GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Prof. Bouwman heeft

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. Bouwman heeft

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Bouwman heeft in de Bazuin den handschoen voor Ds, Wijers opgenomen. Wel wil hij zich nog niet definitief uitspreken over de vraag, of Ds. Wijers goed deed met, zonder ruggespraak te hebben gehouden met de Gereformeerde Kerken in Nederland, tot kerkstichting over te gaan, en of het historisch en practisch juist gedacht is, om een korte geloofsbelijdenis van 14 artikelen ten grondslag aan deze kerkstichting te leggen. Maar behalve deze bezwaren, die aan het slot ter loops even genoemd in worden, alsof ze alleen van bijkomstig belang zijn, keurt hij in hoofdzaak de handeling van Ds. Wijers goed, omdat Ds. Wijers niets anders zou gedaan hebben dan wat bij de Doleantie overal is geschied en door al onze Gereformeerde Kerken als plicht wordt gesteld. „De Kerk te Temanggoeng, schrijft hij, is dus tot openbaring gekomen. Ds. Wijers heeft feitelijk nagevolgd wat tijdens de Doleantie hier is geschied." De Indische Staatskerk is nu eenmaal een bedorven kerk, en aangezien „er geen wettig orgaan Is, dat de Reformatie kan ter hand nemen, moeten de geloovigen zelf wel uit kracht van hunne roeping de Kerk weder tot openbaring brengen”.

Mogen we hiertegen opmerken, dat Prof. Bouwman blijkbaar met de zaken niet geheel op de hoogte is.

De Algemeene Christelijke Kerk, die te Temanggoeng gesticht is, heeft met een reformatie van de Indische Staatskerk niets te maken. De geloovigen die daar woonden en tot de stichting dezer Kerk zijn overgegaan, waren alien leden der Gereformeerde Kerk te Batavia, stonden onder haar toezicht en werden van Batavia uit met de bediening des Woords en der Sacramenten voorzien. Dat deze geloovigen, door zich te Institueeren als Indische Algemeene Christelijke Kerk en daarbij een nieuwe Geloofsbelijdenis aan te nemen, zich feitelijk van de Gereformeerde Kerk hebben losgemaakt en tot stichting van eennieuwe Kerk zijn overgegaan, zal wel niemand betwgfelen. Wat dit alles met de Doleantie uitstaande heeft, is ons niet zeer duidelijk. Misschien wil Prof. Bouwman ons hieromtrent nader inlichten?

Anders staat het natuurlijk, wanneer men niet let op wat te Temanggoeng feitelijk is geschied, maar wat Ds. Wijers aanried aan de gehovigen in de Indische Staatskerk, In de artikelen Kerk of Schijnkerk stelde hg aan deze geloovigen als plicht voor, dat ze overal individueel moesten breken met de „schijnkerk" en dan saam komen om nu voor 't eerst een Christelijke kerk te vormen, door een nieuwe belijdenis des geloofs op te stellen en ambtsdragers te kiezen. Nu bestaat er zeker geen twijfel over, dat de geloovigen in de Indische Staatskerk de roeping hebben om deze verbasterde Kerk te reformeeren, of wil men, de zuivere Christelijke Kerk weer tot openbaring brengen. Maar de manier, waarop Ds. Wijers dit doen wil, heeft met de methode der Doleantie niet alleen niets gemeen, maar staat er juist lijnrecht tegenover. Dit moge uit de volgende vergelijking blijken.

Volgens de Doleantie ging men uit van de gedachte, dat er plaatselijk een ware Kerk van Christus was, maar dat deze onder het juk der Synodale organisatie stond en daarvan moest bevrijd worden. Volgens Ds. Wijers is er in Indië een schijnkerk, dat wil zeggen iets wat zich Kerk noemt, maar het niet is, en moeten daarom de individueele geloovigen bij elkaar komen, om nu voor het eerst een Kerk te stichten. Niet om reformatie der bestaande Kerk, maar om stichting van een nieuwe Kerk is het hem te doen.

Volgens de Doleantie moesten de ambtsdragers, die nog gerekend werden wettig in hun ambt te staan, deze daad der reformatie verrichten en eerst wanneer deze weigerden tot deze reformatie mede te werken, mochten de geloovigen nieuwe ambtsdragers kiezen om tot de reformatie der Kerk over te gaan. Ds. Wijers daarentegen denkt er niet aan om de bestaande ambtsdragers te erkennen en kan dat op zijn standpunt ook niet doen; van een verzoek aan den predikant of den kerkeraad om tot reformatie te komen, is dan ook geen sprake. De geloovigen komen bgeen en vormen, door belijdenis des geloofs af te leggen, een nieuw kerkelijk instituut.

En eindelijk, volgens de Doleantie werd zoo streng mogelijk gehandhaafd, dat de tot reformatie gekomen Kerk geen nieuwe Kerk-formatie was, maar de continuïteit van de historische Gereformeerde Kerk Ia Nederland en werd daarom de aloude naam der Gereformeerde Eerken behouden, de belijdenis der Gereformeerde Kerken weer van kracht verklaard en de Kerkenorde der Gereformeerden Kerken weer aanvaard Ds. Wijers wil van deze historische continuïteit niets weten, geeft aan deze Kerk een nieuwen naam, laat de belijdenis der Gereformeerde Kerken los en van de aanneming der Gereformeerde Kerkenorde wordt met geen woord gerept.

Natuurlijk is het standpunt van Ds. Wrjers, aangenomen dat men in de Indische Kerk met niets dan een schijnkerk te doen heeft, volkomen consequent. Maar juist daarom heeft de methode, die hij aanraadt, dan ook niets met de Doleantie gemeen. En het verwondert ons wel dat onze hooggeschatte collega, wiens studiën over het kerkrecht we overigens niet zonder genoegen lezen, hier tot zulk een schromelijke verwarring van denkbeelden kwam. Het schijnt dat een zoon der Separatie toch altoos eenige moeite heeft zich In den gedachtengang der Doleantie in te werken.

Geheel afgescheiden van dit vraagstuk staat de quaestie, die Prof. Bouwman ten slotte bespreekt, of de ambtsdragers en geloovigen In de Indische Staatskerk thans onmiddellijk tot de reformatie van het instituut moeten overgaan, of wachten mogen, totdat eerst de Regeeringsvoorstellen tot meerdere zelfstandigmaking der Indische Kerk publiek zijn gemaakt. Een absoluut oordeel over deze quaestie is zeker niet gemakkelijk uit te spreken, omdat bier zooveel afhangt van de omstandigheden, waarin de betrokken kerk verkeert. Daarom maanden we tot voorzichtigheid aan. Prof. Bouwman meent, dat we, „door de roeping en plicht der geloovigen te binden aan wat de Regeering doet of niet doet, een standpunt innemen, dat lijnrecht in strijd is met de positie van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Wij achtten, zegt hij, de roeping van de Gereformeerde Christenen In de Nederlandsche Hervormde Kerk om, gehoorzaam aan den Koning der Kerk, zich te onttrekken aan het verkeerde Synodale juk.”

Nu Is de zaak zeker niet zoo eenvoudig, als Prof. Bouwman ze hier voorstelt, en de gelijkstelling van den plicht der geloovigen in de Indische Staatskerk met wat de Gereformeerde broeders in de Hervormde Kerk te doen hebben, gaat niet op. Het verschil tusschen Indië en ons land ligt toch daarin, dat hier in 1837 de Separatie en in 1886 de Doleantie heeft plaats gevonden en bij deze beide worstelingen om het belijdend karakter der Kerk te handhaven, klaar en duidelijk gebleken Is, hoe de Synode zich hiertegen met alle kracht verzette en van de heerschappij van Gods Woord in de Kerk niets weten wilde. Daardoor eerst is het ook duidelijk geworden, dat het thans voor elk geloovige//ü; ^^ Is, om met het Hervormde instituut te breken. In Indië daarentegen is zelfs de eerste poging om de reformatie van het Instituut langs wettigen weg tot stand te brengen, nog niet beproefd en staan de geloovigen dus voor een geheel anderen toestand.

Immers Prof. Bouwman Is te goed met de historie der Kerk op de hoogte om niet te weten, dat een reformatie der Kerk nooit en nergens tot stand. Is gekomen, doordat de geloovigen op een goeden dag zoo maar zijn saamgekomen en nu plotseling verklaard hebben: we breken met de Kerk waartoe we behoorden, en stellen nieuwe ambtsdragers aan. En in de i6e èn In de 19e eeuw is aan de Reformatie eerst een langdurige worsteling in de Kerk voorafgegaan, om te zien of het instituut als geheel niet terug te brengen was tot gehoorzaamheid aan Gods Woord. Eerst nadat alle middelen en wegen waren uitgeput, en het bleek, dat het instituut zich tegen Gods Woord verzetten bleef, achtte men zich gerechtigd, dit instituut op zij te zetten. Maar ook deze breuke geschiedde nooit vrijwillig, doordien men , zelf uit de Kerk trad, maar eerst nadat de antichristelijke macht de trouwe beladers uit de KeriÉ gebannen had. Zoo heeft Luther eerst met de Roomsche Kerk gebroken, nadat de Paus hem geëxcommuniceerd had. Zoo heeft de Kerkeraad te Ulrum de acte van Separatie eerst uitgevaardigd, nadat de Synode Ds. de Cock had afgezet. En zoo heeft de Kerkeraad van Amsterdam de gehoorzaamheid aan de Synode eerst opgezegd, nadat deze het banvonnis over de getrouwe ambtsdragers had bevestigd. Zoo mechanisch als Prof. Bouwman het voorstelt, is de reformatie der Kerk dus nooit tot stand gekomen. Er ging vooraf een langdurige voorbereiding om het volk in te lichten en voer de reformatie te winnen. Er was een beslissende strijd op een cardinaal geloofspunt, waardoor de onrechtvaardigheid en goddeloosheid van het verkeerde instituut klaar en duidelijk aan het licht trad. En eerst als het verkeerde Instituut door uitzetting en ban trouw aan het Woord Gods trachtte onmogelij k te maken, achtten de geloovigen vrijheid te hebben, om nu in massa met dit valsche instituut te breken. Zoo Is het in de historie steeds gegaan en zoo achten wij, dat het ook In Indië tegenover de Staatskerk behoort te geschieden.

En wat nu inzonderheid de vraag betreft, of de geloovigen bij dezen reformatorlschen arbeid ook rekening mogen houden met wat de Regeering doen wil, om aan de Kerk hare zelfstandigheid terug te geven, zoo heeft men bij de beantwoording dezer vraag wel te bedenken, dat men in Indië te doen heeft met een Kerk, die met de Overheid nu eenmaal in het nauwste verband staat en juist door de schuld der Overheid gedesorganiseerd is. Zelfs al laten we bet jus reformandi, dat sommigen onzer Vaderen aan de Overheid toekenden, hier rusten, zoo spreekt het toch wel van zelf, dat het voor de reformatie van een Staatskerk, gelijk de Indische Kerk is, van hoog belang is, welke positie de Overheid tegenover een reformatische actie inneemt. Groen van Prinsterer heeft zelfs, toen de Hervormde Kerk In Nederland nog onder het bestuur van den Koning stond, de reformatie der Kerk in de eerste plaats van den Koning verwacht. De Regeering, die de Gareformeerde Kerk onder het juk der Synodale organisatie had gebracht, had volgens hem den plicht, om dit Synodale juk weer weg te doen en de aloude Gereformeerde Kerken in haar recht te hersteilen. Juist daarom wilde Groen in 1837 niet met de Separatie medegaan, omdat hij nog altoos hoop koesterde, dat de Regeering metterdaad de Kerk van het juk der Synode verlossen zou. Eerst toen de Regeering In 1852 tot de zoogenaamde vrijmaking der Kerk was overgegaan, maar deze vrijmaking in werkelijkheid daarin bestond, dat de Koning de Gersformeerde Kerken met handen en voeten gebonden aan de macht der Synodale organisatie had overgeleverd, werd het duidel^k, dat van de Regeering oiets meer te wachten vleiende vrijmaking der Kerk daarom langs anderen weg moest worden verkregen.

Nu is zeker deze droeve historie van 1852 een les geweest, om van Regeeringshulp niet te veel te verwachten, al mag niet vergeten worden, dat we thans met een Christelijke Regeering te doen hebben, die aan dit treurige voorbeeld van 1852 zich wel spiegelen zal. Maar er blijkt toch uit, dat men niet eenvoudig zeggen kan, gelijk Prof. Bouwman doet: met de houding der Regeering hebben de geloovigen niets te maken. Ditzou juist wezen, indien de Indische Kerk evenals de Hervormde Kerk in ons land een van den Staat onafhankelgke Kerk was; het is niet juist, nu deze Kerk door de Regeering is ingesteld, door haar geregeerd en in stand gehouden wordt. Gesteld toch, dat het eenige bezwaar tegen deze Indische Kerk was, dat de Regeering de predikanten dezer Kerk benoemde, hun een gemeente aanwees en ze verplaatste en ontsloeg, dan zou van de noodzakelijkheid der geloovigen om tot vorming van een nieuv instituut over te gaan, natuurlijk geen sprake behoeven te wezen, zoodra de Regeering zich bereid verklaarde de beroeping en verkiezing der ambtsdragers weer aan de gemeente terug te geven. Nu Is de zaak in Indie echter niet zoo eenvoudig, want bet bezwaar tegen de Indische Kerk schuilt niet alleen daarin, dat de Overheid over deze Kerk alles te zeggen heeft, maar niet minder daarin, dat deze Kerk een eigen belijdenis mist en dat het modernisme deze Kerk voor een goeddeel vergiftigd heeft. Juist deze gecompliceerde verhouding, die in Indië gevonden wordt, maakt, dat het uiterst moeilijk te zeggen is, of de Regeering, wanneer ze aan deze Kerk haar zelfstandigheid teruggeeft, het gevaar zal kunnen vermeden, dat ze straks weer onder de macht komt van een modern kerkbestuur. Van daar dat we niet gaarne een absoluut oordeel zouden vellen over de vraag, of men beter doet, met eerst de plannen der Regeering af te wachten, dan wel terstond tot een reformatorische actie over te gaan. Vreemd scheen het ons alleen, dat, waar meti dusver nooit over deze roeping der geloovigen in de Indische Staatskerk gesproken had en zelfs Gereformeerde predikanten zich voor deze Kerk hadden laten benoemen, men thans plotseling, nu de Regeering eindelijk een poging wilde doen om deze quaestie tot oplossing te brengen, de verklaring liet hooren: het Is de plicht van alle geloovigen om terstond met deze Kerk te breken.

Intusschen Is dit voor ons een betrekkelijk ondergeschikte quaestie. Ons hoofdbezwaar Is niet, dat Ds. Wijers weinig vertrouwen heeft In de regeeringsplannen, maar dat hij zonder eenige voorafgaande voorbereiding, zonder dat een principieele str^d In den boezem der Staatskerk gestreden is, zonder dat zelfs de ambtsdragers aangezocht z^n om de reformatie dezer Kerk ter hand te nemen, de geloovigen oproept, om zich individueel van deze Kerk af te schelden en een nieuw kerkinstltuut te stichten.

En in de tweede plaats, dat hij aan dit nieuwe kerkinstltuut een algemeen Christelijk karakter en een algemeen Christelijke belijdenis wil geven, waardoor de historische continuïteit met de Gereformeerde Kerken In ons land verbroken wordt en aan de leiding des Heiligen Geestes in de Kerk feitelijk wordt te kort gedaan.

Voorts zullen we deze quaestie laten rusten. Nu de classis 's-Gravenhage, tot welke de Kerk van Batavia behoort, van de zaak gesaissiseerd is, en ze aan twee kerkedlenaren in Indie opdroeg kerkvisitatle in Batavia te doen, en haar een rapport toe te zenden, kan de verdere behandeling dezer zaak gerust aan de prudentie der Kerken worden overgelaten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Prof. Bouwman heeft

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 februari 1911

De Heraut | 4 Pagina's