GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Langzaam afglijden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Langzaam afglijden.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 2 Nov. 1906.

Voorzoover het Curatorenbesluit om subsidie voor het Gymnasium te Kampen aan te vragen, verdedigd wordt, beroept men zich telkens op het feit, dat onze Kerken voor den school-en medischen hulpdienst der Zending in India toch wèl subsidie aanvaard hebben. Wat Ds. Elzinga in de Kamper Kerkbode bovendien opmerkte, dat de Vrije Universiteit toch ook subsidie aanvroeg, heeft met dit geding «zV^'f uitstaande. Vooreerst gaat de Vrije Universiteit niet o van de Kerken uit. En ten tweede heeft de j Vrije Universiteit geen subsidie aangevraagd, maar alleen vergoeding voor de bouwkosten. Bij de behandeling van de Wetj op het Hooger onderwijs is juist uitdrukkelijk verklaard, dat dit geen subsidie was en de Regeering er niet aan denkt om de bijzondere Hoogescholen evenals de bijzondere gymnasia en lagere scholen te subsidieeren. Deze pijl vloog dus langs het doel heen.

Maar wel blijft de subsidieaanvrage voor Indië over, en we mogen geen oogenblik verhelen, dat het gebruik van deze subsidieaanvrage, thans gemaakt, ons zeer beden}celijk toeschijnt. Aan onbroederlijke critiek wenschen we ons niet schuldig te maken. Dat het ongeluk wil, dat deze quaestie juist bij het Kamper gymnasium ter sprake kwam, betreuren we zelfs, omdat dit zoo licht tot animositeit aanleiding ge^t. Maar dit alles mag ons niet verhinderen, bij een zoo hoogst belangrijke zaak, waarbij een beginsel betrokken is, te waarschuwen, wanneer er o. i. gevaar dreigt. En wie den loop der discussie in de pers volgde, kon kwalijk ontkennen, dat er hier en daar bedenkelijke concessies zijn gedaan.

Dat onze Synodes voor den hulpdienst der Zending in Indië subsidie hebben aangevraagd, is volkomen waar. In dat feit op zichzelf steekt ook geen gevaar, mits als een paal boven water vaststaat, dat dit een exceptie, een uitzondering is voor Indië alleen. Er mag verschil zijn over de gronden, waarom men dit in Indië toeliet, mits we het allen hier maar over eens zijn, dat deze uitzondering alleen voor Indië geldt en geen precedent mag worden voor de Kerken in ons vaderland. Dan staat het alarmsein op veilig en is er geen gevaar te duchten.

Maar wel loopt men gevaar af te wijken, wanneer de subsidie voor Indië als dekmantel wordt gebruikt om het Curatorenbesluit in zake het kerkelijk gymnasium te Kampen te vergoelijken. Dan glijdt men . langzaam van het fundament af. Eerst een exceptie voor Indië. Dan, op grond van die éene exceptie, een nieuwe uitzondering voor de Kerken in ons vaderland. Natuurlijk, men wil er volstrekt geen regel van maken. Aan Rijkssubsidie voor de Kerken zelf denkt men niet. Maar wat onze Kerken in Indië niet absoluut ongeoorloofd hebben geacht, mag toch ook niet „tijdelijk en als uitzondering" ongeoorloofd worden geacht in ons land. Beginselen hangen toch niet af „van een hemelstreek". En als deze nieuwe uitzondering eenmaal burgerrecht heeft gekregen, dan, het spreekt wel vanzelf, zal er straks weer een exceptie gevonden worden. Tijdelijk en als uitzondering met o, zoo goede bedoelingen, maar toch altijd weer een inbreuk op den bestaanden regel. En het eind van het liedeke zal wezen, dat de uitzondering regel wordt en de regel zelf uitzondering. Een langzame verschuiving, maar waarbij het huis ten slotte geheel naast, inplaats van op het eens gelegde fundament komt te | staan.

Om wat liefs hadden we daarom welgewenscht, dat het geheele argument van Indië uit het debat ware gebleven. Want juist dat beroep op Indië zal, geheel tegen de bedoeling van hen, die het gebruikten, allicht het gevolg hebben, dat onze Kerken verzwakt worden in hare overtuiging, dat van Rijkssubsidie aan de Kerk geen sprake mag zijn.

De vraag, of onze Kerken, indien het ooit tot afrekening kwam met den Staat, geen wettige pretentie zouden kunnen maken op hetgeen thans aan de Hervormde Kerk alleen wordt uitgekeerd, kan daarbij geheel blijven rusten. Wat Dr. van Lonkhuizen te Amersfoort verdedigde, dat de Gereformeerde Kerken het goed moesten keuren, dat dit geld voor sociale doeleinden zou besteed worden, drukt zeker niet de communis opinio uit van de Gereformeerde Kerken. Voorzoovcr we een historisch recht ebben op gelden en fondsen, die de Staat roeger aan de Gereformeerde Kerken toeees en waarvan de renten alleen aan de ervormde Kerk worden uitgkeerd, blijven we onze aanspraak handhaven. Maar van rijkssubsidie is bij dit alles geen sprake. Recht en subsidie sluiten elkaar uit.

Over de subsidie alleen gaat het geding. Tegen die subsidieering door den Staat hadden onze vaderen geen bezwaar. Integendeel, ze hebben bij de Oi'erheid er telkens op aangedrongen, dat deze voor de predikants-tractementen zorgen zou en de toegestane staatsgelden dankbaar ontvangen. Niet omdat Gods Woord dit zei. Want de Schrift spreekt hiervan met geen enkel woord. Maar omdat men nog altijd leefde onder de hypnose van Constantijn's Christelijken staat. Zoodra Constantijn de Christelijke religie tot religie van Staat verhief, werd het ook regel de ambtsdragers der Kerk uit de staatskas te bezoldigen. Op Constantijn's standpunt volkomen begrijpelijk. Want er is geen sterker macht om de Kerk aan banden te leggen en haar van den Staat afhankelijk te maken dan de Staat de tractementen te laten uitkeeren. Wie bezoldigt, heeft feitelijk de macht in handen.

De droeve historie onzer Nederlandsche Kerk heeft genoeg geleerd waartoe dat leidde. Niet eerst in 1816, maar reeds van de dagen der Reformatie af. Er is niets wat onze kerken zoo onvrij heeft gemaakt tegen de O/erheid, zoo haar gedwongen heeft telkens weer aan de O s^erheid concessies te doen als juist die „zilveren, koorde." Een Kerk, die fiaantieel onafhankelijk was van den Staat, zou het nooit hebben gedoogd, dat eeuwen lang de . Overheid de Kerken belet heeft zelfs in Generale Synode saam te komen.

Op dit punt wijken we dus geen voetbreed. Want of men al zegt, dat de Roomsche Kerk in ons land toch ook Staatssubsidie ontvangt en desniettegenstaande geheel vrij is in haar inwendig bestuur, bewijst niets Dat alles hangt af van de mannen, die regeeren. En het voorbeeld van Frankrijk leert wel, hoe een ongeloovige regeering, wanneer ze zich maar sterk genoeg voelt, niets ontziet om de Kerk te treffen. Veilig zijt ge alleen, wanneer de Kerk van Christus in geen enkel opzicht van den Staat afhankelijk is en daarom de Staat ook niets over haar te zeggen heeft. En we danken God, dat Hij die vrijheid aan onze Kerken geschonken heeft.

Tegen alles wat er toe leiden kan om die vrijheid ons te ontrooven, gaat daarom ons onverbiddelijk protest. Voor enkele hulpdiensten van onze Zending mag een uitzondering toegelaten worden, omdat de zending in een Heidensch land een gansch exceptioneel karakter draagt. Want wel is de opmerking van ds Amsterdamsche Kerkbode volkomen juist, dat niet de zwakke beginsels van Kerken in Indië zelf, maar onze zendende Kerken deze subsidie hebben aangevraagd, , doch in beginsel verandert dit niets. Deze Kerken vragen deze subsidie niet voor zichzelf, maar voor scholen en hospitalen in Indië, die nog niet in staat zijn zichzelf te onderhouden. In een geheel Heidensch land, waar de Kerk optreedtom zending te drijven, heeft ze een heel andere taak en roeping dan in ons Christelijk vaderland. Niet de „hemelstreek" wijzigt hier het beginsel, maar wel de geheel eigen^ aardige positie, waarin de Kerk hier op treedt. Klaar en duidelijk blijkt dit uit het besluit der Dordtsche Synode, Want waar deze Synode voor ons land als regel gesteld heeft, dat de school niet van de Kerk behoort uit te gaan, maar van de ouders zelf, wordt in Indië juist de school door de Kerk opgericht, omdat hier het eigen initiatief en de draagkracht der ouders nog te zwak is. Maar wie uit deze uitzondering voor Indië zou afleiden, dat de Kerk in ons eigen land dus ook wel Christelijke scholen mag oprichten, zou daarmede lijnrecht in strijd komen met wat te Dordrecht besloten werd.

Ten slotte zij met dankbaarheid vermeld, dat de Amsterdamsche Kerkbode het Curatorenbesluit alleen verdedigt als middel om het gymnasium des te gemakkelijker aan een zelfstandige vereeniging te kunnen overdragen, dus als overgangsmaatregel, maar er aan toevoegt, dat zulk een maatregel zeker niet zou mogen genomen worden, „wanneer daarmede iets blijvends werd beoogd".

Indien in het Curatorenverslag dit van meet af gezegd was, zou de critiek zeker een ander beloop hebben genomen. Thans gaf dit verslag den indruk, alsof men alleen omdat de finantieele toestand er toe drong, om hulp bij den Staat wilde aankloppen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 november 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Langzaam afglijden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 november 1906

De Heraut | 4 Pagina's