GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT KWAAD TOT GOED.

XXIV.

EEN INLEIDING.

Een jaar na het gesprek dat wij pas vermeld hebben, was er veel veranderd en men kon zeggen, verbeterd. De bewaarschool was verplaatst naar een naburige gracht, die niet nader wordt aangeduid. In het nieuwe gebouw, dat veel beter was dan het vorige, konden ook vrij wat meer kinderen plaats vinden, wat natuurlijk voor de juffroutv niet onvootdeelig was, en baar in staat stelde zich meer hulp te verschaffen. De oude prenten en gebarsten leien waren door betere vervangen. Ook was hier een groote tuin, waarin men heerlijk spelen kon.

De onkosten voor dit alles had de heer MoUet grootendeels betaald, dié ook trouw voor de school bleef zorgen, al had hij strikt genomen daar voor zichzelf al heel weinig belang bij. Tot eer van de Kwakers dient gezegd, dat zoo te handelen hun niet vreemd is, en zij zelfs geen gevaar vreezen, als het geldt iets gosds doen.

Voor Mina was de verandering zeer groot geweest. In het eerst was het haar moeilijk gevallen ds avonds niet meer thuis te komen, en geheel bij vreemden te zijn. Doch toen zij eenmaal hieraan begon te wennen, gevoelde zij zelf al spoedig dat zij reden had den Heere God te danken, die haar weg aldus had geleid. Vermoeien behoefde zij zich hier volstrekt niet. Alleen was hier in allea 'groote nauwkeurigheid noodig, want de oude jmevrouw MoUet was iemand die een zaak tot in de puntjes toe wilde gedaan hebben zooals het behoorde. Alles in buis werd keurig onderhouden, en al waren er ook twee dienstboden, en had Mina zich meer uitsluhend met mevrouw te bemoeien, toch bleef er nog genoeg te doen over. Men verhaalde van de oude dame dat, toen zij eens in jonge jaren den intocht van Prins Willem V te Amsterdam had bijgewoond, zij niet had kunnen nalaten op den Haarlemmerdijk een officier die achter den prins reed toe te roepen: „Daar zit een spinnekop op de steek van Zijn Hoog'aeid, vlak bij de pluim". Of de waarschuwing gehoord werd weet ik niet, en evenmin of het geheele vertelsel ten volle waar is. Want ge begrijpt, ik ben er niet bij geweest.

Was de vrouw des huizes dus niet licht tevreden eer alles zijn volkomen eisch had, toch gevoelde Mina zich na horten tijd in het vreemde huis volkomen op haar gemak. Dat kwam wel alleeieerst hierdoor, dat in het gezin van den Kwaker, evenals in het ouderlijk huis van Mina, de vreeze Gods woonde, en diens Woord er gelezen en betracht werd. Aan tafel las de heer des huizes uit den Bijbel voor, en gaf van het gehoorde een korte toelichting, die zoo was, dat Mina er vaak iets aan had, en het haar lang bijbleef. Ook het zelf voorlezen dat baar in het begin wel moeite kostte, maar dat allengs beter ging, vond zij ten slotte een aangename bezigheid.

Wat er verder te doen was liet baar menig vrij uurtje over, dat zij besteden kon naar goedvinden. Ook de wandelingen met Mevrouw waren ver van onaangenaam. Amsterdam was destijds nog ongeveer de helft kleiner dan thans. Wat nu Marnixstraat, Weteringschans en Sarphatistraat heet, de plaatsen der vroegere stadsmuren noemde men destijds nog met den k ouden vestingnaam: de Schans. Het water daarachter heette de Vest en de tegenwoordige 8 Stadhouderskade en Nassaukade de Buitensingel. d Schans en Smgel waren voor een groot gedeelte C aangelegd tot plantsoen, waar de oude Amster­ B dammers veel gebruik van maakten.

De wandelingen, „een Singeltje om", zooals o men dat noemde, werden echter ook nog anders r gebruikt dan tot louter genoegen. Soms legde Mevrouw bezoeken af bij arme menschen die zij op de een of andere wijze hielp. Ook werd de tijd gebruikt om Mina al pratende eenigszins op de hoogte te brengen van de Engelsche taal. Dit was noodig, wijl er aan huis dikwijls Engelschen kwamen, gelijk te begrijpen was en het wenschelijk was dat het meisje hen kon ontvangen. Dat aanleeren ging tot haar blijdschap veel gemakkelijker dan zij zich had voorgesteld. Reeds na een half jaar, had zij het S zoo ver gebracht dat zij met vreemde bezoekers zich althans eenigszins in het Engelsch onderhouden kon. Wat er nog ontbrak kon zij eiken dag aanvullen.

Op een vooijaarsmorgen hield er voor de deur van het heerenhuis een rijtuig stil. Een oogenblik later werden een paar reiskoffers opgeladen, en weldra verscheen de Kwakerheer zelf, die met een knecht plaats in het voertuig nam, dat hen naar een schip zou brengen, dat op Engeland voer, en Londen moest aandoen.

Drieerlei reden dreef den l|eer MoUet naar lyonden. Vooreerst had hij er handelszaken te te doen, ten tweede familie te bezoeken en ten derde zijn geloofsgenooten te ontmoeten. Op dat laatste toch stelde hij hoogen prijs, maar was in Nederland wemig kans, wijl hij nagenoeg de eeuige overgeblevene der Kwaken hier te lande was, diè er trouwens nooit talrijk zijn geweest. Hij zou dan ook geiuimen tijd in Londen blijven, dat hij in welstand bereikte.

In den eersten tijd had hij het in de Engelsche hoofdstad tamelijk druk, zoodat hem weinig vrije tijd overschoot. Een der eerste dingen door hem gedaan, was het brengen van een bezoek aan de Kwakergemeente, in welke hij verscheiden bekenden had, die hem zeer vriendelijk ontvingen.

Op een avond toen hij bij een vriend op bezoek was, liep het gesprek over Nederland en de Nederlanders. De Heer Mollet deelde daarover op zijn duidelijke, gezellige manier allerlei mee, dat de vrienden hoogst belangrijk vonden. Toen de verteller geëindigd had, sprak een der vrienden:

„£r zijn in Nederland toch veel goede dingen. We weten trouwens, hoe dat land voor velen kinderen Gods een toevlucht is geweest. Hoe zijn wij Kwakers in vroegere eeuwen in Engeland, ons Vaderland, niet bemoeilijkt, terwijl onze broeders de Puriteinen rustig in Nederland konden leven. Evenwel in sommige dingen konden de Nederlanders ook wat van ons leeren. Hoeveel goeds hebben b, v. niet de Zondagsscholen nu in een vijftig jaar bij ons uitgericht. Bij u bestaat er, meen ik, geen enkele. Of zijn ze misschien in Nederland minder noodig”?

„Helaas neen", sprak de heer Mollet, „want ook bij ons is de onwetendheid wat de Schrift betreft, en de loszinnigheid onder de jeugd groot. Maar niemand vat de zaak aan. Op nieuwigheden zijn de Nederlanders nu juist niet belust, of't moest zijn in de modes. Men houdt zich bij ons liever aan het werk en verbetert dat niet. Zoo is er dan, zoover ik weet, in heel Amsterdam nog pas één Zandagsschool, en dat is eigenlijk geen Nederlandsche maar een Engelsche, want zij gaat uit van de Engelsche Bisschoppelijke Gemeente, die te Amsterdam een kerk heeft".

HOOGENBIRK,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 november 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 november 1910

De Heraut | 4 Pagina's