GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„NOBLESSE OBLIGE”.

III.

ROBERTS ZOMER.

De mandenmaker bracht tegen den avond geld en levensmiddelen mede en ziende dat „de jongeheer" bij de zijnen gebleven was en zich op onderscheidene wijzen verdienstelijk maakte, biedt bij hem een nachtverblijf in den wagen aan, met de opmerking, dat hij zeker geen geld genoeg bij zich heeft om in het dorp te overnachten, hoewel daar een knap logement is.

’t Bloed stijgt Robert naar 't gelaat en reeds wil bij als een Dêvereux antwoorden, toen hij begrijpt, dat zijn anderhalve shilling (90 ets hem niet ver brengen, de leugen die bij hem opkomt: «ik heb toevallig mijn beurs vergeten", spreekt hij niet uit, maar segt: „Als u een plaatsje voor mij hebt, wil ik van nacht wel bij u toeven, morgen hoop ik Horton te bereiken, dat is mijn bestemmisg.”

„Horton? jongeheer? dan hadt ge niet met mij mede moeten gaanj ge waart er toen wij u ontmoetten ruim twaalf uur van verwijderd, nu wel veertien of meer; maar als ik u van dienst kan wezen, zal ik morgen van richting veranderen en u een eind op weg brengen naar het naaste spoorwegstation, dan kan u voor een paar shillings er gemakkelijker komen dan te voet. Wat dunkt u hiervan? ”

Robert, hoewel niet wetende waarmede hij den man zal beloonen, neemt bet aanbod aan; en al is 't geen ledikant, sla*pt toch in op een kist, waarop de vrouw een deken spreidt, zelve hem daarmee toedekt. „Want" zegt ze, „u is aan onze tochtige woning niet gewoon, " tevens schuift ze een bundel slappe biezen bij wijze van een kussen onder zijn hoofd.

Weldra bewijst het snorken en zwaar ademen van man en vrouw, dat beide diep in de rust sijn en Robert is alleen, met zijn verre van aangename overdenkingen. In een woonwagen ter ruste! Is dat nu een plaats voor den eenigen zoon uit een oud, adellijk, Fransch huis? En hoe zal hij ergens aan een betrekking komen? Zonder aanbevelingen, neemt zelfs zijn oom niemand aan. Zou hij morgen maar niet terugkeeren?

In zijn haast had hij op den stand der zon geen acht geslagen en zoo doende zich in de richting, die hij nam vergist; en als hij morgen bij een station komt, heeft bij zelfs geen geld voor een derde klas. Wat zal hij doen? Wederkeerec? Neen, dat nieti Komt tijd, komt raad! En onder het plannen maken slaapt hij op het harde leger in.

De eerste stralen der zon wekken hem. Allen zijn nog in de rust; hij zit overeind, ziet dat de deur slechts met een touw aan den binnenkant gesloten h; voorzichtig staat hij op, grijpt zijn schoenen, opent het deurtje, wil het trapje afgaan, toen de hond in den bak ondet den wagen woedend aanslaat en den mandenmaker doet ontwaken.

„’k Wou naar buiten gaan", stamelt Robert ter verontschuldiging op diens barsche vraag: „Wou je zoo je wegpakken, jongeheer"? — „Ik heb boofdpiin". „Daat staat een waschkom op die plank. Vlak bij is een pomp, ga je dan maar opfrisschen"; loidt 's mans verlof.

Robert had werkelijk hoofdpijn; de ongewone omgeving, de warmte In den wagen, de s scherpe lucht der blezen en tienen waren daarvan de schuld; het stortbad onder de pomp benevens een eindje loopen knapten hem merkelijk op.

Men ontbijt met thee, brood en kaas; het paard, dat zich aan het malsche gras langs den weg te goed heeft gedaan, wordt weldra weder ingespannen om langs een binnenweg in de richtingvan Lanesbury een eind terug te rijden

Aan elke boerderij waar zij langs komen, zien de lui verwonderd naar den netten passagier van den woonwagen; en als de man zijn manden, matten enz. te koop aanbiedt, wisselt hij me de bewoners geheimzinnige blikken en woorden, die Robert niet ontgaan. Zoo gauw de groote weg weder wordt bereikt zal bij den man iets, hij weet nog niet wat, aanbieden ter belooning en dan te voet verder gaan.

De man gaat al weder op den verkoop nit en de wagen blijft op een eenzame plek wachten; hier weet Robert den weg, doch durft zoo lang het dag is, zich niet verwijderen; want op al de naburige hoeven is hij, evenals de neven, meer dan eens geweest; men zou hem herkennen en dan zou men zeker bericht aan zijn oom zenden. De uren kruipen voort.

Tegen schemertijd komt de man teiug. Hij is wonderwel in zijn schik en zegt tot zijn vrouw: „Ik heb toch zulk goed nieuws gelezen, je zult je ooren niet gelooven".

„Jack, vertel het mij dan maar wat heel gauw; een bestelling van fijne matten? dan blijven we een dag of wat hier staan. Niet? Wat dan, zeg toch op!”

„Neen, als de kinderen slapen, eer zeg ik jou niets", met een veel beteekenenden e hoofdknik in de richting, waar Robert bezig was, verder vriendschap met den hond te sluiten.

Het avondeten werd Intusschen gereed gemaakt; de vrouw was zindelijk en Robert liet het zich goed smaken; bij besloot, hoe noode ook, den volgenden dag den luidjss zijn horloge te geven, tot belooning voor kost en nachtverblijf. Papa had het hem eens uit Londen meegebracht, en 'twas een best werk; maar er zat niet anders op, hij kon niet betalen; en alweder belette die gedachte hem om in te slapen.

„Zeg, zou hij slapen, wijf? Ga jij ereis kijken", Behoedzaam komt de vrouw van achter het gordijn, dat den wagen In tweeën verdeelt, te voorschijn, luistert met voorovergebogen hoofd enkele oogenblikken en fluistert toen: „Hij slaapt zoo vast als een klein kind; vertel nu je goede nieuws”.

„Je hebt best gemerkt, net als Ik, dat die daar een echte jongeheer is; hij is weggeloopen; de groote graanhandelaar Torpe in Lanesbury belooft aan wie hem terugvoert ao pond. Denk ereis aan 240 gulden! Wel, is dat geen beste tijding ? Vrouw, als we die hebben, zijn we den heelen winter geholpen en werk ik in de stad bij een baas, we....

„Weet je zeker dat het die jongeheer is? Wat zou hij er aan hebben om weg te loopen? Wie vertelde je dat? ”

„’k Heb het op twee of drie plaatsen in dit dorp en ook in het vorige aangeplakt gezien Daar stond op: „Een jongeling van ongeveer rs jaar, lang en slank, met donkere oogen en zwart krullend haar; gekleed met een grijze pantalon, blauw buis en blauwe, lakensche pet en zwarte rijgscboenen, met een groote schooltasch bij zich". Zoo stond het er. Nu moet jij toch zelf zeggen, dat hij het is. Morgen, wijf, ga ik met den wagen naar Torpe en wij krijgen de belooning".

't Is een groote som, stond er niet twee pond. Jack ? dan is 't nog wel de moeite waard, maar twintig, 't kan haast niet, denk ik”.

„'t Staat met letters voluit gedrukt, twintig pond, en als je een lucifar opsteekt, zal ik het je zelf laten lezen, want in het dorp hebben ze mij een van die aanplakpapieren gegeven."

Robert heeft alles gehoord en als de lucifer is aangescbrapt, roept de vrouw: „Maar Jack, wat zullen we rijk worden. Liten we nu maar gauw gaan slapen, ”

Nog lang evenwel redeceeren zij over alles, wat dat fortuin bun zal opleveren, weinig denkende, dat 't spreekwoord al weder zou bewaarheid worden; „Verkoop de huid van den beer niet, voor ge hem geschoten hebt.”

„Een prijs op mijn hoofd gezet", «egt Robert tot zich zelven; „kon ik h^m maar in ontvangst nemen, ik ging recht toe recbt aan naar New-) York, 't Is wel belangwekkend twintig pond waard te wezen; doch vrind mandecmaker, jij hebt ze nog niet.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 augustus 1913

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 augustus 1913

De Heraut | 2 Pagina's