GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor wie de geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor wie de geschiedenis

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 6 Januari 1911.

Voor wie de geschiedenis onzer Kerken persoonlijk heeft medegeleefd, bieden deze dagen wel menige treffende herinnering, die ons tot dankbare herdenking opwekken kan van wat God de Heere voor ons heeft gedaan.

Het is thans vijf-en-twintig jaar geleden, dat de beslissende slag is gevallen, die tot vrijmaking van een groot deel der Kerken in ons vaderland uit de banden der Synodale organisatie heeft geleid. 4 Januari 1886 was het toch de dag, waarop het Classicaal bestuur op-de meest krenkende wijze tachtig leden van den Amsterdamschen Kerkeraad provisioneel schorste en daarmede den stoot gaf tot de beweging, die straks heel de Hervormde Kerk in beroering bracht en als rrjpe vrucht de Doleantie heeft gebaard.

Dat de Kerk van Amsterdam het strijdperk werd, waar de hoofdslag geleverd werd, valt niet te verwonderen. Reeds lang was, dank zij den arbeid van uitnemende voorgangers, het Gereformeerde leven in de hoofdkerk van ons land weer krachtig ontwaakt; Amsterdam werd als in de i^e eeuw middelpunt van heel de Gereformeerde actie; vandaar ging de leiding uit, om aan de ontbinding der Kerk paai en perk te stellen en de Gereformeerde belijdenis weer tot grondslag van het kerkelijk leven te maken.

Dat deze actie op den duur tot een conflict leiden moest met de Synodale organisatie, wier hoofddoel juist was, om de üervrijJieid in de Kerk te handhaven, kon door ieder worden voorzien en was door ­Groen van Prinsterer reeds geprofeteerd. Er stonden hier twee beginselen tegenover elkander, die in botsing moesten komen; de worsteling was onvermijdelijk; er kon hier over en weer geen kamp worden gegeven. Het is daarom dwaasheid, voor wie de gangen der historie van hooger gezichtspunt beschouwt, de schuld van dit conflict te wijten aan de oprichting der Vrije Universiteit of aan een weloverlegd krijgsplan van zekere leiders; het conflict was niet gewild of uitgelokt, maar het was de noodzakelijke vrucht van de ontwikkeling der historie.

Van de zijde der Hervormde Synode was het beginsel der leer vrijheid op den spits gedreven door de gewijzigde proponentsformule, waardoor feitelijk de laatste band met de belijdenis was doorgesneden, en door de bepaling, dat aan moderne lidmaten een attest moest worden uitgereikt, opdat ze als lidmaat der Kerk konden worden toegelaten. Toen de Kerkeraad van Amsterdam in het najaar van 1885 desniettegenstaande weigerde om langer moderne leden ten Avondmaal toe te laten en al evenmin langs de achterdeur der attesten ze in de Kerk wilde binnenloodsen, wist ieder, dat daarmede het sein tot den strijd gegeven was, die niet zou ophouden, voordat een van beide partijen de overwinning behaald had. Heel het land volgde daarom in spanning en met ingehouden adem de worsteling. Vooral toen de Synodale Commissie de uitspraak van het Provinciaal Kerkbestuur beslissend had verklaard en den Kerkeraad gelast had vóór 8 Januari 1886 de attesten af te geven, was de breuke onvermijdelijk geworden, en ieder verwachtte dat die breuke op het punt der belgdenis zou ontstaan.

Er kon toch geen twijfel over wezen, of de Kerkeraad, die op den avond van 4 Januari In de consistoriekamer van de Nieuwe Kerk vergaderen zou om een definitieve beslissing over de attesten-quaestie te nemen, zou bij zijn principieele weigering volharden. Een eerlijke en oprechte strijd zou daarvan het gevolg zijn geweest. Voor heel de Kerk en heel het volk zou het duidelijk zijn geworden, om welken inzet deze strijd gestreden werd. Het non possumus van Amsterdam's Kerkeraad zou tegenover de Synodale QX%i.'cA%ifivt\i.t\. belijdend kar ter der Kerk hebben gehandhaafd.

Intusschen heeft het niet zoo mogen zijn. De Synodale besturen hebben, in plaats van in het open veld met ontplooid vaandel en met krijgsmanseer den slag te wagen, Amsterdam's Kerkeraad langs een sluipweg in den rug overvallen en hem afgemaakt, eer de worsteling nog aangevangen was. Gebruik makend van een wijziging, door den Kerkeraad in het Beheersreglement aangebracht, kwam het Classicaal Bestuur op den morgen van 4 Januari 1886 tot de meest tyrannieke daad, die ooit een Synodaal bestuur zich veroorloofd heeft, en schorste het provisioneel 80 leden van den Amsterdamschen Kerkeraad. Dat de beheersquaestie hier slechts de vooropgeschoven pion en de attesten-quaestie het eigenlijke motief was, bleek echter maar al te duidelijk. Want toen het Classicaal Bsstuur nu optrad „om te doen wat des Kerkeraads was, " was zijn eerste daad de gevraagde attesten aan de moderme lidmaten uit de reiken. Zoo werd niet alleen het dreigend conflict over de belijdenis vermeden, maar tegelijk werd de Gereformeerde beweging machteloos gemaakt, doordat haar leiders waren geschorst in hun ambt; aan de vrijheid van beheer, door Amsterdam's Kerkeraad steeds manmoedig tegen Staatsinmenging en Synodale machtsusurpatie verdedigd, werd eea doodelijke knak toegebracht, en aan het volk werd de indruk gegeven, dat het Classicaal bestuur als redder der Hervormde Kerk was opgetreden tegen een heimelijk complot om kerkroof te plegen en revolutie te maken tegen het wettig gezag.

Toch gold ook hier, dat wat de menschen ten kwade hebben gedacht, door God ten goede is gewend. Het bcdriegelijke spel met de beheers quaestie had althans de oogen van het Gereformeerde volk niet verblind; het voelde, dat de strijd ging niet om het goed, maar om de belijdenis der Kerk, en uit alle oorden des lands stroomden de betuigingen van sympathie den geschors ten broederen toe. Nooit bleek de gemeenschap der heiligen krachtiger, werd meer meegeleefd, meegevoeld en meegeleden met Amsterdam's Kerkeraad, dan in die dagen. En bovenal de onrechtvaardige, despotische en tyrannieke wijze, waarop de Synodale besturen optraden, zelfs de eerste beginselen van het recht met de beide voeten traden, en met schorsingsbullen, afzettingsbrieven en banbliksems te keer zijn gegaan tegenover mannen, op wier belijdenis en leven niets viel aan te merken, die de hoogste achting onder het volk hadden, en die voor elke Christelijke Kerk tot een sieraad zouden zijn geweest, toonde, hoe schrikkelijk het bederf was, dat achter deze Synodale hiërarchie schooi, opende de oogen voor al de jammer en ellende, waaraan zij de Kerk had overgeleverd en deed de b^ geerte naar vrijheid, om weer God te dienen naar Zijn Woord, ia veler hart ontbranden.

Zoo werd de daad van Amsterdam's Classicaal Bestuur, bedoeld om het opkomend onweer te bezweren, juist omgekeerd het sein om tot den aanval op de vesting der Synodale organisatie over te gaan.

Het vergeten Kootwijk, achter de zand duinen in de Veluwe verscholen, werd het Ulrum der Doleantie en wierp het eerst, 2 Februari 1886, het juk der Synodale organisatie af. Straks volgden de Kerken van Voorthuizen en Reitsum, Leiderdorp en Kollum. Vooral het feit, dat mannen als Dr. van den Bergh en Ds. Ploos van Amstel, mannen wier uitnemende godsvrucht, wier aangrijpende prediking, wier innige liefde voor de Kerk van Christus aan ieder eerbied afdwong, vooropgingen in den strijd tegen de Synodale organisatie, wekte heilige bezieling. En eer het jaar 1886 ten einde was, op 16 December, besloot ook de Kerkeraad van Amsterdam, na een langgerekte kerkelijke procedure, waarbij alle paden en wegen waren afgeloopen om herstel van recht te krijgen, maar tot in hoogste instantie toe het banvonnis van kracht bleef, om voor heel de gemeente het juk der Synodale organisatie af te werpen en weer te keeren tot de aloude belijdenis der Gereformeerde Kerken, en tot de Kerkorde waaronder de Kerk van Amsterdam sinds 1578 had geleefd.

Over het verder verloop der Doleantie, die vooral van dat oogenblik af zulk een verrassende vlucht nam, willen we thans niet uitweiden. OÜS doel was alleen, in enkele groote trekken het beeld der historie te iteekenen, die nu vijf-en-twintig jaar geleden te Amsterdam is afgespeeld. Met weemoed zullen degenen, die deze worsteling mee doorgemaakt hebben, terugdenken aan die dagen, toen te midden van strijd, laster en vervolging, de broederlijke liefde zoo heerlijk zich openbaarde, zoo heilige geestdrift zich van de harten had meester ge­ maakt, zoo rijke geestelijke ttgta. werd z genoten. Tijden van zoo hoog opgewekt A en zoo machtig opbruisend geestelijk g leven, als in die dagen werden gekend, t komen slechts zelden in de historie voor, m zi^n alleen eigen aan die spannende momen­ s ten, als de lang weerhouden bergstroom C zich met kracht een uitweg door de bergen e zoekt en met donderend geraas neerploft over d den rotswand heen. Maar al ging de stroom d van ons kerkelijk leven sinds in kalmer en rustiger bedding voort, de vrucht, de rijke vrucht van wat toen ia den naam des Heeren bestaao is, werkt nog altoos in ons midden na. Op het toen gelegde fundament is voortgebouwd aan het huis van ons kerkelijk leven, en niet hetminsr, is het te danken aan de kundige architecten, die God ons schonk, dat de restauratie zoo uitnemend is gelukt. Streng in stijl, geheel in overeenstemming met het Gereformeerd beginsel, maar toch tegelijk niet ouderwetsch maar rekening ^()udend met de eischen van het moderne leven, staat daar het gebouw onzer Gereformeerde Kerken en dwingt ook den buitenstaanders bewondering af.

­Bovenal, in die vijf-en-twintig jiar vond de hereeniging plaats van de zonen van hetzelfde gezin, maar die sinds 1834 gescheiden leefden. Mocht de nieuwe beweging aanvankelijk met wat wantrouwen begroet zijn, al spoedig leerde men elkander beter verstaan, en op de Synode te Amsterdam in 1S92 reikten de kinderen der Scheiding de broederband aan de vaders der Doleantie. Oe laatste scheidsmuur viel weg; het werd één kudde en één Herder.

Zoo gaan we met nieuwen moed, ziende op wat God de Heere in het verleen voor onze Kerken gedaan heeft, de toekomst tegen. Het geslacht, dat in de dagen der Doleantie den toon aangaf, sterft langzamerhand weg. Hoeveel uitnemende mannen uit die dagen, bij ons volk bekend en geliefd en wier namen nooit zullen vergeten worden, zijn reeds weggenomen. Dr. van den Bergh, de strenge boeteprediker, vader Ploos van Amstel, de liefelijke Evangelieverkondiger, Dr. Wagenaar, de man van actie, altoos vurig van geest. En al bleven daarnaast anderen ons gespaard, hunjirental klimt en straks, zij het spade, staan we ook bij hun graf. Maar het werk door hen verricht blijft; de beginselen door hen ons volk ingeprent, zullen voortleven; de banier door hen opgeheven, gaat ook ocs voor. En het nieuwe geslacht en de nieuwe tijd, die te komen staat, kan het werk, het groote werk, dat God in 1886 onder ons gedaan heeft, niet beter eeren, dan door aan die beginselen trouw tè blijven.

Dat geve ons de genade onzes Gods.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Voor wie de geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1911

De Heraut | 4 Pagina's