GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE BLINDE KUNSTENAAR.

BIJ DEN DEKEN.

Wat te voorzien was gebeurde.

Op een morgen kreeg oom de boodschap, dat de deken der Munsterkerk blinden Joseph wenschte te spreken. Oom begreep toen hij dat hoorde best, waarover het gesprek loopen zou, en dat haalde Joseph al aanstonds een nieuwe ernstige beiisping op den hals, Doch de zaak lag er eenmaal toe, en met een kloppend hart ging Joseph door oom begeleid naar den grooten heer.

De deken, die medelijden met den armen blinden knaap kreeg, zoodra hij hem zag, ontving beiden zeer vriendelijk. Eerst had de kerkvoogd een kort afzonderlijk gesprek met oom, ter wijl Joseph zoolang in een andere kamer vertoefde. Eindelijk werd hij binnengeroepen.

„Vriend, ” zei de deken, „ik heb ernstige klachten van je gekregen. Je zijt 's nachts in de kerk geweest en hebt er het orgel bespeeld, ïoodat heel de buurt door het ongewone geluid op dat late uur in opschudding kwam. Hoe ben je nu zoo laat nog in de kerk gekomen, en wat bewoog je toch te gaan orgelspelen, op een tijd dat iedereen moet rusten? Bovendien, je wist toch wel dat alleen de organist dat orgel mag bespelen, of dat hij aan anderen eerst verlof moet geven.“

Nu deed Joseph aan den deken een verhaal, ongeveer gelijk aan dat hetwelk de koster van hem gehoord had, terwijl hij schrander genoeg was om den deken vooral duidelijk te maken, dat hij niet bij. nacht en ontijd de kerk was binnengedrongen, maar eenvoudig was gebleven toen de anderen heengingen. „Ik bedoelde niets kwaads, " zei Joseph; „ik wilde alleen maar zoo gaarne weien, of ik van het orgel nu het rechte begrip had, en of ik er ook zelf geluid uit kon voortbrengen zoo goed als uit de harmonica.“

Nu volgde een laag gesprek, waarin de deken allerlei vernam omtrent Josephs levensomstandig beden, en al spoedig begreep dat de knaap in zijn ongelukkig lot zeker meer steun dan bestraffing behoefde. Ten slotte sprak hij:

„Je hebt onvoorzichtig gehandeld door zoo des nachts met je spel de buurt te verschrikken, en ik vrees ook dat onze organist alles behalve goed zal vinden wat je gedaan hebt. Het orgel in de hoofdkerk van Carlisle is wijd en zijd beroemd. Maar een ongeoefende hand kan er heel licht het een en ander aan bederven, v, 'at je zeker niet geweten hebt. In alle geval moet natuurlijk het spelen bij nacht voor goed uit zijn en dan spreken wij daarover niet verder. Ik zal onzen orgelspeler vragen, het je niet kwalijk te nemen, maar je moogt zelf je ook wel bij hem verontschuldigen, en als dat t nu in orde is, wil ik nog wel iets doen: Hebt je geen bekenden of vrienden die eenhuisorgel bezitten ? “

„Neen, eerwaarde heer, " sei Joseph, „zoo rijk is geen van onze kennissen." Dat was ock in letterlijken zin waar, want orgels waren destijds 1 zeer duur, en groot van omvang, zoodat alleen rijke lieden, ruim behuisd, zich de weelde konden veroorloven een orgel aan Ie schfeffen.

„Nu, " vervolgde de goedhartige deken, „ik geef je verlof als de organist er niet tegen heeft, zoo dikwijls als je wilt op het orgel te komen en er op te spelen ook.“

Hoe blij Joseph met dit verlof was laat zich begriipen. Hij dankte den vriendelijken kerk voogd, ging toen met oom huiswaarts, maar had reeds een uur later, schoon onverzeld, het huis van den organist weten te vinden. Ook de ontvangst bij dezen viel Joseph zeer mee. Want toen hij zijn verontschuldiging had gemaakt over zijn onvoorzichtige daad, sprak de organist: „Je had wijzer kunnen handelen dat is zeker, maar het gaat je als mij, muziek is je lust en leven en daarom zal ik het maar door de vingers zien. Er is gelukkig niets bedorven dsn de nachtrust van onzen goeden koster en ? .ijn buren.“

Nu vertelde Joseph welk verlof hij van den deken had veikregen. Doch de organist zei: „De eerwaarde beer heeft blijkbaar van orgels weinig verstand. Je zoudt aan dat spel niet veel n hebben, zjnder goed onderwijs en misschien het mooie instrument er nog bederven daarbij We moeten zien of er niets op te vinden is Maar geen mensch kan het muziekonderwijs i)e / ginnen op een van de grootste orgels in onsland.“

Dat was begrijpelijk. Doch wie het min dere niet heeft, is blij als hij zich met het beste mag behelpen, zoo zei oom, toen Joseph hem het gesprek met den dfeken verhaalde. Ooru echter wist ook geen raad, wat hem te meer speet, daar telkens de vraag bij hem opkwam, wat er toch van zijn neef worden moest. Hoe zou hij, de blinde, later aan den kost komen ? Oom wist ook dat tiet, en zou nu heel graag gesien hebben, dat Joseph bij zijnaankg voor muüek, daarin mettertijd een bestaan vond, doch hoe.

Dcch bij den Heere zijn wegen en middelen, : ook als wij ze niet hebben of weten. Dat wist oom wèl, en zoo kon hij dan de toekomstvan zijn ongelukkigen netf gerust in de handen des Heeren stellen en Hem de zaak aanbevelen.

Al waren er destijds heel weinig nieuwsbladen, en al zette men ook nie*, gelijk thans, zelfs de geringste voorvallen in de krant, toch was het gebeurde bij nacht in de hoofdkerk ook ver buiten de buurt bekend geworden. De een had er om gelachen ds ander het een dwaie streek gerroemd, maar blinde Joseph was er nog mter bekend door geworden dan hij reeds was.

Op zekeren dag liep de knaap als gewoonlijk, met zijn stokje tastende, door de straten van Carlisle, toen hem een heer voorbijkwam, die, den blinden jongen ziende, een oogenblik s^aan bleef en hem opmerkzaam en met medelijdsn beschouwde.

„Weet u ook mijnheer wie die jongen is? " vroeg de heer aan een winkelier, die aan de deur zijner woning stond.

„Jawel mijnheer, ” was het antwoord „dat is Joseph SaoDg ol anders gezeid blinde Joseph, zooals ze hem hier noemen, 't Is een aardige jongen, v/el jïmmer dat hij blind is, zou men zoo zeggen. Hij speelt dikwijls heel mooi voor ons op de harmonica. Een jiar geleden heeft hij ook eens zijn kunst beproefd op ons groot orgel, daar ginter in de kerk. Dat was bij nacht en maakte heel de buurt in opschudding. U hebt daar misschien wel van gehoord.''

„O is hij dat'', zei de heer. Ja, ji; ik dank u wel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 september 1909

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 september 1909

De Heraut | 2 Pagina's