GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Snellijk zal tot zijnen tempel komen“

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Snellijk zal tot zijnen tempel komen“

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[INLEIDING TOT HET KERSTFEEST].

Zie, ik zende mijnen engel, die voor mijn aangezichte den weg bereiden zal; en snellijk zal tot zijnen Tempel komen die Heere, dien gijUeden zoekt, te weten, de Engel des verbonds, aan denwelken gij lust heb.t; zie, hij komt, zegt de HEERE der Heirscharen. Mal. 3: I.

Abtahana, de eerste aartsvader, verschijnt in de historie zoo op eens. Niemand inKanaan verwachtte hem. Ook Mozes treedt plotseling op. £a ZOQ worden ook na hen schier alle profeten en psalmisten, als een verrassende gave Gods aan zijn volk, in Israels volksleven ingeschoven.

Alleen met het Kindeke van Bethlehem was dit anders. De Redder van zijn volk, de Zaligmaker der wereld, was ingeroepen en beloofd eeuwen te voren. De wereld kende Jezus niet, en zocht hem toch. Uit den nood onzer ellende rees een verwachting op. Et was eeuw na eeuw iets in veler menschelijk hart, dat dorstte naar de wateren des levens, dat hongerde naar wat de ziel verzadigen kon, dat zelfs bad en smeekte om vervulling van dat snijdend ledig waarin zich het hart verwrong. Men wist niet hoe, niet op wat wijs, niet in wien de totbrenger van den Vrede aan ons ontrust gemoed komen zou. Maar toch spelde het heimwee onder aUe volken, dat zóó 't hart niet kon schreien naar de waterstroomen, of 't geruisch van het water des levens zou eens het hart verfrisschen.

Hoezeer ook eeuw na eeuw teleurgesteld, werd dit geroep om den Redder toch niet tot zwijgen gebracht. Het hield stand. Het zwol aan tot een kreet der natiën. En soms trok een voorgevoel door het in zijn wachten nooit uitgeput gemoed, dat het nu naderde, dat het nu komende was, en dat welhaast de afgebeden, lang gezochte en altoos ingewachte Redder snellijk tot zijn tempel komen zou.

Maar toch, onder de natiën bleef dit alles in zwevenden vorm. Het was een persen en dringen van het gemoed, maar dat geen vasten vorm kon aannemen. Het was een uitzicht een hope, , maar zonder anderen grond dan de drang van het begeeren zelf. Het was op den akker der natiën als op den verdorden akker in de natuur, die naar de wolken schreit om lafenis uit het zwerk.

Slechts onder één volk was dit anders. Aan Israel gaf de Heere zijn profetie. En die profetie sloeg terug op den nood. Die profetie sloot zich aan bij het heimwee, dat de ziel verteerde. Die profetie deed van verre de vervulling schitteren van de begeerte naar hei!, die in het hart zich opdrong.

De belofte der profetie liep evenwijdig met den dorst die om laafnis riep. De toezegging dekte volkomen, wat de noodkreet uit het hart, eeuw na eeuw, van Jehova had afgesmeekt. Ea de vervulling die in deze belofte, in deze toezegging, werd aangekondigd, nam, dank zij de profetie, steeds vaster vorm aan. Ze trok zich ahneer saam op een persoon. Ze teekende zich af in het beeld van den Messias. Zoo werd het een verwachting, een zekere inwachting, het gestadig uitzien naar het rijske uit den '*ortel van Isai, of het nog niet uitsproot. Een Zacharias zag hem in den geest komen, eer hij nog verscheen. Een Simeon smaakte reeds zielevreugd in 't zalig besef, dat hij, eer hij stierf, den Christus, den beloofde, de hope der Vaderen, zou aanschouwen.

En Maleachi, de laatste der profeten, had 't Israël aangekondigd: Vertwijfel niet, en wan hoop niet, maar houd hoog den moed in 't hart, want snellijk zal tot zijn tempel komen di Heere, die Messias dien gijlteden zoekt."

Het Kerstfeest, of liever nog dat heilig Kindeke, dat op 't Kerstfeest de weelde van ons hart is, kwam niet onvoorbereid. Niet als Abraham uit Ur der Chaldeën, noch als Mozes uit het braambosch. Heel een reeks van eeuwen lang was veeleer de bedding uitgegraven, waar in eens deze wateren des levens zouden uitvloeien.

Deze Jezus, die geboren wordt, is voor Israel geen vreemde, als hij verschijnt. Hij is de Redder, die uit den Hooge steeds Israels lot en leven gadesloeg. Die van verre steeds meer tot zijn volk genaderd was. Die eeuwen eer hij op aarde geboren werd, zijn volk ia teedere ontferming naging, onder dit volk in engelengestalte gezien was, zijn volk had bijgestaan in bangen nood, en het ia zijn wor steling tusschen leven en dood, moed ingesproken, kracht ingestort, en in zijn rouwe getroost had.

Toen hij kwam, kwam hij tot zijn tempel. Tot zijn tempel dien hij zelf in Israel zich gesticht had. Tot zijn, tempel dien hij zelf zich in de harten had opgebouwd. Tot «y» tempel in de duizend harten, die hem toebehoorden, die in zijn beeld zich vooruit vermaakt, die in hem vooruit geloofd, die hem afgebeden, ingeroepen en ingewacht hadden.

Hij die tot u kwam, o Israel, wa'5 de Heere die tot zijn tempel JOU komen, omdat gij hem hadt gezocht.

En gelijk toen in Bethlehem, zoo gaat alle eeuwen door in het Israel des nieuwen Verbonds, aan eiken terugkeer van het Kerstfeest, steeds opnieuw een voorbereiding in de harten vooraf.

Ons geloofsleven is zoo ongestadig. Nu eens leeft het met Jezus, en in Jezus, en drinkt met volle teugen het heil uit zijn volheid in. Maar dan trekt weer de schaduw voor het gsioofsoog dat het van Jezus wel droomt, maar hem niet meer Waarlijk ziet, en de realiteit van den Heiland verloren heeft.

Maar nu kondigt het komend Kerstfeest v/eer den jubel in Eiratha aan. De klokken van het Kerstfeest luiden dien komenden jubel in. De ziel wordt wakker. Ze bestraft haar eigen onaandoenlijkheid. Ze gaat zelve weer naar Jezus uit, en roept hem in en wacht hem in. Het is of de natuur zelve meewerkt om door haar donkerheid ons naar het licht te doen verlangen. En als dan het Kerstfeest komt, dan begroet ze geen nieuwen Jezus, maar altoos haar zelfden, maar uit hei oog verloren Jezus. De deur van den tempel in het hart ontsluit zich weer. En als de dagen voor het Kerstfeest al opkorten, voelt het geloof hoe nu snellijk weer tot zijn tempel zal komen die Heere, die ons aan geloof verarmd hart zoekt.

Er zijü in die dagen zoekende zielen, die nog altoos van de bekeering verre bleven, die wel van Jezus hoorden, maar zich niet overgaven. Die wel dorstten, maar nog niet dronken. Die wel hongerden, maar nog niet verzadigd werden. Uitverkorenen Gods, die wel dicht bij het Koninkrijk waren, maar nog altoos van verre bleven staan.

Zoekende zielen, van wie Jezus wist, (f«^ 3e zy» tempel waren, maar die het zelf nog niet wisten. Zijn tempel, maar nog ledig. Zoekende, maar nog niet vermoedend dat ze hem zochten.

En, o, hoe dikwijls heeft juist voor dezulken niet het Kerstfeest de blijde ure gebracht, dat eindelijk, eindelijk de zalige redding doorbrak, en snellijk tot zijn tempel kwam die Heere die hen zocht, en dien zij zochten, zonder 't zelf te verstaan.

En al daalde er dan geen engel neder, om hun dit aan te kondigen^ keer op keer was er dan toch een geloovig hart, dat zich ontsloot, om di3 nog afkeerigen te trekken, en was er een vader of een moeder, was er een broeder of zuster, een vriend of een van verre staande, die bij zulk een bijna ontsloten hart de heilige rol vervulde, waarin de engelen in Efrata's velden bij de herders optraden.

Immers wie dit doen mocht, hij was metterdaad voor zulk een zoekend hart een van God ge-ionden engel.

Natuurlijk is dit snellijk komen van den Heere tot zijn tempel, al spreekt 't op 't Kerstfeest met vérhoogden klank, toch aan het Kerstfeest niet gebonden; het werkt ook na het Kerstfeest na. En wie met heilig enthousiasme weer zijn Keislfeest vieren mocht, blijft nog dagen, nog weken voortleven onder den opnieuw ontvangen indruk, dat dit komen van Jezus tot zijn tempel steeds rijker, steeds inniger, steeds krachtiger moet worden.

Dan houdt de ziel eiken morgen en eiken avond rekening met zich zelve, ot dit komen van Jezus tot zijn tempel wel stand hield en doorging. Of hij uw ziel niet weer verliet, omdat uw ziel weer van hem afdöolde. Dan is er een golven op en neder. Een nu eens door de liefde Christi verteerd zijn, en dan weer een gemis van zijn liefde, dat het hart onrustig maakt.

Soms hoog, tot op den top van de bergen zijner heerlijkheid, en dan weer een zoeken in de laagte, tot de ziel in de woestijn versmacht.

Maar de profetie houdt aan. De belofte werkt door. De toezegging' vernieuwt den geloofsmoed.

En dan komt telkens het particuliere Kerstfeest voor u zelf, niet eens in het jaar, maar zoo dikwijls het bssef weer opleeft, dat ge uw Heiland weer rijker terugvindt.

Een Kerstfeest voor de ziel, soms elke maand terugkeerend, waar de wereld niet van weet, maar waar wel God van weet, en waar Gods engelen óm juichen.

En ook op dit uw bijzonder Kerstfeest, op dit stille Kerstfeest dat ge alleen in de verborgenheid viert, altoos weer diezelfde jubel: Dat telkens weer snellijk tot zijn tempel is geko men de Heere, dien uw ziele zocht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1907

De Heraut | 4 Pagina's

„Snellijk zal tot zijnen tempel komen“

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1907

De Heraut | 4 Pagina's