GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Spreken in tongen.

Het spreken m tongen is door den predikant Paul verdedigd. Volgens de Gemeinschafiboie verklaarde deze; „God heeft mij door het spreken in tongen (of in vreemde talen gelijk het onze statenoverzetting uitdrukt) een deur voor de .overige en betere geestesgaven geopend; ik kan ze tegenwoordig in vol, maar stil geloof, alle voor de gemeente verwachten." De evangelist Edel uit Brieg voegt daaraan toe: „Dit schijnt mij feitelijk de oplossing van het bovenstaande vraagstuk te zijn. Het behaagt God nu eenmaal, bij de in onze dagen beginnende wederuitdeeling der geestesgaven met de geringste te beginnen, zeker om onzen eenvoud en ootmoed te beproeven. Mochten wij toch daarom niet geringschattend denken en spreken „van deze dagen van kleine dingen", maar de geringste gaven eeren en waardeeren en van deze uit streven naar de beste gaven."

Als men weet dat de predikant Paul dezelfde is die zich voor zondeloos verklaard heeft, dan weet men welke waarde aan zijn woord is te hechten. Inmiddels openbaart zich het spreken in tongen niet alleen in Hessen, maar ook in Frankfort a. M., in Zwitserland, gelijk ook in Amerika en Aurtralië. Opmerkelijk mag het heeten, dat nu bekend wordt, dat het spreken in tongen onder de minste genadegaven te rekenen is. Maar waarom het dan zoo ijverig gezocht ?

Noord-Amerika. „De Hope" over geloofsbelijdenissen en catechism en. Z

Wij vonden in de Hope het volgend artikel, dat onze aandacht trok; het handelt over geloofsbelijdenissen en catechismen.

Het luidt aldus:

„Wij verwonderen er ons niet over, dat men in ongeloovige kringen niet houdt van geloofsbelijdenissen en catechismen, want van scherp belijnde waarheid hebben zulke menschen een afkeer. Maar in onze dagen komt tegenzin tegen geloofsbelijdenissen en catechismen ook uit een anderen hoek. Het anti christendom ruimt de geloofsbelijdenissen uit den weg, omdat het niet houdt van de heilige schrift als Gods Woord, het evangelische Christendom onzer dagen, op moderne leest geschoeid, is tegen geloofsbelijdenissen, omdat het den Bijbel lief heeft boven alle andere geschriften, en niet wil, dat men deze naast den Bijbel plaatst en er gezag aan toekent. Niet lang geleden had ik een gesprek met eenen leeraar der „Christian Church". Hij gaf mij te verstaan, dat zijn luf niet hielden van geloofsbelijdenissen en catechismen, omdat zij gemeenschap wilden hebben met alle Christenen en niet slechts met enkele denominaties. Die man was eerlijk. Hij meent, dat geloofsbelijdenissen aan de kerkelijke eenheid der geloovigen in den weg staan, en dat men derhalve alle creeds en catechisms uit den weg moet ruimen, om tot die eenheid te geraken. Ik vroeg hem, of hij niet geloofde in de inspiratie der Heilige Schrift, de Drieeenheid, het werk van den Middelaar, de wedergeboorte enz., en toen hij daarop antwoordde met een gul ja, zeide ik tot hem, dat hij zijn geloof had uitgesproken. En toen vroeg ik verder, of zij, die met hem in dezelfde kerkelijkepgemeenschap leefden, het zelfde geloofden. O de bevestiging dier vraag ffaakte ik hem er opmerkzaam op, dat dit geloof dan immers hun creed was. En verder roeg ik hem, of het niet een goede zaak ware, indien de kinderen die dingen vroegtijdig leeren. Wel zeker, meende hij. Welnu, repliceerde ik, zoudt gij er dan Op tegen hebben, indien een uwer leeraars of professors een boek opstelde in vragen en antwoorden, opdat uwe inderen vroegtijdig bekend worden met hetgeen onder u zekerheid heeft? Wetende dat men in e Christian Church niet houdt van den kinderdoop vroeg ik hem, wat hij dacht over den kinderdoop. Hij antwoordde: „Wij gelooven niet, dat de Heere bevolen heeft, de kinderen te besprengen. Wel wijden wij ze aan den Heere toe." Ik antwoordde „goed zoo, maar gij weet toch, dat wij Gereformeerden bijv. beslist van oordeel zijn, dat de kinderen der gemeente gedoopt moeten worden. Zoudt gij mij wel willen toïstaan in uwe kerken' „zuigelingen te besprengen" zooals gij 't noemt en de leer der Sacramenten naar onze opvatting voor te dragen? " „Neen" — en hij zeide dit op eene besliste manier — „dat zouden wij niet kunnen gedoogen". „En toch hebt gij geen belijdenis. i b l g a v g V j 2ltDlltmhwtb z o g v b d v g d b v k d s E v m i p n Ziet gij wel, dat het onderscheid alleen hierin bestaat, dat wij een creed hebben, die beschreven is, maar dat uwe onbeschreven belijdenis juist zoo bindend is als de onze? Zco is het. Er is geene Kerk zonder belijdenis". Wij namen dit stuk over, niet alleen om de redactie van de Hope te kennen te geven, dat wij met belangstelling kennis nemen van hetgeen zij ten beste geeft, maar ook omdat het ons voorkomt, dat men in ons land het bovenstaande in sommige kringen, vooral van jongelieden, wel eens mag overwegen.

— Een uittocht.

In de Methodisten Kerk, zoo meldt de Wachter, heeft in de laatste tijden een exodus van predikanten plaats gehad. Van wege ontoereikende tractementen hebben velen hun ambt neergelegd om over te gaan tot een anderen staat des levens. Zoo ernstig wordt deze toestand, dat verhoogsng van salaris op feitelijk alle kerkelijke vergaderinejèn ter sprake kwam. Zelfs de vice-president Fairbanks, lid dezer Kerk, kwam er' nog aan te pas en heeft ook krachtig aangedrongen op waardeering van den arbeids des leeraars. In de Des Moines Conference kwam het uit, dat meer dan 37 leeraars hunne bediening hadden uitgeruild voor allerlei business betrekking. De meeste dezer leeraars ontvingen van de 600 dollar tot de 700 dollars per jaar. Te Columbus, Ind. werd op de „Conference" beweerd dat het thans 40 procent duurder leeft dan 10 jaar geleden, terwijl de tractementen niet meer dan 10 procent verhoogd waren. Ook hier onttrokken vele leeraars zich , aan hunne bediening, die volgens hunne eigene bewering veel liever in het ambt gebleven waren, maar door de koude werkelijkheid tot dezen desperaten stap gedrongen werden. De roeping om hunne huisgezinnen „met God en eere" te onderhouden, moest toch voorop staan, daar ook de Apostel leert dat een ieder die zijn huisgezin niet verzorgt, erger is dan een ongeloovige. Op de „Conference"'te Milwaukee werd deze zaaik ook ter tafel gebracht. Deze vergadering vertegenwoordigde mede van de rijkste en welvarendste gemeenten der Kerk, en toch, hoewel de leden in aardschen voorspoed en vooruitgang deelden, hun leeraars liet men voortzuchten onder een inkomen, dat nauwelijks toereikend is om in de noodigste~> behoeften te voorzien. Den Candidaten die pas tot de Heilige Bediening werden toegelaten, gaf men den raad om liever steenhouwer te worden dan gebrek te lijden.

Men ziet dus, er is in de Methodisten Kerk roote ontevredenheid over de ontoereikende bezoldiging der leeraars. Een groot getal leeraars verloor men reeds, en anderen zullen volgen, indien de gemeenten niet spoedig betere bezoldiging verzekeren. Ongetwijfeld ligt hier groote schuld aan de zijde van de gemeenten, want het is een bekend feit, dat geen professie slechter betaling ontvangt dan die van een leeraar. Daarbij bieden zich zoovele andere weigesalarieerde betrekkingen aan, dat het inderdaad zeer menschelijk is wanneer vele predikanten voor zulk een verzoeking bezwijken. Zij zijnen blijven menschen. Zij hebben hunne gezinnen. Moeten vaak arbeiden onder christenen dien het in 't aardsche zeer wel gaat, terwijl zij-zelven een schraal en mager levensbestaan hebben. Dit is vaak meer dan „vleesch en bloed" hebben kan.

Toch is in de geschiedenis der Christelijke Kerk zulk een exodus van predikanten, en dat om bovengenoemde redenen, iets ongehoords. We kunnen het onmogelijk goedkeuren. Het ambt van Bedienaar des Woords diende zoo hoog en zoo heilig door ons geschat te worden, dat men liever gebrek leed dan het zoo trouweloos te verlaten. Ongetwijfeld zijn deze leeraars den Heere dan ook vooruit geloopen, en hebben hun nood niet genoegzaam bloot gelegd voor de gemeenten die ze bedienden. Want hoe moeilijk dit voor een leeraar ook gaan mag om de gemeente aan hare nalatigheid in dezen te herinneren, het is toch oneindig beter dan waartoe men thans gekomen is.

Gelukkig dat er gunstige uitzonderingen waren. oo meldde een leeraar, hoe hij gaarne zijne vroegere betrekking van 1200 dollar per jaar ad opgeofferd om tegen nog geen 600 dollars nkomen het Evangelie te mogen verkondigen. en ander bad een aanbod van de hand geslagen, waarmee hij zich minstens driemaal grooter nkomen verzekeren kon dan waarover hij nu eschikken mocht. Sommigen ook van onze eeraars die van dergelijke dingen zouden kunnen etuigen. In elk geval, de kerken doen wel op l deze dingen acht te slaan en naar haar ermogen er voor te zorgen, dat in de pastorie een gebrek geledea worde".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1907

De Heraut | 4 Pagina's