GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET GOEDE DEEL.

XVII.

OVER DE GRENZEN.

Toen Otto het binnenplein van den hofburg betrad, stond daar reeds een groote reiskoets klaar, met vier paarden bespannen. Die was bestemd voor Koning Frederik, welke spoed wenschte te maken, niet alleen wijl Tilly's ruiters konden komen, maar ook om de koningin in te halen, die als we zagen, reeds eer was vertrokken. Daarom gingen ook een paar ruiters vooruit, die zorgden, dat hier en daar tot over de grens versche paarden gereed stonden. Was men eenmaal in het Paltsische dan kon alles kalmer gaan, — althans zoo dachten velen.

't Liep tegen half twaalf toen de koning met een paar hofheeren verscheen, allen in dikke mantels gehuld, want het werd reeds koud, en flink gewapend. De bedienden die hun uitgeleide deden bogen eerbiedig; de koning groette vriendelijk. Menig oog werd vochtig, 't Was of ieder gevoelde: we nemen afscheid voor goed; koning Frederik komt hier nooit weer, de schoone droom van zijn jeugd is voorbij. Er was geen volk in de nabijheid om den jongen vorst een vaarwel toe te roepen. Om goede redenen was zijn vertrek geheim gehouden, en zoo ging hij heen in alle stilte, hij die eenjaar geleden met zooveel luister was gekomen. Toen jubelde alles rondom hem tegen; thans mocht niemand weten, dat hij ging, dat hij vluchtte 1

De koning reed langzaam de slotpoort uit, en sloeg de richting in naar het westen der stad. Otto en anderen die tot het hof behoorden begaven zich naar de groote zaal. Velen, die men anders zag, ontbraken echter. Den aanwezigen werd meegedeeld, welken weg de koning nam, en ook dat hij hun verzocht hem te volgen, doch bij twee of drie, om zoo veiliger te reizen dan gezamenlijk, wat licht den vijand op hun spoor kon brengen. Over de grens, in zijn oud gebied, de Palts, zou de Koning-keurvorst op een bepaalde plaats hen wachten.

Nog vóór middernacht was het stil, heel stil geworden in de hofburg, waar een paar uur vroeger nog alles leven en beweging was. De weinigen die nog gebleven waren, begrepen maar al te wel, dat ook hun diensten niet lang meer noodig zouden zijn.

En zoo was het.

Koning Frederik ging heen om niet weer te keeren.

De Winterkoning was de spotnaam, dien hem zijn vijanden gaven, omdat zijn koningschap van Bohème slechts één winter gezien had.

Die naam is in de geschiedenis bewaard gebleven.

Enkele dagen later vinden we jonker Otto weer in een klein dorp, of liever, ëen gehucht, niet ver van de Boheemsche grens.

Toen hij er kwam bevonden de koning en de koningin zich daar reeds, en waren met vreugd door hun trouwe onderdanen ontvangen. De vorstelijke personen vertoefden in de dorpsherberg. De heeren en dames van het gevolg hadden hier en daar een tijdelijk onderkomen gevonden.

Otto liet zich aandienen bij zijn heer, wiens gelaat verhelderde toen hij den jonkman zag. „Hartelijk welkom jonker", sprak koning Frederik. „Ik wist wel, dat ge zoudt komen. Wij zijn hier echter niet vorstelijk gehuisvest, maar nood breekt wet. Ik houd goeden moed. Niets is zoo misleidend als de krijgskans, en met Gods hulp herwinnen we eerlang ons koninkrijk".

Otto wachtte zich wel te zeggen, hoe hij zelf over die kans dacht, en haastte zich op een ander onderwerp te komen, door te zeggen: „Maar Uw Majesteit kan hier toch moeilijk lang blijven. Ik heb aan iets gedacht: Rothenfels, ons kasteel, ligt slechts enkele uren van hier. Zou ik dit aan het hof tot verblijf mogen voorstellen? 't Is er in elk geval ook veiliger dan in een open grensdorp als dit".

r 't Was duidelijk merkbaar, dat die woorden in goede aarde vielen. Er pleitte trouwens alles voor het plan, en de koningin, die juist binnentrad, had het niet zoodra vernomen, ­of ze zegde Otto vriendelijk dank. Blijkbaar

Verlangde rij er nau hut min-vorstelijk verblijf voor beter te verwisselen. Na kort beraad besloot men, dat de jonker nog dien dag naar cijn kasteel zou vertrekken om de noodige toebereidselen te maken, en dan zoodra mogelijk terugkeeren.

Wel zelden had Otto een opdracht met meer genoegen aanvaard dan deze. Niet alleen kon hij zijn vorst een dienst bewijzen, maar hij zou ook de ouderlijke woning weerzien, waar zijn hart reeds lang naar uitging, er wellicht geruimen tijd vertoeven. Bovenal hoopte hij iets omtrent zijn vader te hooren. Wel gevoelde hij zich, na de veelbewogen laatste dagen, vermoeid, doch enkele uren rust herstelden hem weer. En zoo zat hij dan weldra te paard, ea haastte zich den weg op naar Rothenfels, die voor een goed ruiter als hij niet meer dan anderhalf uur vorderde.

Niet zonder aandoenine zag hij na een half uur rijden reeds de bosschen en heuvels weer, die hem van jongs af zoo bekend waren. Hoe nader hij kwam, hoe meer vertrouwd hij met alles was. Het laatste groen zat nog aan de boomen, en ook de velden waren nog niet kaal en kleurloos. Alles herinnerde hem aan de dagen zijner jeugd en bijna had hij in de vreugd zijns harten vergeten, dat er haast was bij zijn opdracht. Doch weldra doken de torens van het kasteel uit de bosschen op, en bij dat gezicht spoorde hij zijn paard, en stond weidt a voor de slotpoort, die nu niet als anders openstond.

Binnen gelaten weid hij al aanstonds verwelkomt door zijn ouden huisvriend Magister Becker. Op zijn drifiige vragen deelde deze hem mee, dat zijn moeder zich waarschijnlijk bij heer Koenraad te Regensburg bevond. Wat zijn vader betreft kon Oito echter ook hier niets te weten komen, dan dat ook eenige der slotbedienden mede ten strijd waren getrokken, en eveneens nog niet teruggekeerd. Op het kasteel waren slechts enkelen achtergebleven, o.a. de Magister, wijl hij als predikant zijn kleine gemeente niet verlaten kon.

In weinig woorden deelde jonker Otto nu het eigenlijke doel van zijn komst mede, en overlegde met zijn ouden leermeester hoe alles het best moest geschikt worden. Plaats voor allen zou er wel zijn, doch aan behoorlijke bediening kon wel iets ontbreken, daar men juist nu over zoo weinigen te beschikken bad. In allerijl begon men al vast een paar kamers in orde te maken. Toen vertrok Otto met even veel spoed als hij gekomen was, en kon weldra koning Frederik en zijn gemalin uitnoodigen hun verblijf te nemen op zijn voorvaderlijk slot Rothenfels. „Moge het I7w Majesteiten lang tot een genoegelijk verblijf strekken", voegde hij er hoffelijk bij. Doch koning Frederik antwoordde ditmaal ernstig: „Wij zullen zien hoe lang het kan''.

Op dien dig althans kon het. Nog dienzelfden avond kwamen de vorsten en hun gevolg op het kasteel aan, en werden door de bewoners van het landgoed met alle eer ontvangen. Voor het noodige was zoo veel mogelijk al gezorgd, én menigeen wenschte zich bij het ter ruste gaan geluk niet meer in Bohème te zijn, maar hier een veilig en aangenaam verblijf te hebben gevonden.

De tijd zou leeren voor hoe lang.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juni 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juni 1912

De Heraut | 4 Pagina's