GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN VRAGERS.

Ik las, zegt G. B., onlangs een oud vers. Het meeste is wel te begrijpen, maar het begin was moeielijk. Kunt u het ook uitleggen? Het begint zoo:

HELPT NU U SELFS, ZOO HELPT U GODT.

Helpt nu u selfg, zoo helpt u Godt, Wt der tijrannen bandt en slot. Benarde Nederlanden I Ghij draecht den bast al om u strot. Rept flucks u vrome handen. De Spaensche hoochmoet, vals en boos, Sant u een beudel goddeloos. Om u godloos te maecken, Gods woort rooft hij door menschen-gloos. En wil u 't ghelt ontschaeken.

Dit lied dagteekent uit den tijd der groote verdrukking in het laatst der i6de eeuw, toen onze vadeten, vrijgemaakt van Rome's dwang, deswege door het pausdom en de Spaansche macht op alle wijs benauwd werden.

Het lied hierboven vermeld begint met een herinnering aan het aloude gezegde: God helpt die zich zelf helpen. Het eerste woord van den tweeden regel beduidt niet anders dan uut of uit; voor u schreef men oudtijds dikwijls w.

Het woord „bast" beteekent touw, dat oorspronkelijk vaak uit boombast werd vervaardigd.

Het eerste woord van den 7 den regel == zond. Een „beudel" is hetzelfde als een beul, „Gloos of glosse" = uitlegging. Bedoeld wordt dat Gods Woord onkenbaar wordt gemaakt door allerlei leermgen vai^ menschen.

Een bestendig lezer vraagt het volgende:

In Hand. 19 vs 24—28 wordt gesproken van den zUversmid Demetrius. Wat wil het nu zeggen dat hij dien van die kunst geen klein gewin toebracht. Hoe ging dit dan toe? En wie zijn de handwerkers van welke ook gesproken wordt? En wat is het deel dat in verachting zou komen?

In Efeze waar Panlus vertoefde stond een prachtige, groote en overal beroemde tempel van de godin Diana, wier beeld er in prijkte. Deze tempel was toen bijna vier eeuwen oud; de vorige was afgebrand. Van den tempel werden kleine afbeeldsels in zUver vervaardigd, welke dienden tot versierselen en die men ook op reis meenam, om door Diana tegen gevaren beschermd te worden.

Nu lezen we in Hand. 19 vs 24, 25, 26, 27: „Want een, met name Demetrius, een zilversmid, die kleine zilveren tempelen van Diana maakte, bracht dien van die kunst geen klein gewin toe; welke samenvergaderd hebbende, met de handwerkers van dergelijke dingen, zeide hij: Mannen, gij weet, dat wij uit dit gewin onze welvaart hebben; en gij ziet en hoort, dat deze Faulus veel volk, niet alleen van £pheze, maar ook van bijna geheel Azië, overreed en afgekeerd heeft, zeggende, dat het geene Goden zijn die met handen gemaakt worden. En wij zijn niet alleen in gevaar, dat dit deel in verachting kome, maar dat ook de tempel van de groote godin Diana als niets geacht zal worden, en dat ook hare majesteit zal ten ondergaan, aan welke gansch Azië, en de geheele wereld godsdienst bewijst".

Demetrius nu maakte de bovenvermelde tempeltjes, die gaarne gekocht werden door hen, die uit heel Klein-Azië en van elders kwamen om Diana aan te bidden. Hij werkte in het groot met vele kunstvaardige werklieden, die dus door hem, hun meester, een 'goed bestaan hadden. Ook waren er handwerkers in \ zijn dienst, die het mindere werk deden.

Toen nu door Paulus' prediking velen zich] afwendden van de afgoderij vreesde Demetrius niet zonder reden, dat zijn beurs hieronder lijden zou. Hij riep dus aUen die van zijn kunst waren bijeen, en wees hen op het gevaar dat „dit deel" in verachting zou komen, d, w.z. dat hun werk niet meer zou gevraagd worden en hun handel er schade bij zou hebben. Welke uitwerking deze woorden hadden, blijkt in het verdere van het hoofdstuk.

Waren de Amoiieten een afzonderlijk volk of heetten alle inwoners van Kana& n zoo? En waar woonden de Amorieten dan?

Onder de vele volksstammen, die tijdens den intocht der Israëlieten (1400 v. C.) Kanain bewoonden, waren de Amorieten de talrijkste en machtigste. Vandaar dat hun naam wel eens aan heel de bevolking wordt gegeven.

De Amorieten woonden in den tijd der Aartsvaderen in het Zuid-Oosten van het HeiUge Land. Ook het land waarop eens Sodom en Gomorra lagen, werd door hen bewoond. Abrahams bondgenooten Aner, Eskol en Mamre waren Amorieten (2000 v. C). Een deel van deze woonden noordelijker bij Sichem, waar zij met Jakob in strijd geraakten (1750 V. C).

Ten tijde van Jozua, drie eeuwen later, hadden de Amorieten zich reeds uitgebreid tot in het Orerjordaansche. Zij hadden daar den Moabieten een deel van hun land ontnomen. Israel versloeg de twee vorsten der Amorieten, Sihon en Og, en nam hun land in bezit. De Amorieten in het eigenlijk Palestina werden overwonnen door Jozua in den veldslag bij Ajalon. AUengs werd hun macht gebroken, en toen Samuel leefde woonden de nog overigen vredig in Israel, Zij werkten ook als knechten van Salomo op deoLibanon om hout te houwen. Ook in het boek Ezra worden zij nog vermeld.

BRIEFWISSELING.

F. v. K. te G. L, Zoodra mogelijk hopen we uw schrijven te beantwoorden. Dank voor het bericht inzake de boekverzameling der school.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1912

De Heraut | 4 Pagina's