GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dereenigingsleven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dereenigingsleven.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

WERKLOOSHEID.

Over het geheele land zijn met begrijpelijke belacgstelling gevolgd de discussiën, welke onlangs in de Tjyeede Kamer der Staten-Generaal zijn gehouden naar aanleiding van de interpellatie Troelstra inzake de werkloosheid.

Bij de discussies moest het toch uit den aard der zaak uitkomen, hoe de Regeering zich stelde tegenover de sociale uooden des volks eener* zij ds en tegenover de beteekenis en de taak van het particulier initiatief anderzijds.

Met buitengewoon schrille kleuren werd het kwaad der werkloosheid geschetst door den interpellant, die echter naar het inzien van Dr, J. Th. de Visser, een man, die op 't ge bied van hel de werkloosheid bestrijdend particulier initiatief recht van meespreken heeft, geen te schreeuwende kleuren gebruikt had, maar in zijn schildering nog zelfs min of meer bij de werkelijkheid ten achter gebleven was.

Minister Heemskerk verklaarde evenwel, dat de inlichtingen, waarover de Regeerbg te beschikken had, leerden, dat de werkloosheid wel niet minder was dan het vorig jaar, maar dat men toch genoeg gezegd had, als men zich voorzichtiglijk aldus uitdrukte, dat ze eerder iets erger was. Naar Z.Exc. uiteenzette, was het kwaad geconcentreerd in enkele bedrijven en daarbij nog in slechts enkele steden, met name de drie grcote steden van ons land, terwijl de toestand over 't geheele land geno men, geen buitengewone reden tot ongerustheid gaf. Echter was in 's Ministers oog de toestand ook in de meest geplaagde stedsn niet van zulk een bedenkelijkheid, dat gesproken kon worden van een noodstand, welke ingrijpen van Overheidswege zou rechtvaardigen.

In hoeverre Minister Heemskerk de verhoudingen juist weergaf, kan geheel buiten beschouwing blijven. Wel zij terloops opgemerkt, dat men zoo in 't particuliere leven van dezen en genen wel eens mededeelingen ontvangt, waaruit blijkt, dat in sommige streken van ons land eer een tekort dan een overschot van werkkrachten bestaat. Dat helpt echter voor de groote steden al heel weinig, omdat in vele gevallen een groote stads-werkman als plattelands-arbeider een zeer geringe mate van geschiktheid vertoont.

In ieder geval was men het daarover eens, dat het kwaad der werkloosheid in verschillende steden bestaat, en wel in erge mate, en dat iets, a zelfs veel, ter bestrijding van het kwaad zelf eu wori : -van de gevolgen ervan moet gedaan word

DR vraag was nu maar, wie het moest doen eu hoe het gedaan zou worden. Behoorde die arbeid tot de bevoegdheid en den werkkring der Rijks-en Gemeentelijke Overheid, of wel kwam zij voor rekening van het particulier oitiatief, met dien verstande, dat de overheid lleen zou mogen ingrijpen, indien een noodtand intrad, die van dien aard was, dat het ationale leven zich zelf niet meer zou kunnen edden en inderdaad voor zijn vrije ontwikke ing ernstig gevaar ging loopen.

Die vraag was, zooals in 't oog springt, een evensvraag voor den hier op den voorgrond uigenden tak van het vereenigingswezen, d. i, an het geconsolideerde particulier initiatief.

Het is toch zeer begrijpelijk, dat in al die evallen, waarin de overheid fiaantieel gaat steuen, de particulieren de koorden hunner beurzen angzaam-aan toetrekken, zóo, dat per slot van l a g t t rekening de overheidssteun alleen overblijft, omdat het particulier initiatief geheel teruggetreden is.

Minister Heemskerk heeft dat ten volle beseft en heeft voor het vereenigingsleven op krachtige wijze het pleidooi gevoerd, op zulk een wijze zelfs, dat iedere motie onaannemelijk werd veiklaard, — zelfs de bekende motieTreub indien zij van de Overheid iets anders en iets meer verlangde, dan alleen dan in te giijpen als het particulier initiatief zich van de vervulling zijner taak onthield, of in die vervulling onmachtig bleek.

Van de taak der Kerk is in dit verband in de Kamer ten eenenmale gezwegen, zoodat èn daarom, èa omdat in deze rubriek bij zonderlijk over het vereenigingsleven gehandeld wordt, ook hier daarover gezwegen kan worden, zonder dat daaruit zou worden gecoucludeerd, dat de Kerk o. i. geen taak in deze zou hebben.

Voor het vereenigingsleven is het van zeer groote beteekenis, te zien, wat er nu verder is gebeurd, met name in Den Haag, een der groote steden, in welke de werkloosheid het ergst is, en waar de zaak daarom zulk een belangrijk karakter verkreeg, wijl in den Raad dier gemeente de heer Treub, voorsteller der bekende motie, zitting heeft en wijl daar reeds i; een actitf comité tot bestrijding der werkloos-" hcrid bestaat.

Kort na de aanneming der motie werd namelijk voorgesteld, dat de Raad van 's Gravenbage steun zou verlecnen aan dat Comité. Dat werd voorgesteld en aanbevolen tegen den zin van de leiders van het Comité, die het voorstel zoo sterk mogelijk bestreden, omdat huns inziens de hartader van het paiticulier initiatief weid doorgesneden, zoodr«, de Gemeente steun ging vetleenen op grond van de opvatting, dat de bestrijding der werkloosheid zou behooren tot de competentie der gemeentelijke overheid.

Na krachtige bestrijding, en niet dan nadat aan den Raad te verstaan gegeven was, dat de hoofdleiding van het Comité de verantwoordelijkheid voor den gang van zaken niet wenschte te dragen indien gemeentelijke steun opgedrongen werd, verwierp de Raad het voorstel om het Comité te dwingen, een niet gewenschte subsidie te aanvaarden.

Men moet zich over deze houding van hen, die als voorstanders van het particulier initiatief zulk een krachtige stelling innamen, van harte verblijden, omdat zij een krachtig pleidooi geleverd hebben voor de belangen van het vereenigingsleven.

H-t vereenigingsleven, voor zoover het zich opmaakt om een arbeid te verrichten, waarbij het voor een zeer voornaam deel — oogenschijnlijk zelfs in de allereerste plaats — aankomt op het bijeenbrengen van geld tot stichting en instandhouding van inrichtingen enz., kan zich alleen dè.n krachtig en gezond ontwikkelen, als men zich van meet af op het standpunt plaatst, dat het zich zelf moet redden, en dat het particulier initiatief het zonder overheidshulp sf moet kunnen.

Wellicht zal men hier tegenvoeren, dat toch in breïden kring niet naar deze opvatting geleefd wordt, omdat dezerzijds b.v. voor oas Ctiristelijk onderwijs steeds op meerderen steun wordt aai gedrongen.

Daarop zij geantwoord, dat het in dat geval gaat om gelijkstelling met concurreerende instellingen, die ten onrechte en met toepassing van een onbillijk stelsel boven de onze bevoordeeld worden, maar dat het door de strijders voor de Christelijke School steeds als een zuivere toestand is aanbevolen, wanneer de Overheid zich van al en steun onthield en het terrein van het onderwijs volkomen vrij liet voor het particulier initiatief. Alleen zou het dan waarschijnlijk hierop uitloopen, dat het particulier iniiiatief van Christelijke zijde den strijd om het bestsan krachtig volstreed, maar dat ten gevolge van het uitblijven van voldoend particulier initiatief van andere zijde, een noodsiand zou ontslaan, die de Overheid toch weer tot op zekere hoogte tot ingrijpen zou noodzaken.

Daar komt ten aanzien van de quaestie der weikloosheid nog dit bij, dat het daarbij niet alleen gaat om de vraag, of de Overheid ook eenigermate steunen zal, aangezien de opvattingen — zooals bij de debatten in de Tweede Kamer en in denHaagschen Gemeenteraad gebleken is — over 't algemeen zoo zijn, dat in niet Christelijke kringen uit het thans toekennen van eenigen steun de conclusie zou zijn getrokken, dat aanvaard was bet beginsel, volgens hetwelk de zorg voor de werkloozen en de strijd tegen de werkloosheid niet behoort tot de bevoegdheid van het particulier initiatief, maar tot die van de overheid, wier dienaresse het particulier initiatief op z'n hoogst zoo mogen zijn. Het aanvaarden van steun ware dus in dit geval geweest — zooals we reeds zeiden — het verloochenen van het levensbeginsel van het particulier initiatief en het doorsnijden van de hartader ervan, omdat een gemeentelijke bijdrage zou beschouwd zijn als het zetten van een eersten stap — die logisch gevolgd zou moeten worden door meerdere — op een terrein, waarop niemand het recht zou hebben, aan de werkzaamheid der overheid paal en perk te stellen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 december 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Dereenigingsleven.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 december 1908

De Heraut | 4 Pagina's