GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zeven-en-twintigste Jaarvergadering VAN DE VEREENIGING VOOR HOOGER ONDERWIJS OP GEREFORMEERDEN GRONDSLAG,

Bekijk het origineel

Zeven-en-twintigste Jaarvergadering VAN DE VEREENIGING VOOR HOOGER ONDERWIJS OP GEREFORMEERDEN GRONDSLAG,

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

geh.ovLO.en te UTJBEOHT, op 3 en 4 Juli,

II.

DE JAARVERGADEEING.

Al zeer vroeg was Donderdagmorgen de roote zaal van Tivoli meer dan gevuld. De reinen hadden uit Noordrn en Zuiden, Oosten n Westen de bezoekers voor de Jaarvergadering angebracht, en de stad Utrecht had mede aar aandeel geleverd. Het was dan ook op et openingsuur zóó vol, dat de politie den oegang aan wie nog kwamen meende te moeten ntzeggen. Later bleek dat er met wat goeden il nog wel voor enkelen doorkomen aan was. h b o o v S v w

Precies te 10 ure kwam de Voorzivter der Vergadetiug, Dr. Kuyper, op het podiura, ea tegelijkertijd steeg uu de dichte menigte eea geestdiiflig applaus op, gevolgd door liet aanheffen van Ps. 134 : 3.

Daarna nam de Voorzitter het woord ca verzocht de schare te ïingen Ps. 89 : 7 ea 8 Nadat dit geschied was werd Ps. 145 vccr' gelezsn en girg dt Voorzitter in den gebede voor.

Door den overgroeien toeloop was het nitt gelukt de ledenbiljetten in te" nemen, Koodat deze bij den aan vaag der vergadering moesten worden opgehaald.

Daarna nam ds Voorzitter het woord en zei het een voorrecht te achte», zeer door hem op prijs gesteld, dat heeren Directeuren de laatste maal, dat daarop voor spr. uitzicht bestoacl hem de leiding van deze Vergadeiiug hadden opgedragen. De herinnejingen aaa het veriedea vermenigvuldigen in een uur a!s dit; teiugdenkead a2n de eerste Jaarvergadering, rijst de gedachte op: hoe klein, hoe geïing waren we toen. Wie buiten stonden dachten aaa de aemechtige Jodea die onder Nehemia den Tempel bouwden; men vroeg of het niet de waanzin van den overmoed was, die oas had aangegrepen. Slechts diie professoren in de Theologische, en slechts èèn in de Juridische faculteit; allen nog van jeugdigen leeftijd; zonder wetenschappelijke kuwcrec; een hunner kwam pas van de Hoooe School. En wie toen' zou gevraagd hebben of er uitïicht bestond een ni''uwen Hoogkeraar aan htt viertal toe te voegca, hij zou ten aatwoord-hebben ontvangen : nets ! Doch reeds in een v& a de eerste samenkomsten der Hooglecrarec werd de vrsag gedaan, of raea den heer Woltjer kende.. Niemand oczer had nog van hem gehoord; en op de verzekeiing dat hij èn knap èn goad gereformeerd was, volgde een ontmoeting met de^en en bleek hij de rechte man op de rechte plaats. Het onver, wachts opkomea van dezen morgei'ster gaf OBS het gevoel, dat God de Heere ome Stichting jegende. Zonder dat wij er iets van vermoeddea was deze man voor zijn taak toebereid, ea werd hij ons op het juiste oogeablik geschoaisen. We gingen dus voort met cieuwen ijver ea oieuwen moed.

Toen kwam de doleantie. Bij de vele or juistheden en onwaarheden die destijds werden roadverteld, cm eigen gedrag te rechtvaardigen ea op ons een blaam te leggen, is ook het gerucht rondgedragen, alsof wij die doleantie gemaakl hadden ten behoeve van de Vrije Universiteit. Ik weet niet of ik ooit weer de gelegenheid zal hebben tegen die valsche voorstelling te protesteeren en daarom doe ik hst nu met alka cadruk.

Zij, die in die dagen mee de leiding van deu kerkdijken strijd hadden, weten dat wij te Amsterdam al wat dreigde te scheuren en te breken uit alle__macht hebben tegengestaan. We vyildea den strijd blijven voeren op het breede terrein waarop we stonden. Doch c ki werd juist door het kerkbestuur geducht, en daarom werd door Hat bestuur op het conflict aangestuurd. Dit nu geschiedde door ons den eisch te stellen, dat wij ons beginsel zouden verzaken en het Verbond Gods ontheiligen, door zelven tot het Heilig Avondmaal toetelaten eecige honderdea personen van wie we wisten, dat ze tegen onze 5elijderis overstonden.

Dat kon en mocht door ons niet worden oegestaan, en door ons dezen eisch te stellen heeft het kerkbestuur bet conflict uitgelokt.

Neen waarlijk, ^ de Vrije Universiteit zou aiet prcfiteeren van de doleantie. Onze stichting, pas xls een kitideke van uit de wieg op moeders Hcboot gekomen, ondervond veeleer al dadelijk die nadeelen van dien strijd.

We verloren verschillende vrienden, en onder hen Directeuren, Curatoren ea Professoren. Bange dagen werden doorleefd. Wel werden we over het verlies van Dr. Hoedemaker getroost door de komst van Dr. Geesink, doch de jaren die nu volgden waren schier jaren van stilstand. Alleen het vast vertrouwen in de juiverheid van ons beginsel en in de heiligheid van ons streven heeft ons toen door Gods gunste staande gehouden. Het is ook hier echter waar gebleken: „Na het bittere schenkt Hij 't zoet"; — waat allengs is in de schijnbaar verdorde schors het jonge groen gaan uitbotten, zelfs zóó, dat we nu en dan tot elkander zeiden: „Ztet ge het niet groeien ? " Er kwam een stoot in ons universitair leven, die ons schier plotseling verder vooruitbracht dan we hadden durven hopen.

Begonnen mat 4 Hoogleeraren tellen we er thans reeds 12; het aantal studenten groeide van s op 150; ons budget, eerst klein en benepen, is nu reeds op / 70 000 genoteerd. Onze doctoraten, voorheen in de lucht hangend, zijn thans erkend door de wet en met die vsn de _ openbare Universiteiten gelijk gesteld. De bede, zoolang om de komst van een vierde faculteit opgegaan, is verhoord, en, dank zij de op prijs gestelde medewerking van anderen, is de eerste Hoogleeraar ia die faculteit benoead. In het land en zelfs over de grenzen traden een kleine 500 wetenschappelijk gevormde mannen op als dragers van onze bsginselen; een breed aantal wetenschappelijke geschriften, saam reeds vormende een kleine bibliotheek, verdiepen en verbreedea het leven van ons volk en worden tot zelfs in Amerika en Afrika gezocht. Inderdaad het beweren is niet te stout dat, wat de omzetiing der geesten betreft die in de laatste 25 jaar waarneembaar is, aan de Vrije Universiteit het leeuv/enaandeel moet worden toegekend. Ea het sterkst van alles is wel, dat, waar we voorheen met hoongelach werden begroet, nu reeds twee onzer mannen. Dr, Woltjer en Dr. Bavinck, geëerd zijn door hun benoeming tot lid van de Koninklijke academie van Wetenschappen.

Die herinnering werkt bezielend. Gaat men op de wijze der statistiek aan 't werk, dan zou men kunnen rekenen op deze wijze: In dertig jaar wat de Hoogleeraren betreft van 4 op 12 gekomen, dat is drie maal zooveel; dus zouden we, na 30 nieuwe jaren op 3 > < ra = 36 Hoogleeraren mogen hopen. Maar de groei gaat zoo niet; in de eerste jiren is hij het snelst; doch blijft het groeien in dezelfde verhouding, dan mogen we, na een tweede periode van 25 jaren toch wel het aantal Hoogleeraren op 20 stellen en het aantal stadenten op 300.

En wat ons budget betreft, broeders en zusters, zorgt dat het over 25 j*ar de anderhalve ton te boven gaat.

Terugziende op al wat achter ons ligt kan in ons hart dan ook geen andere toon dan die van dank plaats vinden, en bij ons all«; n is et : „Loof den Heere mijne ziele, en al wat innen in mij is zijnen Heiligen Naam."

En welke was nu de wind die van Boven w ns scheepken blies; wat wilden we; wat was nze roeping en de taak cUe we ons in 1880 oorstelden ? Dit: lO, op te komen voor de ouvereiciteit Gods ia de wetenschap; ea z"oor de Souvereiniteit in eigen kring van de etenschap zelve, .

Om met het laatste te beginnen; Voor den bouw was .plaats op onze erve noodig, en cm cüe plaats te veroveren hadden we met drie marhten te kampen: re met het monopolie der wetenschap; 2e met de albemoeiiog van den Staat, en 3e met een onjuiste pretentie van de kerk.

In die dagen was htx monopolie vati De wetenschap in ons land absoluut. Uit Daitschland was hier de professorale hoogheid binnengeko meo; ds Universiteit achtte zich geroepen over den geest van het volk te heerachen. Voor de decreten, die in den naam der wetenschap werden opgelegd, hadden allen te bukken; en wie r.iet tot den. bepaalden kring van DE mannen DER wetenschap werd gerekend, miste tot meespreken recht.

En EU inonopoliseerde men de wetenschap voor één ricliting; voor één streven; alle vacatures bijv. waren voor belijders der gereformeerde beginselen gesloten; kwam zoo isroand op de weegschaal, en merkte men dat hij de gereformeerde beginselen beleed, men nam hem van de schaal af, men woog hem niet eens.

Die strijd was zwaar op universitair gebied; maar zwaarder nog bij de gymnasia en hoogere burgerscholen, en 't allerzwaarst in den kring van het lager onderwijs. Want hier endaarhad men onder de Hoogleeraren nog wel een nobeler geest, die niet behoorde tot de vereerders van kt monopolie; maar in die lagere kringen was het uitgemaakt, daar vroeg men naar niets mee-; daar wist men van niets dan van de oflicieele we'ecschap.

We hadden dus op te roeien tegen geheel de Siiooming en in dien breeden kring niet alleen op te komen en ruim baan te maken voor onze eigen overtuiging, maar ook te trachten het vrije, zelfstandige leven der wetenschap te herstellen; voor de wetenschap: souveteiniteit in eigen kring.

In de tweede plaats vonden we de albemoeiïng van den Staat op onzen weg. In onze oude lepubli k had de Universiteit een eigen organi siUie met eigen rechten, maar onder den zweep slag van de Fracsche Revolutie werd dat andeis. De benoemingen kwamen aan den Siaat evenals de inrichting van 't onderwijs en daartegenover werd de Staatsbuidel opengezet; we kregen dus met de zware en ondragelijke geldconcuvrentie te doen. Tegenover haar konden wij plaatsen de vrije liefde en de mildheid van het volk. Maar welk volk ? Zsker, er waren enkele aanzienlijken ooder, die mildelijk bijdroegen; maar overigens v/as ook onder ons het woord waar, • dat de h. Apostel sprak van de gemeente van Corinthe: „ciat vele rijken, niet vele edelen, niet vele aanzienlijken". Dat is mij altoos geweest en zal blijven de eere voor ons volk, dat onxe kleine burgerij, onze arbeiders zelfs voor de wetenschap zóó mild hebben gegeven, dat het ür.s aan niets heeft ontbroken.

Ton derde kwamen we te staan tegenover een onjuiste pretentie van de kerk. Ds; Ned. Herv. Kerk, welker bestuur sedert 1878 het recht had van benoeming van Theologische professoren, stond in den weg. Welke geest zat en zit daarbij voor, zelfs nu nog? Toenonlargs verzocht weid op een vacante Hoogleeraars plaats nu toch óók eens een man van Gereformeerd belijden te benoemen, werd dit verzoek van de band gewezen. Te denken dat, zóó kort na 1876, er ooit kans kon ziJL geweest om in zulk een plaats een Gerttor meerde benoemd te krijgen, was dan ook een klare ongerijmdheid.

Ook op eigen terrein hadden we moeite. Ia Gereformeerde kringen ksvam soms 'het denkbeeld, op, alsof geheel da wetenschappelijke opleiding onder kerkelijke censuur behoorde geplaatst. Dat was volkomen begrijpelijk. Men had de schrikkelijke afdooling gezien, en, zoe kende naar een macht om deze tegen t§ gaan, was men er toe gekomen te zeggen: „daar moet de Kerk voor zorgen". Maar dit was fout. Ia de Theologische faculteit heeft de Kerk zeer zeker medezeggenschap, m.is.r het terreia vac de wetenschap moet vrij blij ven; er mag geen verwarring zijn van het confessioneele en het priöcipieele begrip.

Ouder de oude Republiek nam men het confessioneele standpunt in; en v; at gai dit nog in de vorige eeuw als nawerking? Dit, dat raannen als Scholten en Kuenen, om , hun ge leerdbeid zeer te waardeeren, maar volop modern, de drie formulieren onderteekenden. Hier school geen kracht in.

Daarom, de band most principieel gelegd, voor de grondbeginselen . moet gewaakt; en a'dus tegen deze drieërlei macht gestreden voor de souvereiniteit in eigen kring.

. Eerst zoo zou in de wetenschap de souvereini teit Gods weer tot eere kunnen komen; en dit ons streven lag uitgedrukt in de woorden: op Gereformeerden grondslag. Onze Univ-ersiieit IS Gereformeerd, omdat ia onderscheiding van de Lutherschen, Dooperschen en Rem.ocstranten, Calvijn doorging tot op de diepste tegenstelling: niet de souvereiniteit des DGenschen, maar de Souvereiniteit Gods. Zoo staat het ook in Ps. 145 : „Ik 2a! vertellen de heerlijkheid der eere van Usre Majesteit." In heel de H. Schriftuur wordt steeds deselfde diepe tegenstelling teruggevonden.

Voor die souvereiniteit nu kan men niet opkomen door redeneering; neen, die dat doen zal moet aangegrepen zijn door het alles overweldigend gevoel van bewondering voor de majesteit des Heeren, zoodat hij ten slotte ophoudt te denken en overgaat in stille aanbidding: „Uw grootheid is ondoorgrondelijk." (V3 4).

Nu deed in vroeger eeuwen zich schier alles in poëde hooren, waarbij men de uiting van het gevoel vrij werken laat; en zoo werd in de eerste periode deze stille aanbidding oorspronkelijk een lofzaug Gode den Heere. Die periode is gevolgd door de periode der Getuigenis, waarin de heroën uitgingen, roepende voor Christus den Koning ! en vaak hua getuigenis met hun bloed bezegelend. Maar thans zijn we in de derde periode, waarin de denkende geest vraagt: Hoe zal ik de eere Uwer majesteit vertellen ?

Op die vraag nu luidt hel antwoord : door de wetenschap.

Ea ook hierbij vonden we drieërlei richting te bekampen: ie Het materialisme; 23het criticisme, en 3a het intellectualisme.

Het materialisme, dat later de sociaal-democratie heeft gebaard, wat is het ? Het is de leer die uit het stof den geest, in plaats van uit de geest het stof verklaart. Dit toekennen nu van hst primaat aan de stof is puur atheïsme; de rechtstreeksche loochening van.-God en zijnen Christus; en daartegenover traden wij op met onje belijdenis van de Souvereiniteit Gods.

Het criticisme is er op uit om onze afhankelijkheid van de voorgeslachten te ontkennen. Naast het beginsel verwijzen wij daarom naar de historie; maar juist die macht der historie wil het criticisme niet. Het doet als zoo menig yader tegenwoordig, die zegt: als mijn kind r8 a 20 jiar is geworden, moet 't zelf maar kiezen of hij orthodox of modern wil wezen. Het is de enkele mensch, die zich losmaakt uit het historisch verband; die als God zitting neemt om heel den kosmos te richten. Daartegenover zeggen wij, dat de enkele mensch is als een verdwijnend niet in den loop der eeuwen, die God de Heere gebruikt hetft om de menschheid te leiden en te naderen door zijn openbaring.

Het intellectualisme eindelijk wil de kracht gezocht hebben in het denkende verstand. Dat zou alles oplossen, alles beheerschen; om te eindigen met de vraag: Beantwoordt aan mijn gedacütenbeeld wel een realiteit ? Daartegsnover leeren wij dat het menschèlijk bewustzijn nog heel andere gewaarwordingen ondergaat dan van het denken. In het hart kan ook wonen de zekerheid des geloofs. De mensch heeft voelhoorns ontvangen in het inwendige voor het leven des Geestes, voor de werkingen van het leven Gods. Het is de mystiek die hier mee haar recht doet gelden. En nu moet erkend dat materialisme en intellectualisme in de latere jaren in waarde bij onze tegenstanders zijn gedaald, dat ook daar van een mystieke richting sprake is, maar op een wijze die sterker dan ooit de tegenstelling doet uitkomen, die Noach uitsprak toen hij zeide: „God breide Japhet uit, en hij wone in Ssms tenten." Het idealisme onzer tegenstanders komt uit Indië, uit Japhet, uit het Arische ras, met zijn Pantheïsme. Men wil de Japhetitjsche lijn weer tot heerschappij brengen en die van Sem uitwisschen. In Cham bestrijdt Sem de revolutie door het vaderlijk gezag te eeren en de zinlijkheid door de schaamte te doen werken, en hij leidt hierbij Japhet, en dat is 't waarom Japhet moet wonen in Sem's tente. Laat bij Sem los, dan helt hij naar Cham's zonde over. En het is die tegenstelling die cok thans weer opkomt in den strijd der Antisemieten tegen den Christus en in hun voorliefde voor het Buddhisme.

Wat nu uit Sem, onder de leiding Gods, in de wereld des geestes is ingedragen, culmineert in het Koningschap van Christus. Al wat uit den anderen stroom opkomt, baalt den Christus naar omlaag; maar wij grijpen als het ware die Semitische voorkeur in den Christus en we roepen het uit: voor Christus onzen Koning! tegenover den mensch die zichzelven als koning verheflfen €n kronen wil.

Toch blijft onze blik op de toekomst gericht, want op verre na is oas ideaal nog niet bereikt; 1". we arbeiden nog op te beperkt terrein; 20. onze mannen zijn nog te weinigen, en 30. onze middelen zijn nog te klein. Onze actie moet uitgebreid over heel den vaderlandschen kring, die met ons uit de beginselen der Reformatie leeft. We moeten niet slechts blijven onder de leden onzer Gereformeerde kerken; dat zooveel anderen van verre blijven staan en niet tot ons komen, het blijft mij een smarte der ziele, waarvoor we niet ongevoelig worden mogen.

Men verwijt ons Separatisme, maar geheel ten onrechte. De separatist beschouwt zich zelven als heiliger dan anderen; trekt zich, cm geestelijk genot te zoeken, in eigen kring terug en sluit zich daarin op, zonder ook maar iets te doen voor volk en vaderland. Maar immers wij doen juist het tegendeel. Wij willen zijn een stad op een berg, wier licht den duisteren omtrek bestraalt. Heel onze stichting is alzoo een principieel protest tegen alle Separatisme. Het verwijt van Separatisme drukt dan ook ons niet, maar veeleer hen, die, om laakbare motieven, weigeren ons op het erf der wetenschappen de hand toe te steken. Slechts in zooverre is ook bij ons de schuld, als we zoo vaak vergeten, dat niet heerschen, maar dienen onze roeping is. En helaas, hoe vaak heeft men ook onder ons niet afgestooten en teruggewezen, waar het onze roeping van Godswege was, in te nemen, te lokken en te trekken.

En daarom, laat ons blijven jagen naar de bjreiking van ons ideaal, dat allen die uit de heginselen der Reformatie leven, met ons optrekken, en heilige ons God de Heere van lederen boozen, hoogen trek, die de bereiking van dat ideaal in den weg staat.

Ten tweede, we moeten meer hoogieeraren krijgen, er moet meer wetenschappelijke kracht van ons ui'gaan. Maar ook dit zal komen. Ds eerste hoogleeraren hadden de zware taak van alles nieuw op te bouwen, en daarbij hebben ze zich natuurlijk ook wel eens vergisten dan weer heel wat werk moeten o^rerdoen. Daarenboven konden ze niet rustig arbeiden, en werden ze telkens uit hun studeercel geroepen om deel te nemen aan den strijd op alle gebied df s levens. Maar het tweede geslacht zal rustiger zijn werk kunnen volbrengen en dus ook arbeiden met meer vrucht.' •

En wat ten derde de middelen aangaat, ook daarover maak ik mij niet bezorgd. Zelfs al bleven we besloten binnen onzen eigen kring, we hebben 80, 000 gereformeerde gezinnen, en als die allen meedoen en hun gave vergrooten, zijn de middelen er immers; of zou dooreen genomen een gulden per jaar en per gezin te veel zijn? Doch ook dat moet geleerd. Geven is een kunst. Onder de tegenpartij begrijpt men nooit hoe wij aan het geld komen. Doch wij verstaan het wel; en als we het verschil ook op dit gebied tusschen voorheen en thans iu het oog vatten, zien we hoe ons Christenvolk in den loop der jaren de heilige kunst van het geven reeds wonderwel geleerd heeft. Uit de laagste klasse in 't geven, zijn we reeds in de tweede . klasse gekomen, en eerlang worden we naar de hoogste klasse gepromoveerd. Neen, onder óns zijn geen Rockefellers of Carnegies, geen miljardairs; maar wij hebben een God, die mildelijk geeft, op Wien ons volkomen vertrouwtn staat en Die ons 't mildelijk geven inprent.

"En daarom, met blijde verwachting raag onze Universiteit de toekomst tegengaan. Ze zal groeien en bloeien en tot ver over de grenzen van ons vaderland zegen spreiden. Eens zal ons ideaal verwezenlijkt worden.

Niet ik zal dit meer beleven, maar onze zonen en dochterea zullen het aanschouwen. Onze kindskinderen zullen er onzen God om verheerlijken. En wat ons ouderen betreft, tot aan ons sterven zal voor deze stichting het gebed onzes harten zijn, het gebed ook of ze tot het einde der dingen moge standhouden, en of, als het einde naSert en Cdtistus op da wolken wederkomt, niet het minst van haar het blij bazuingeschal moge uitgaan voor de eere van Christus onzen Koning!

Warm en langduring werd de rede van den Voorzitter toegejuicht.

Deze stelde thans voor om het volgende telegram te verzenden aan H. M, de Koningin:

Aan H M. de Koningin, Het Loo.

Da Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag veroorlooft zich met den fiieesten eerbied aan Hare Majesteit de betuiging te hernieuwen van hare hulde en verkleefdheid en zich bij voortduring in de hooge bescherming van Uwe Majesteit aan te bevelen.

Ds Voorzitter, KUYPEK.

Het zenden van dit telegram vond warme instemming bij heel de vergadering.

Deelen we hier meê dat later op den dag het volgende antwoord op dit telegram inkwam:

Hare Majesteit de Koningin draagt mij op der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag hoogstderzelver dank te betuigen voor hulde.

Adjudant van dienst

SCHIMMELPENNINCK.

De voorlezing van de presentielijst had vervol gens plaats en het onderzoek der geloofsbrieven van de afgevaardigden en corporatiën. Daarna de vaststelling der notulen van de vorige vergadering, en toen kwam aan de orde de bespreking van het jaarverslag over 1906.

Terwijl deze bespreking zou gehouden worden werd den leden gelegenheid gegeven tot stemmen. Tot leden der Commissie voor de stemopneming werden benoemd de heeren Br. Joh. C. Breen; J. C. Weisz Jr. en Dr. P. J. Wijmenga, die de benoeming aannamen.

Onderwijl nu de stemming plaats had, kwam het jaarverslag aan de orde en vroeg Prof. Dr. F, L. Rutgers daarover het woord, die begon met er op te wijzen, dat het jaarverslag melding maakt van de benoeming van een hoogleeraar in de medische faculteit. Misschien heeft deze mededeeling hier en daar eeaige zorg verwekt en de vraag doen opkomen of het wel met der bekende voorzichtigheid van directeuren is overeen te brengen geweest, thans tot die benoeming over te gaan.

Immers dit kan niet anders dan nieuwe en niet onbelangrijke uitgaven met zich brengen, ea dat terwijl melding wordt gemaakt van een tekort, dat ongeveer ƒ 7000.— bedraagt.

Wie oppervlakkig oordeelt zou misschien aan heeren diecteuren eenige onvoorzichtigheid kunnen verwijten; maar toch zou zulk een verwijt ongegrond zijn. Immers als men met de medische faculteit zou moeten wachten totdat er voldoende inkomsten reeds werkelijk aanwezig waren, d. w. z. totdat de jaarlijksche rekening een voldoend batig saldo had aar gewezen, dan zou zij er denkelijk wel nooit kunnen komen. Op die manier is er vroeger trouwens nimmer gehandeld; ook niet bij de stichting zelve. Men is met het werk begonnen en men heeft dat voortgezet, toen gebleken was, van ^noegzame sympathie in den kring der Gereformeerden, in het geloof dat de middelen ons dan uit Gods Vaderhand wel zouden toekomen, en in dat geloof zijn we niet beschaamd.

Toen de universiteit zou worden opgericht en spr. een hoogleeraarsbenoeming reeds bad aanvaard, werd er tot hem gezegd: Maar wat moet daar van komen ? Heeft men de middelen, die nocdig zijn om een universiteit in stand te houden ? Immers neen. Ironisch y/erd zelfs gezegd, dat spr, en de zijnen nog eens terecht zouden komen in de „Toevlucht voor behoef tigen" aan de Passeercergracht in Amsterdam; hem werd stellig verzekerd, dat men het voldoende steunen van die uniwrsiteit op den duur niet zou volhouden. Doch al die sombere profetieën zijn niet verwezenlijkt; integendeel. Ons volk heeft voor onze universiteit mildelijk gezorgd en bestendig gegeven. En naar het oordeel van directeuren is die steun nog voor heel wat uitbreiding vatbaar; immers zeggen zij in hun verslag, niet te zullen rusten vóór ieder Gereformeerd belijder aan de instandhouding van onze universiteit meewerkt. Dat wil zeker heel wat zeggen; want Gereformeerde belijders zijn er hier te lande door Gods goedheid nog vele, niet alleen in, maar ook buiten „de Gereformeerde Kerken"; en daaionder ook velen, die nog wel aan de rij van leden of be gunstigers zouden zijn toe te voegen.

Er is v.'el in de toekomst allerlei zorg; ook die met het oog op hoogleeraren wier leeftijdsgrens nadert; waarbij spreker echter niet aan zichzelven denkt; want te dien aanzien is voor eene eventueele vacature reeds nu gezorgd, en voorts, zoolang God de Heere hem de krach ten spaart, hoopt hij de Vrije Universiteit te blijven dienen. {Applaus)

Doch welke zorgen er ook mogen zijn, directeuren hebben goed gedaan mst de hand te slaan aan het werk. Een medische faculteit is zeer noodig. Niet alleen om aan den zeer be grijpelijken wensch van velen te voldoen, dat het aantal Christelijke geneesheeren toeneme, die aan het ziekbed niet staan als een vreemde en ook in staat zijn een Christelijk woord te spreken. Van hoeveel belang dat ook is, de hoofd zaak is het echter niet. Men moet niet alleen geloovige menschen hebben, een dokter die óók bekeerd is, doch een man wiens geloof ook op zijne wetenschap heeft doorgewerkt.

Om slechts iets te noemen: we hebben eene medische wetenschap noodig, die den mensch niet maar beschouwt als een aggregaat van materie of als een zeer saamgesteld mechanisme, dat door eene soort van kracht als b.v. de electriciteit in beweging wordt gebracht en welks leven ophoudt, wannner de electrische stroom niet meer vloeit; maar die rekent met den mensch, gelijk God hem geschapen heeft, en dns ook met de beteekenis van des menschen ziel, met den aard van het menscheüjk leven, en met de daarvoor gestelde zedelijke eischen. Van het hoogste belang is daarom, dat de aanstaande medici door mannen van Christelijke wetenschap worden opgeleid; van het hoogste belang ook, dat, om daartoe te komen, thans door directeuren de eerste schrede is gedaan, die mogelijk werd door de welwillende medewerking van de Vereeniging tot Christelijke verzorging van zenuwlijders.

Spreker bindt het belang van de medische faculteit allen aanwezigen op het hart, en spreekt den wensch uit, dat de geestelijke gemeenschap, die in eene samenkomst als deze bijzonder gevoeld wordt, ook daarna nog opwekkend werke, tot bevordering van den groei onzer universiteit.

Het woord van prof. Rutgers werd met krachtig applaus door de vergadering begroet.

De Voorzitter zegt Prof. Rutgers dank voor wat hij sprak en brengt nu het volgende punt van de agenda aan de orde: „bepaling der plaats, waar de volgende algemeene vergadering zal te houden zijn." Het voorstel om deze plaatsbepaling aan het Bestuur over te laten wordt aangenomen.

Niemand heeft iets voor de rondvraag; de vaststelling der korte notulen werd aan het Bestuur opgedragen, en daarna was de Jaarvergadering, ditmaal op een tamelijk vroeg uur, geëindigd.

De Voorzitter merkte op dat dit betrekke lijke vroege uur den inwoners van Utrecht, die in grooten getale ter Jaarvergadering waren, te stade kwam. Het was immers ook in Utrecht de dag der gemeenteraadsverkiezing, en als goede antirevolutionairen zou men de stembus niet willen verzuimen. Alleen moest nog worden ge zegd dat bij het verlaten der vergadering een collecte zou worden gehouden voor de medische faculteit, die warm werd aanbevolen.

Daarop werd door de vergadering aangeheven Ps. 92 : 7 en sloot Dr. Kuyper het samenzijn met dankzegging.

Bij het verslag van de jaarvergadering behoort ook de mededeeling, die des middags pas bij den aanvang der Meeting kon worden gedaan; dat gekozen was tot bestuurslid in de vacature—Seefat & thttTj.A.de Waal Male fijt, met 54 stemmen; op den heer Tyo H. van Eeghen waren r7 stemmen uitgebracht. In de vacature—Van Alphen de heer Joh. Krap, met 58 stemmen; op den heer Bos waren 16 stem men uitgebracht. Tot lid van de commissie van toezicht op het financieel beheer werd gekozen de heer dr. H. Franssen van Zwolle met 29 stemmen; op den heer W. H. van Schaick werden 23 stemmen uitgebracht. Aan de gekozenen zou van hun benoeming kennis worden gegeven; terwijl de vergadering goedkeurde dat, indien dr. Franssen voor zijn benoeming onver hoopt mocht bedanken, de heer Van Schaick als de gekozene zou worden beschouwd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juli 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Zeven-en-twintigste Jaarvergadering VAN DE VEREENIGING VOOR HOOGER ONDERWIJS OP GEREFORMEERDEN GRONDSLAG,

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juli 1907

De Heraut | 4 Pagina's