GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE COVENANTER.

XIX. {Slot.)

Het bericht, langs onbekenden weg ontvangen, trof CuUen diep. Hij was in zijn hart overtuigd, zoo goed als de briefschrijver, dat Douglas geen kwaad had bedreven. Ja, CuUen gevoelde hoe hij zelf, vroeg of laat, er toe zou kunnen komen, de wapenen op te vatten tegen de dwingelandij.

Hij besloot, daar er geen tijd te verliezen viel, aanstonds zich voor den veroordeelde in de bres te stellen.

Gelijk we weten, was hij uit een aanzienlijk geslacht, en had vele vrienden onder de grooten en edelen in den lande en aan het hof. Den nieuwen koning Jacobus kende hij echter niet persoonlijk, en nog veel minder de Jezuïeten en Roomsche priesters, die den vorst omringden. CuUen evenwel wendde zich tot zijn vrienden, en verzocht en bad hen, om zijnentwil alles te doen wat zij konden, ten behoeve vaii den veroordeelden Douglas. Sommigen echter weigerden dit beshst, toen zij ho> rden dat die man behoorde tot de Covenanters, in wie zij, gelijk CuUen vroeger zelf, niet dan hardnekkige oproerlingen zagen. Anderen echter beloofden te doen wat zij konden. Doch dit lieg op weinig uit. De een deed als de schenker in de geschiedenis van Jozef, en vergat zijn belofte. De ander vond ten slot» e, dat het heel gewaagd zou zijn in een tijd als dezen, iets te doen ten gunste van een Covenanter. Enkelen echter deden hun best, om door met de raadsleden des konings te spreken, het gevaar voor Douglas af te wenden. Doch of nu de koning er niets van vernam of dat hij aan zulke verstokte ketters als de Covenanters in zijn oogen waren, geen genade wUde bewijzen — dit is zeker, dat CuUen iets hoorde van een begenadiging van den veroordeelde.

Eindelijk schreef hij naar Schotland, waar hij genoeg menschen kende, om te hooren hoe t met de zaak stond. Het antwoord dat weldra kwam, ontroerde hem. Douglas was ter dood gebracht. Eerst later vernam CuUen, hoe Ralph tot het laatst de goede belijdenis had betuigd, en in voUen vrede en vast geloof was heengegaan, den Heere zijn ziel bevelende en biddende voor Schotland.

Zoo had dan onze officier vergeefsch werk gedaan, en dit smartte hem diep. De dood

van Douglas deed hem nog sterker gevoelen, hoc kwaad en heilloos was, wat in Schotland gebeurde en hoe daaraan een einde diende te komen, te meer daar de toestand al dreigender werd. Voor het oogenblik echter was hij vervuld van de gedachte: Kan ik ook nog iets doen, voor het ongelukkig gezin van den ir an, die zoo onrechtvaardig is gedood. Zijn vrouw en kinderen hebben letterlijk niets. Wat moet er van hen worden?

Weer ging hij aan het werk. Het was geen gemakkelijke taak. Reeds vroeger waren, gelijk wij weten, de bezittingen van Douglas verbeurd verklaard en bij zijn dood was die uitspraak nog bevestigd. Zou daarin verandering zijn te brengen?

Doch 't liep eenigszins anders dan menschen hadden kunnen vermoeden. Koning Jacobus, die in zijn blinden ijver slechts dacht aan al wat de Roomsche kerk ten goede kon komen, trachtte om zijn zin te krijgen, ook de Protes tanten voor zich te winnen, welke niet tot de Staatskerk behoorden. Zij zouden meer vrijheid genieten. Hoe schrander dit .ook bedacht was, het heeft den verdwaasden vorst niet veel mogen baten. Doch voor het oogenblik althans was de kans in zoover gekeerd, dat een ver zoek ten bate van een niet-Roomsche, en die tot de vrije kerk behoorde, meer kans had verhoord te worden.

Dit mocht, door de goede beschikking des Heeren ook onze officier ervaren. Twee maanden na den dood van Douglas, vernam hij, dat een beyel was uitgevaardigd, om aan de vrouw van den Covenanter, de hoeve terug te geven, eenmaal door haar man bezeten. Gij kunt begrijpen hoe blij Gullen, maar vooral de weduwe en haar kinderen waren, toen zij dit vernamen. Het verzoette eenigermate de bittere droefheid waarin de dood van den man en vader hen had gestort. Niet lang daarna betrokken zij weder hun geliefd Garnessie, en hebben daar verder rustig gewoond. Gullen die het vernam schreef hun een brief, en de n: oeder beantwoordde dien met het betuigen van haar hartelijken dank aan den haar onbekende E heer. Eerst jaren daarna kwam zij te weten wat eens tusschen hem en haar man in het hol was voorgevallen.

Den loden November van het jaar 1688 verliet een oorlogsvloot de havens van Nederland, om naar Engeland te stevenen. Aan boord van de vloot bevond zich onze prins Willem III, die gehuwd was met een dochter van Jacobus.

Hij ging naar Engeland, op dringend verzoek der Britten zelf, om hen en hun land van de dwingelandij van Jacobus te verlossen. Wat hij bedoelde kon trouwens ieder lezen. Want het opschritt van des Prinsen schip luidde: „Voor de Protestantsche religie i) en de vrijheden van Engeland. Je maintiendrai. (Dit laatste, nog het ondeischrift van ons wapen, beduidt: Ik zal handhaven).

Na vijf dagen landde die vloot, van wier lot voor de toekomst van kerk en staat zooveel afhing, te Torbay in Engeland. Uitvoerig dit alles en wat verder voorviel, nu te verhalen is mijn doel niet. Genoeg zij het té zeggen, dat onze prins Willem met open armen in Engeland werd ontvangen. Aanstonds gingen menschen van allen stand tot hem over, en heetten heic als bevrijder welkom.

Koning Jacobus v.erd van allen verlaten en nam de vlucht naar Frankrijk, 't Was voor goed met zijn heerschappij en die van zijn geslacht gedaan.

Tot de eersten die ach bij den prins van Oracje voegden, behoorde onzen vriend Gullen. Hij had een jaar geleden ontslag uit den krijgsdienst genomen. Doch nu vatte bij met vreugd de wapenen weer op voor de goede zaak des geloofs en der vrijheid. Duizenden deden als hij, en zoo kon de Oranjevorst weldra zijn zegetocht naar Londen aanvaarden.

De troon des rijks werd ledig verklaard, en den 2isten April van 't jaar 1689 kreeg Engeland een nieuwen vorst, koning Willem, den prins van Oranje, die toen gelijk zijn vrouw werd gekroond.

Wat men van Willem te wachten had, kon ieder weten uit zijn verklaring, een jaar te voren: Geen Ghristen mag om des gewetens wille werden vervolgd.

Zoodra alles weer geregeld was, bood Gullen den nieuwen vorst zijn diensten aan, en trad weer als officier in het leger. Hij vergezelde Willem op diens veelvuldige krijgstochten, van welke ik u vroeger vaak heb gesproken, en was en bleef hem een trouw dienaar. Toen er wat rustiger dagen aanbraken, begaf de officier zich nog eens naar Schotland, waar thans alle ver volging had opgehouden. Hoe hartelijk hij op Garnessie werd ontvangen, kunt gij begrijpen. Ook ontmoette hij er Lennie, den schaapherder. En al wat hij er hoorde en zag, deed hem te meer verstaan, hoe schandelijk het was geweest, zulke lieden te kwellen en te vervolgen. Hij was blijde dit te hebben verfoeid.

Maar zijn hoogste blijdschap was het benevens den aardschen koning en boven hem den He melschen te dienen, welken de Govenanters hem recht hadden leeren kennen. Hij bleef er hun steeds dankbaar voor, en zei vaak: „Ik kwam in Schotland om er te doen wat ik er ten slotte niet deed, en ik vond er, wat ik er nooit had gezocht.”

1) Godsdienst.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 september 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 september 1906

De Heraut | 4 Pagina's