GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN TWEEDE DE RUYTER.

XI. {Slot.)

DE BESLISSING.

Op het dek van zijn schip, de „Frederikshald" stond de Deensche kapitein Ployert. De zon was opgegaan, de heerlijke zomerzon, over een tooneel van verwoesting. De kapitein wierp zijn blikken bezorgd over al het gewoel om hem heen. Hoe lang zou 't nog duren?

Eensklaps bespeurt hij, dat van zijn fchip niet meer geschoten wordt. Tegelijk ziet hij zijn opperkonstabel die op hem toetreedt.

„Waarom schiet ge niet meer ? " vraagt Ployert verwonderd.

„Kapitein", luidt het antwoord, „het geeft toch niets. We zijn allen doodop; ^ niemand kan zich bijna meer roeren. Daarbij zit thans de laatste bom in bet kanon. Moet ik nog afvuren? ”

„De laatste bom!" riep de kapitein. „Kom mee en geef mij de lont. Het laatste schot wil ik dan zelf doen.”

Hij liep naar het hem aangewezen kanon, en greep de brandende lont, dÖe destijds noodig was om het vuur bij het buskruit te brengen. Verbaasd slepen de manschappen, hoe moe zij ook zijn, zich naderbij om te zien wat er gebeurt.

De kapitein doet zijn werk. Een slag volgt, dan een oogenblik stilte.

Plotseling hoort men een halfluide kreet, en aller oogen richten zich naar Karlsteen.

Een dikke rookzuil stijgt uit de benarde Zweedsche vesting op. Wat kan er geschied zijn?

’t Antwoord zou komen. Een knal „alsof hemel en aarde bersten" volgt. Een hagel van steeuen en stukken ijzer vliegt hoog in de . lucht, en slaat met gedruis weer neer op het laag gelegen land.

Thans begrijpt ieder op de „Frederikshald" wat er heeft plaats gevonden; de laatste bom, door kapitein Ployert geworpen, heeft den kruittoren van Karlsteen getroffen.

De vesting kan zich dan ook niet meer verdedigen, de toestand daarbinnen is schrikkelijk. . Alles is voor de Zweden verloren.

Eenige oogenblikken later laat Dankwarth de . witte vlag hijschen. De bevelhebber heeft zich verdedigd zoolang hij kon. Thans is het niet . meer mogelijk. Overal liggen de dooden en kermen de gewonden. De magazijnen zijn stuk geschoten en branden hier en daar. Muren zijn gespleten en waggelen. Overal verwoesting en vernieling.

De vroege morgen had de beslissing gebracht, na een nacht die ontzettend was geweest. Thans zwijgt ook het Deensche geschut van vloot en batterij. De afgematte manschapgen kunnen de noodige rust nemen en zij haasten zich het te doen.

Een zes of zeven uur was 't hun vergund. Daarna raakte weer alles in beweging.

Tordenskioid stelde zich aan het hoofd van een sterke afdeeling zijner maatschappen, en trok, door zijn officieren omgeven, thans als overwinnaatr naar Karlsteen dat hij zoo kort geleden langs hetzelfde bergpad als visscher had bezocht. Hij had zijn oogen goed gebruikt. Deze dag bewees het.

’t Was drie uur in den namiddag van 24 Juli 1719, toen de Denen zegevierend de vesting binnentrokken, die dusver voor onneembaar gold, doch voor Tordenskioid de poorten had moeten openen. Wat men daarbinnen te aanschouwen kreeg was één tooneel van jammer en ellende. Het gekrijt en gekerm der gewonden vermeng den zich met de jubelkreteu der Denen. „Doch het jammergeschrei der beklagenswaarden kon toch het zegegejuich der overwinnaars niet overstemmen”.

Zoo gaat het in den oorlog; zoo bekampen elkaar ten doode christenvolken, zelfs die het Woord des Heeren kennen, en eenerlei zijn in belijdenis. Gode zij dank, dat de tijd komt waarin de volken „geen oorlog meer zullen leveren" en men de zwaarden zal slaan tot spaden, da spiesen tot sikkelen." Maar dau zijn ook „de Koninkrijken der aarde geworden onzes Gods en Zijns Christus.”

Een paar dagen later bespeurden de Denen, die Marstrand bezet hielden, de nadering eener kleine vloot. Tegelijk kregen zij bericht, dat hun koning Fredirick zich daarop bevond en naderde, 't Leed ook niet lang of het Koninklijk fregat „Pommern" wierp in de haven van Marstrand het anker.

Zooals we vroeger zagen was de Koning aan het hoofd van een leger uit Noorwegen opgerukt om Karlsteen, de Zweedsche sterkte, van de landzijde aan te vallen. Doch het bericht van de onverwachte, schitterende zegepraal der Denen bij Marstrand had den koning bereikt, die daarop zich gehaast had scheep te gaan om zijn dapperen te bezoeken. Het doel van zijn krijgsiocht was nu toch bereikt.

„Een heerlijke dag" was het, zoo meldt de geschiedschrijver, " toen de Koning de haven binnenliep. Heerlijk kon hier in dubbelen zin zijn bedoeld, althans voor de Denen.

Zoodra de „Pommern" stil in de haven lag, begaf Tordenskioid zich aan boord, omgeven van heel zijn staf van officieren. Koning Frederik ging hem te gemoet.

„Ik heb de eer", zoo sprak de vlootvoogd, „Uw Majesteit mijn nederigen groet te brengen, in de haven van Marstrand.

„Gaarne had ik er nog bij de sleutels van stad en vesting die van Gothenburg en Ny-Elfsborg gevoegd, maar dat mocht mij dusver niet gelukken.”

Diep geroerd omarmde Frederik IV zijn trouwen wakkeren dienaar, en benoemde hem tot loon zijner dapperheid tot admiraal.

Nog slechts dertig jaar was Wessel oud, toen hij dezen hoogsten rang bij de Deensche zeemacht bereikte.

Een verrassing had Tordenskioid zijn vorst willen bereiden; 't was hem boven alle verwachting gelukt.

Hiermee nemen we afscheid van hem. 't Was ons niet te doen heel zijn leven hier te schetsen. Wezen we in den aanvang op de overeenkomst ia zoo velerlei, tusschen hem en onzen Michiel Adriaanszoon da Ruyter, jammer genoeg zijn we in 't onzekere óf Wessel ook als De Ruyter een godvreezend man was, Het gebeurde bij Marstrand en Karlsteen moet hem, dunkt mij, overtuigd hebben, dat de overwinning ten slotte niet afhangt van der menschen dapperheid en schranderheid, maar van Gods bestier. Dat de laatste bom juist den kruittoren des vijands zou treffen kon niemand voorzien.

Want het blijft waar wat we zingen in Ps. 33 : 8: t Is God aan tijd noch plaats verbonden Wiens toezicht over alles gaat; Die 't harte vormt, en kan doorgronden; - Die aller werken gadeslaat. Schilden, bogen, dolken, dapper'oorlogsvolken. Wijsheid moed noch kracht. Kunnen ooit in 't strijden, eenig vorst bevrijden Zonder 's Heeren macht.

CORRESPONDENTIE.

O. te G. Zeer geschikte boeken om onze Oost en de Zending aldaar te leeren kennen zijn: J. Nijland, Schetsen uit Insulinde, F. Lion Cachet, Esn jaar op reis, enz., en voorts het groote werk van C. S. Coolsma, over de drie jongste Zendingseeuwen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 juli 1909

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 juli 1909

De Heraut | 2 Pagina's