van Lager en Hooger onderwijswet wordt geen woord gerept. De invoering van het algemeen stemrecht wordt tot later orde verschoven. En zelfs de heenwijzing naar de indiening van een nieuwe Armenwet behoeft niet te ontrusten, zoolang niet blijkt in welken geest die herziening geschieden zal.

Dat dit Ministerie trachten zal alle partijen en richtingen in ons vaderland gelijk recht te doen wedervaren, is een belofte aan welker goede trouw niet mag getwijfeld worden. Als tegenstelling met wat een vorig Kabinet deed, zou deze leuze een beleediging en een onwaarheid zijn. Als belofte van beterschap voor de toekomst van eene partij, die schier een eeuw lang de minderheden onderdrukte, kan ze dankbaar worden aanvaard.

Maar al is dus van dit nieuwe Ministerie niet veel rechtstreeksch kwaad te duchten voor ons christelijk volkskarakter, het feit zelf dat de wetgeving in christelijken geest is stop gezet en het liberalisme weer de teugels in handen heeft, werpt een donkere schaduw over de periode, die we tegengaan. Reeds nu blijkt, hoe de oude „clericalenhaat" in sommige liberale kringen weer den toon aangeeft. De weigering der Unie-collecte te Leeuwarden is een onvervalschte proeve van liberalistische partijtyrannic. En al mogen de hooge leidslieden met voorzichtigheid optreden, omdat het scheepke anders terstond stranden zou; al hangt het nieuwe Kabinet de vlag van verzoeningsgezindheid uit, wat na de scherpe oppositie bij de stembus zeker te waardeeren valt; de overmoed der lager geplaatsten en minder door besef van verantwoordelijkheid gedrukte ambtenaren laat geen twijfel over wat het liberaal regime ons brengen zal. Heimelijke of openlijke tegenwerking; achteruitzetting van wat beslist voor zijn Christelijke belijdenis uitkomt; dat hebben we in de toekomst te wachten.

De diepe teleurstelling, die hierin ligt opgesloten, behoeft niet verheeld of bemanteld te worden.

Onze strijd ging niet om eigen eere of voordeel, maar om de eere onzes Gods. Het was ons te doen om Zijn naam weer over ons volk uit te roepen. Zijn ordinantiën weer te doen gelden. Zijn rijk te doen komen. Na een worsteling van een eeuwlang scheen de overwinning behaald. We leefden in de schoone hoop, dat Nederlands volk weer tot den God der Vaderen zich bekeeren zou. De uitnemende gaven en talenten door God aan onze leidslieden verleend, moesten zelfs door onze tegenstanders erkend worden. In een der hachlijkste oogenblikken redde ons Christelijk Ministerie ons van de sociale revolutie. De vruchten van langdurigen arbeid stonden gereed, om in de volgende periode te worden binnengedragen. De toekomst beloofde ons zoo schitterend veel.

Dit alles is nu afgesneden.

Maar als christenen erkennen we ook in dezen wég van diepgevoelde teleurstelling de leiding van den Heere onzen God. Een oogenblik mag het daarbinnen stormen en de golven van twijfel over het hart henen slaan, ten slotte triomfeert het geloof en weerklinkt weer htt oude lied uit de beklemde borst: Wat God doet dat is welgedaan.

Wanneer God de Heere voor ons kiest niet den weg van victorie, maar den weg van nederlaag, dan voegt het ons te berusten in Zijn heilig bestel. „Heiüg zijn o God uw wegen, niemand spreek uw hoogheid tegen". En al voert die weg in de diepte der vernedering, al verstaan en begrijpen we niet waarom de uitkomst geen andere is geweest, we gelooven dat alle dingen zullen medewerken ten goede dengenen, die naar Gods voornemen geroepen zijn.

Want daarin schittert de heerlijkheid van ons Christelijk geloof, dat we nooit ontmoedigd worden. Geslagen, maar niet overwonnen. Teleurgesteld, maar niet twijfelmoedig. Ouderdrukt, maar niet terneergeworpen. Zoo was het steeds met Gods volk. En zoo zal het ook nu zijn.

Even schoon als bezielend heeft Ds. Brummelkamp in zijn pas verschenen brochure „Het Ministerie Kuyper, Een terugblik", dien toon d-ss geloofs doen hooren, waar hij zijn overzicht over de jongste staatkundige gebeurtenissen aldus eindigt:

Onmogelijk is het voor de antirevolutionairen in den lande, het gebeurde niet te beschouwen uit het hooger oogpunt van de leiding Gods in den te voeren strijd. Zijn we niet opnieuw levendig herinnerd geworden aan de loopbaan van Groen van Priusterer ? De kern van onzen strijd is altijd van geestelijken aard geweest. Voor het onderwijs, dat is voor het leiden der volksontwikkeling in den Christelijken geest, heeft Groen, van zijn eerste optreden af en voorts levenslang, gestreden, in en buiten de kamer met mond en pen. Hij heeft niet mogen aan schouwen wat wij met onze oogen zien. Maar de man dien hij als zijn opvolger heett aangewezen, heeft de schoolquaestie die niets minder dan een wereldprobleem is, in de wetgeving, zoowel voor hooger als voor lager onderwijs, een aanmerkelijke schrede vooruitgebracht. En nu dat verkregen is, wordt zijn ministerieele loopbaan op eenmaal afgebroken. Stemt het niet tot grooten dank, dat we juist dezen schat uit de schipbreuk mochten redden ? Zegt het niet vervolgens, dat wij echte zonen van den Zwijger en zijn halsvriend Aldegonde, van Bilderdijk, Da Costa en Groen van Prinsterer zullen zijn, als we, evenals zij, de nederlaag willen lijden, ja persoonlijk willen ondergaan, indien maar het pand ons toevertrouwd, de christelijke echt Nedeiiandsche beginselen, ongeschonden overgeleverd worden aan het volgend geslacht?

De overwinning in dezen strijd kwam altijd de geschiedenis leert het, paradoxaal. Niet naar, maar meestal tegen den gewonen loop der dingen. Toen de scherpe resolutie van Kappeyne haar beslag had gekregen, nam de Christelijke school haar stoutste vlucht. Via crusts via lucis. De weg van het kruis is de weg van het licht. Door de diepte naar de hoogte. Het is in akkoord met onze wordingsgeschiedenis, met onze hoogste roeping als natie. Nederland als zelfstandige staat is geboren, naar de kernachtige uitdrukking van Groen, uit den gods dienst. „Elders is de Kerk opgenomen door den Staat, hier is de Republiek niet slechts met de Kerk vereenigd, zij is geboren uit de belijdenis der Kerk." i) Men zou ook kunnen zeggen: geboren uit martelaarsbloed. Daarom, zoo leerde Groen, zal Nederland, ook in het staatkundige, met die belijdenis staan ofvallen. Eo onze geschiedenis toont, hoe die kloekmoe dige belijdenis het 'volkskarakter verhoogt en veredelt, terwijl, omgekeerd, bij de verloochening der Goddelijke waarheid het karakter daalt en zich verlaagt.

Zoo verbaast het ons dan ook niet, dat hen die in de voorste gelederen staan, de zwaarste slagen tnfifen. Het leven der profeten is in deze zondige wereld altijd vol gevaren geweest.

For the age in which they live Will not forgive The splendor of the everlasting light. That makes their foreheads bright. Nor the sublime Forerunning of their time. 2)

Deze dichterlijke herinnering is tegelijk een bemoediging. De profeten krijgen toch gelijk, want de boodschap die ze brachten, kwam van Hem, die altijd goddelijk gelijk heeft tegenover de wereld. Gods tijd is de juiste tijd. Wie dat gelooft blijft moedig uitzien, en medewerken naar de mate zijner krachten aan de toekomst. Al gaan we nu misschien een periode van reactie of van stilstand tegen, er is geen reden voor moedeloosheid of traagheid. De menschen gaan, maar de beginselen blijven. Het afgetreden Ministerie liet een getuigenis na, dat ook na zijn heengaan zal blijven spreken. Al moest dan dit het laatste zijn wat we in 's lands raadzaal van het Ministerie Kuyper vernamen; al zou zijn arbeid, zooals die daar, afgewerkt onafge werkt, ligt, een torso blijven die nooit voltooid werd, dan nog roepen we zijn leden, en allen die het liefgehad en ervoor gestreden hebben, toe: Dank voor het verkregene, en, met een woord van Groen van Prinsterer uit het jaar 1850: „Vreest geen overmoed van menschen, indien ge durft belijden: „ik vreeze God.” 3)

Zoo is het.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1905

De Heraut | 4 Pagina's

De nieuwe Koers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1905

De Heraut | 4 Pagina's