Voor Kinderen.
TWEEDE WERELDEN.
GEEN GOEDE WEG.
XXI.
Drie jaren waren voorbijgegaan.
In dien tijd was veel veranderd, al werd daarvan naar het uiterlijke niet zooveel bespeurd.
We hebben reeds, wat vooruitloopend, gezien, hoe het onzen vriend Kobus ging. Grootvader had intusschen zijn taak op de Zandhoeve moeten neerleggen, hij was er te oud en te zwak voor geworden. Toch leefde hij nog in alle dingen mee, gaf velen goeden raad, en was een vriend van allen, die op het dorp God vreesden. In zijn werk had hij zijn schoonzoon tot opvolger gekregen.
En hoe was het met Rika gegaan?
Op het dorp werd zij in den laatsten tijd maar heel zelden, en dan nog slechts voor korten tijd, gezien. Zij had het, zei ze, te druk om daar veel te komen. De waarheid was, dat zij er even lief van daan bleef als haar broeder er gaarne was.
Intusschen had zij zich met allen ijver toegelegd op „de kanst, " zoo als dat geheeten werd, zonder dat zij ooit bedacht, dat er ook een „ijdele kunst" is, gelijk Gods Woord ons leert. Aan dat Woord echter dacht Rika al minder. Grootvaders mooie Bijbel bleef mooi, omdat hij ongebruikt, ongelezen in de kast lag. De kleine nederlaag die Rika in 't eerst geleden had, had haar al spoedig geprikkeld tot de uiterste inspanning. Ze moest en zou althans niet bij de anderen achterstaan. Zoodoende maakte zij snelle en groote vorderingen, en waren haar leermeesters en leermeesteressen bijzonder tevreden. Weldra stond dan ook vast, dat Rika voor het tooneel moest worden opgeleid. Daar was zij, meende men, alleszins geschikt voor.
Vader en moeder hadden er eerst wel tegen gehad. Want, zoo zeiden zij, ons kind behoeft geen groote dame te worden, en daarbij waren zij van oordeel, dat iemand wel tot wat beters kon groot gebracht worden, dan om op het tooneel te spelen. Doch mijnheer Brandwijk en andere heeren, brachten hun aan 't verstand, dat het leven voor het tooneel volstrekt niet zoo verkeerd was als zij dachten. Onder de tooneel spelers waren ook wel brave menschen, zeiden zij, en daar hun dochter zoo groote gaven had, mochten de ouders haar geluk niet in den weg staan. Ging Rika zoo voort, dan kon zij later vermaard worden, veel geld verdienen en een gelukkig leven hebben. Wat kon men meer wenschen?
Zoo stemden dan de ouders toe, wat zij zeker niet zouden gedaan hebben, als zij God hadden gediend, anders dan voor het uiterlijke. Niet allen dachten echter zoo. Vele vrome lieden op het dorp nraaischuwden hen, gelijk ook grootvader gedaan had, dat Rika een verkeerden weg op ging. Doch dat kon vooral mijnheer Ter Laan niet toestemmen. Toen eens een vrome boer, een oude huisvriend, hem er over sprak, zei vader:
„Maar wat kwaad steekt er dan eigenlijk in? Er is op Rika niets te zeggen. Zij doet haar best. Iedereen mocht nog willen dat hij zoo was."
„Zeker, " zei de ander, „maar de groote vraag is toch, niet waar, of wij wandelen in de wegen des Heeren. En hoeveel vrome menschen zouden er nu wel onder de tooneelspelers zijn."
„Dat weet ik niet. Ik ben daar niet mee bekend. Maar in alle geval is het vak daarom nog niet slecht. Als iemand zich nu eens ver kleedt als een koning of een koningin, doet hij toch geen kwaad. En als hij mooie verzen of gedichten opiegt, ook niet. Toen kort geleden, Pieters de ouderling, zijn zilveren bruiloft gaf, waren er ook twee verkleede kinderen, die een vers opzeiden. En geen mensch vond daar iets kwaads in."
„Maar, " zei de buurman, „dat maakt een groot onderscheid. Voor die kinderen was dat louter iets als een spelletje, en heel gauw vergeten. Gansch iets anders is, als ik van zulke vertooningen mijn vak maak, en er mijn leven en mijn kracht aan geven moet. Dat past geen Christen. Daarbij, de kinderen zeiden een lief, mooi vers op, waarin de Heere God werd erkend. Maar hoeveel laflfe, ijdele en zondige stukken worden op het tooneel vertoond, en dat trekt de menschen. Let maar eens op. Net zoo min onder de bezoekers van den schouwburg als onder degenen die er spelen, zult ge licht godvreezende menschen aantreffen. Ik heb daar genoeg van gehoord."
Doch Rika's vader liet zich niet overtuigen, ook niet door den predikant die hem kwam spreken. En zoo kon het meisje dan voortgaan.
Eén ding echter was haar daarbij min gunstig. Zij bezat wel een vlug en vaardig, maar geen trouw geheugen. Verzen of andere stukken te lezen en dan den inhoud te vertellen, een geheele bladzijde en meer zelfs uit het hoofd te leeren, kostte haar zeer weinig moeite; 't ging om zoo te zeggen in eens. Maar heel lang bleef het baar niet bij. Na een week was zij soms de hal /e bladzijde al vergeten, of wist zij bijna niet meer wat zij gelezen had. Wel deed zij al haar best om dat gebrek te overwinnen, maar veel beterde het vooreerst niet.
Nu gebeurde het, dat op zekeren tijd aan Rika en eenige andere meisjes, die met haar leerden werd opgedragen een gedeelte te bestudeeren uit het tooneelstnk van Vondel, „Gijsbrecht van Amstel." In dit tooneelstuk komen alleenspraken voor, die nog al heel lang en soms ook wel wat vervelend zijn. 't Moest nu echter tot oefening dienst doen en van den uitslag hing veel af, daar zij die het er goed afbrachten, tot een hoogere afdeeling zouden bevorderd worden. Wie nog niet mee kon, had echter later weer gelegenheid een stap hooger te doen.
Rika wist dat, maar zij was aanstonds vast besloten, om nu niet weer zich de loef te laten afsteken. Met allen ijver ging zij aan 't werk, las het stuk, maakte er opstellen over, en luisterde aandachtig, wanneer de onderwijzer de min begrijpelijke dingen en de oude woorden en uitdrukkingen verklaarde. i
Zoo gelukte het baar een overzicht van alles te krijgen, maar nu kwam nog het moeilijkste. Zij had namelijk een bepaald gedeelte uit het hoofd te leeren, op te zeggen zonder hulp niet alleen, maar daarbij in den rechten toon, met behoorlijke verhefHng en daling van stem, met de vereischte gebaren; kortom zoo, dat heel het vers zoo duidelijk mogelijk werd, het schoone er van uitkwam, en het aangenaam was om te hoeren. S
CORRESPONDENTIE.
Op verschillende vragen weldra, hopen we, antwoord. Dit kan echter niet altijd aanstonds gegeven worden. Ook kan 't voorkomen, dat vroeger ontvangen vragen 't bescheid op latere doen uitstellen. Men gelieve daarmee rekening te houden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 7 april 1907
De Heraut | 4 Pagina's