GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE KLEINKINDEREN

VIII.

EEN DROEVE DAG.

De boerderij was heel den dag een tooneel van verwarring en vernieling. De officier had al zijn manschappen weder in het huis geroepen, daar hij begon te begrijpen, dat geen der onderhoorigen op de boerderij iets omtrent de kinderen kon meedeelen, en 't dus onnoodig was hen verder te bewaken.

De soldaten kortten zich nu den tijd met allerlei baldadigheid, op dezelfde wijs als we reeds gezien hebben, zoodat meubelen werden vernield of stuk geslagen, kasten opengehaald en half leeggeroofd, en overal uit louter moedwil schade aangericht.

Daarbij eischten zij van Bsrtrand en zijn vrouw, dat deze hen op het beste dat er was, onthalen zouden. Wijn, die trouwens in Frankrijk meer algemeen wordt gedronken dan bij ons, brood, eieren, vleesch, al wat er maar te krijgen was. „We zullen u wel een handje helpen; " zeiden een paar der ruwe krijgslieden spottend, gingen naar het kippenhok, slachtten haan en hennen, en bevalen toen, dat die lekker zouden gebraden worden. Wat den aanvoerder betreft, die was naar den burgemeester van het plaatsje gegaan, om met dezen te raadplegen, en zou eerst tegen den avond terugkeeren.

Voor de arme vrouw, die nog altijd gebonden in haar kamer zat, was dia afwezigheid een geluk. Want de twee mannen, die belast waren met haar bewaking, hadden niet zoodra gehoord, dat de bevelhebber was heengegaan, of ze verlieten het vertrek; de vrouw kon toch nieis uitrichten, niet wegloopen. Zij zochten hun tierende en brassende makkers op, zonder ook maar een oogenblik te denken aan de angst en de kwellingen van haar, die zij hadden achtergelaten.

Doch van da afwezigheid der soldaten maakten op hun beurt de trouwe Bertrand en zijn vrouw gebruik, om het huisvertrek binnen te sluipen, en de gebonden en mishandelde vrouw wat eten en drinken te brengen. Bevrijden dorsten zij haar niet, uit vrees dat dit leeÜjke gevolgen kon hebben. Maar zij maakten de touwen zoo los, dat dii de gevangene weinig hinderder, die nu en dan trilde van angst en pijn, en door het binden zich als verstijfd gevoelde. Gelukkig bleven de soldaten geruimen tijd weg, en toen zij terug keerden waren zij ; oo dronken, dat zij op den grond nadervielen ea weldra insliepen.

Zoo ging de jammerlijke dag voorbij. Tegen den avond kwam de kapitein teuig. Hij had met den burgemeester gesproken, vooral wijl hij vermoedde, dat man op de hoeve geweten had, dat er gevaar dreigde. Wie kon verteld hebben, dat hij komen zou? Daar wist echter de burgemeester geen atitwoord op te geven. En toen de officier hera vroeg of hij meende, dat de kinderen nog op de hoeve zouden zijn, wist de burgemeester al evenmin bescheid.

Ontevreden keerde de overste terug. Hij had een langen rit, en zijn onievredeaheid luchtte zich, toen hij op de boerderij aankwam, allereerst tegen zijn mannen, van welke de meeste moeite hadden om op hun be.nen te staan. Ook zag het om hen heen er uit, alsof een stormwind het dooreen had gesmeteo.

Da bevelhebber trad de huissamer binnen. Bijna was hij gevallen over den oenen soldaat, die lag te ronken op dea vloer, vlak bij de deur. Hij gaf den man een schop, dat hij wakker werd, terwijl de ander zich ophief en trachtte zich goed te houden.

„Wilt ge nu nog niet bekennen? " vroeg de kapitein, op de vrouw toetredend.

„Ik kan niets bekennei? , dan wat ik al gezegd heb, " arntwoordde zij; „da kinderen zijn hier niet. Zij zijn van nacht ontvoerd, en ik weet niet waarheen."

„Leugecs!" riep de aanvoerder driftig, terwijl hij in zijn woede, de vrouw een slag gaf. „En gij weet zeker ook niet, wie die mannen waren".

„Mijnheer de officier, " hernam de vrouw, „als die mannen wat goeds mat mijn kinderen voor hebben, zal ik ze niet verraden. Zij hebben ze in elk gesral geen kwaad gedaan. Doe met mij wat ge wilt, ik kan u niet meer zeggen."

De overste stond een oogecbiik in beraad. Misschien gevoelde hij zich eenigszins getroffen. Toen sprak hij:

„Gij weigert dus aan 'sKonicgs bevel te gehoorzamen. Weet wel wat er volgen zal. Morgenochtend vroeg trekken wij weg, maar als wij of anderen straks terugkeeren^ hebt ge 't u zelf te wijten 1"

„De wil des Heeren geschiede; " was het eenig antwoord.

Op bevel van den officier werd er stroo in de schuur gebracht voor de soldaten, en voor hem zelf in de fraaiste kamer een bed gereed gemaakt. Intusschen had Bartrands vrouw haar meesteres bevrijd en deze te bed gebracht. De vrouw kreunde van pijn en beefde over het gansche lichaam. Vurig riep zij uit den nood tot God, den Rechter der weduwen, en beval zichzelf en haar kindertjes Hem aan. Daarna TÏel zij in een zwaren slaap, die gehikkig weinig gestoord werd door da ruwe gasten op de hoeve, die zelf ia diepe rust lagen.

Toen de morgen nog pas even was aangebroken, klonk het geluid eecer trompet. De vrouw ontwaakte met schrik en trachtte op te staan. Doch al haar leden schenea verstijfd. Ze moest blijven liggen. Een half uur later ging de deur open, en kwam Bertrands vrouw haar zeggen dat de troep was sfgetrokken, na zich eens eerst nog recht te hebben te goed gedaan.

Groot was de blijdschap over dien aftocht, maar overigens zag het op de hoave er treurig uit. Er was geplunderd, vernield en bedorven op alle wijs. De oude knecht kreeg de tranea in de oogen toen hij het alles zag. Da schade in een enkelen dag aangericht, zou misschien in geen jaar, en dan nog slechts met heel wat kosten, zijn te herstellen.

De vrouw des huizes zag gelukkig niet alles zoo dadelijk.

't Duurde dagen lang eer zij van den schrik en de geleden mishandelingen weer genoegzaam hersteld was, om te kunnen opstaaa en haar werk te hervatten.

Toen zij het eindelijk weer kon, weende ook zij, bij het zien van al het vernielde. Doch zij sterkte zich in den Heere, en zei met Job: „De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd."

En zoo ging zij dan weder aan haar werk. God biddende, haar kinderen en haar te beschermen, vOor de vijanden die hen omringden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 september 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 september 1907

De Heraut | 4 Pagina's