GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Gezet in den hemel.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gezet in den hemel.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christns Jezus. Efeze 2 : 6.

Als mystieke taal klinkt het ons in de ooten, dat een kind van God, al leeft het i]^isschien nog vijftig en meer jaren hier op aarde, toch nu reeds gezet is in den hemel. Want, let wel, zinbeeldig bedoeld is het niet. Er staat toch, dat we „met Christus medegezet zijn in den hemel". Van den Heere nu geldt het in zeer eigenlijken zin. Hij voer op ten hemel, hij is de hemelen doorgegaan, en is nu gezeten aan de rechterhand Gods, op den troon der heerlijkheid.

Betuigt £U de apostel ons in Jezus' naam, dat wij met Christus gestorven, met Christus opgewekt, met Christus opgevaren zijn, en met Christus gezeten, wijl gezet zijn in de hemelen, dan is dit geen beeldspraak, maar doelt het op werkelijkheid, zij het ook in mystieken zin.

Bij elke tot den wortel toe doorgaande bekeering, doorleefde de geredde eerst het sterven met Christus in den dood zijner zonden; is hij er zich volkomen bewust van, dat hij uit dien dood is opgestaan ten leven; en ervaart hij het keer op keer, dat zijn wandeling niet meer hier beneden is, maar Boven, waar Christus is, die zit ter rechterhand Gods.

Sterven, opstaan, opvaren ten hemel is de heilige trilogie die in 't Kruis, in het'geopend graf en in het opvaren van den Olijfberg, bij den Christus plaats greep; en het is diezelfde trilogie die in de bekeering zich afspeelt: In zijn zonde sterven, uit dat sterven ten leven komen, en iii dat nieuwe leven bij Christus zijn, wij in Hem en Hij in ons. En die twee trilogieën worden niet maar met elkander vergeleken, maar de ééne korat uit de andere op. Het Kruis van Golgotha ontdekt ons onzen dood in zonde. Christus is opgewekt tot onze rechtvaardigmaking en in die rechtvaardigmaking staan we ten leven op. En omdat een bekeerde als de rank op dea wijnstok bloeit, is met Christus de stam zelf, ja de wortel van zijn nieuwe leven gezet iu den hemel.

Eens, als ds pelgrimstocht hier voleind is, werpt hij ia den dood vleesch en bloed af, om, in afgescheiden zielsstaat, van deze aarde te scheiden, en dan altoos bij den Heere te zijn, tot de ba'.uin zal weerklinken, en de opstanding uit de graven komt, en Christus aan de verlosten eea lichaam hergeven zal, heerlijk als zijn eigen lichaam.

Maar zoo; er is het thans nog niet. Hier op aarde is de ten leven bekeerde nog op den pelgrimstocht. Hij knielt hier nog op de voetbank van Gods vosten reder, en heft biddende handen naar B jven op. Ea toch, onderwijl hij nog van hierbeneden opziet naar Boven, is wat daar Boven is, nu reeds zijn eigenlijke wereld geworden, heeft hij daar Boven wandelingen, en is hij reeds met Christus in den hemel gezet.

Nu ligt er op zich zelf niets vreemds in, dat men, onder zeker opzicht, is waar men niet is.

Te Conslantinopel bezit ons land van oudsher een groot gezantschapsgebouw, met hekken afgesloten, steeds door gewapenden bewaakt en met grooien hof omringd. Zoodra ge nu dit hek door zijt, bevindt ge u niet meer op Turksch, maar op Nederlandsch grondgebied. Zoo is het met alle gezantschappen. Elk gezantschap verto-ft in zijn gebouw op territoir van het land dat dien gezant uitzond.

Hetzelfde geldt van een schip op hooge zee. Als ge een schip van oorlog, onder Nederlandsche vlag, beklimt, dat bij China of Japan ligt, bevindt ge u op Nederlandsch territoir, en zijt ge „gezel" in 't eif van uw eigen land. Van de luchtschepen voor oorlog zal welhaast hetzelfde gelder. Een Zeppelin, die boven Polen in Rusland of boven Bourgondie in Frankrijk zweeft, zal Duitsch territoir zijn. En zelfs op onze koopvaardijschepea kan de kapitein, al ligt zijn schip in de Middellandsche Zee, recht moeten spreken naar de Nsvierlandsche wet op vaderlandsch erf.

Zoo kent zelfs het streng geordende rechtsleven toestanden, waarin ge u op territoir bevindt, niet van het land waar ge denkt te zijn, maar van een ander land, dat ver af ligt.

En zielkundig komt gedurig hetzelfde voor.

In onze droomen bevinden we ons welbewust gedurig in een andere stad, in een ander land, in een gansch ardere omgeving, dan in het huis, waarin we feitelijk te slapen liggen. Ge ligt te slapen in Amsterdam, en in uw droom zijt ge te Londen, en ziet Hydepark klaar voor u liggen. Ge slaapt in Groningen, en beklimt in uw droom een bergtop in Zwitserland.

En geheel hetzelfde komt voor, als ge ver af toogt van uw lieven en dierbaren. Dan kan een eeozaam reiziger op verren afstand van vrouw en kinderen zich bevinden, en dat hij door heimwee overvallen, zóó inleeft in thuis, dat hij weer denkt thuis te iijn, en vergeet dat hij zoo ver aftoog.

Zelfs een stuk van Shakespeare, goed gespeeld, kan zoo aangrijpen, dat ge u als verplaatst voelt in heel anderen tijd en in heel andere omgeving, en eerst bij het naar huis gaan weer tot be zinning komt, en voelt dat het spel u te sterk was.

Zoo zijn er, ook buiten de religie, allerlei toestanden en gelegenheden, dat we niet voelen waar. we zijn en in een geheel anderen toestand zoo sterk inleven, dat we ons voelen alsof we elders waren, en de realiteit hiervan doorleven.

En ditzelfde nu doorleven we gedurig in ons saamleven met onzen Heiland en Koning.

Ons vaderland is niet hier, maar daarboven. Onze pelgrimstocht hier beneden gaat door het land onzer vreemdelingschappen. En telkens leeft bij Gods kind het heimwee naar zijn vaderland op. Dat vaderland zoekt hij boven de wolken, boven het firmament, in de hoogste hemelen, waar het rijk der heerlijkheid bloeit, waar de Troon der Almacht is, en waar Christus gezeten is aan de rechterhand des Vaders. En dan heeft Gods kind, met name in het gebed, tweeërlei zielservaring, de ééne maal dat zijn Heiland nabij hem is, en de andere maal dat hij nabij zijn Heiland is. De Christus daalt tot hem neder om woning bij hem te maken, maar even dikwijls trok de Christus hem tot zich op, en genoot hij in die gemeenschap voorsmaak van hemelleven.

Het lichaam is aan plaats gebonden, maar de ziel niet. De ziel kan uitgaan, ver uitgaan, en zich verplaatsen. Niet enkel met gedachten en in de voorstelling, maar ook geestelijk. En die uitgangen der ziel uit wat haar omringt naar wat met heilig heimwee haar opheft naar boven, zijn geen schijn, maar wezen. De Schrift zegt het zoo stellig. Gods kind beeft wandelingen daarboven, en is daarboven met Christus gezet. Al de genieting der «dele mystiek is zulk eeni h z uitgaand smaken van hemelleven. Dan zijn we niet meer hier beneden, maar voelen we ons daar Boven. En als dan straks de dagtaak ons weer roept, is het of we uit hooger sferen afdalen, om weer in dit aardsche leven in te gaan.

Dit nu zou enkel fantastic en gedachtenvoorstellicg zijn, indien er niet een feitelijke levensband tusschen onze ziel en Jezus bestond.

Maar die band is er, en die band is eea levensband.

Wie tot waarachtige bekeering komt, verliest zich zelf, zoodat niet meer hij leeft, maar Christus in hem. Zoo als een stekje, dat opeen boom geënt wordt, met dien boom saamgroeit, en leeft door het leven in dien boom, zoo ook is onze inplanting in Christus. We worden als ranken in den Wijnstok geënt, en dan is het die Wijnstok die in ons leeft, in ons zijn levenssappen opdrijft, en aan'onze twijgen de vrucht doet rijpen en uitkomen.

Wij zijn „zijn leden, " maar hij is ons Hoofd, en gelijk uw hoofd alle leden van uw lichaam stuurt en richt, zoodat ge, door wat ook bedwelmd, omslaat, zoo dikwijls uw hoofd niet meer op uw leden werkt, zoo ook is het hier. Wij zijn de leden van het mystieke Lichaam, Christus is het Hoofd van dat Lichaam. En zóó als dat Hoofd het beschikt, zoo bewegen zich de leden.

Naar aardschen maatstaf zou het zoo niet zijn, maar naar geestelijken maatstaf is het zoo. Jezus is niet meer op aarde, en toch woont hij op aarde in het hart der zijnen, onderwijl hij in den hemel zit aan de rechterhand Gods.

£n de trekking van dezen band is wederkeerig. Hij trekt naar ons, zoodat hij in ons woont, en wij trekken naar hem, zoodat wij zijn waar hij is. En dat wel zóó, dat het leven van Boven hier op aarde in onze üel ritselt, en dat tegelijk onze ziel zich naar Boven verheft, en leeft in de hemelen als in onze eigenlijke wereld.

Mysterie heet dit, omdat we het ons naar aardschen maatstaf niet verklaren kunnen. Het is een zielkundig mysterie, dat alleen kent en doorleeft, wie voelt dat hij in Christus en Christus in hem leeft.

Maar in dit heilige mysterie wordt, hoe verder we in het geloof komen, al meer heel ons hooger leven opgenomen. En al scheen het ous eerst vreemd, dat we nu reeds in den hemel zouden gezet zijn, allengs gaan we daar zelf in; voelen het aan ons hart, dat het volle waarheid is; en genieten al meer de zalige gewaarwording, dat we nu nog wel op aarde verkeeren, maar met ons hooger leven medegezet zijn met Christu in den hemel, waar hij in zijn majesteit en genade troont.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 mei 1909

De Heraut | 4 Pagina's

„Gezet in den hemel.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 mei 1909

De Heraut | 4 Pagina's