GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Bedriegt uwe zielen niet”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Bedriegt uwe zielen niet”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo zegt de HEERE: edriegt uwe zielen niet, zeggende: e Chaldéen zullen zekerlijk van ons wegtrekken; want zij zullen niet wegtrekken. Jeremia 37 : 9

In onze taal spreken we van zelfhsdtog, ^^//mislelding, Be/foegoochellag. In de taal van Jsremla komt hier voor ons zelf onze ziel in de plaats. Vandaar zrjn zeggen tot zijn Koning, toen de val van Jaruxslem op til was en een ieder aan het Hof bleef volhouden, dat Jehovah de heilige stad nooit in de handen der Heidenen zou overgeven: „Bedriegt uwe zielen niet". Jeruzalem's val was niet te voorkomen, en het was niets dan zelfoiisleiding nog aan het tegendeel zich vast te klemmen. Het einde van de heilige stad was nabij.

Nu zouden wij Jeramia's last ingskleed hebben door te zeggen: „Misleidt, bedriegt u zelven niet langer, er is geen ontkomen aan, " en de profeet drukt ditzelfde uit door te zeggen: „Bedriegt uwe zielen niet“.

Ge voelt het verschil.

In onze taal is de persoon die hier bedriegen zou en die bedrogen zou worden, geheel één; zooals de profeet het zegt, wordt daarentegen tusschen ons ik en tusschen onze ziel een onderscheid gemaakt en ons ik wordt ter verantwoording geroepen, omdat het onze ziel misleidt.

Onze ziel Is, zooals de profeet het uitdrukt, een helüg pand, dat aan ons ik is toevertrouwd. We zrjn voor onze ziel aansprakelijk, we 2^'n voor wat met onze ziel gebeurt, verantwoordal^k. Op ons rust van Gods wege de dure plicht, om met onze ziel eerlijk om te gaan. Onze ziel heeft een toekomst, onze ziei moet zich vormsa en ontwikkelen, ze moet veredeld, ze moet geheiligd worden, en wg zijn het, die hieraan al onze ernst en degel^kheid ten koste hebben te leggen.

Ongetwijfeld wordt de eenheid van ons zelf met ons innerlijk wezen inniger geveeld, zoo we zeggen: Bedrieg u niet! of iets breeder: Bedrieg uzelf niet i; maar lede; voelt toch, dat 't de cooscientie meer toespreekt, zoo 't heet: Bedriegt uw ziele niet!

Dat verschil komt daar van daan, dat we ons maar al te licht inbeelden, met ons zelf te kunnen doen naar 't ons goed dunkt, zonder dat we daarover verantwoording schuldig z^'n. Zóó echter plaatst gs uw ziel niet als een zelfstandig iets, als een ander voorwerp, tegen uw ik over, of ge voelt terstond dat er besef van aansprakelijkheid in u opkomen. Uw ziel beeft tegenover uw ik een eigen recht te doen gelden. Ge moogt met uw ziel niet naar wilkkeur handelen. Uw ziel is als uw kind, waarover ge wel te zeggen hebt, doch waar ge met uw bedrog toch af moet blqven. Wie zijn kind bedriegt doet zonde, en evenzoo nu begaat zonde, wie zich schuldig maakt aan het bedriegen van zijn eigen ziel.

Wie zegt: „Bedrieg uzelf niet", doet niet anders dan Iemand waarschuwen voor schade die hij beloopen kon; maar wie zegt: „Badrieg uw ziele niet", maant af vau wat zonde voor God zou zijn.

„Bedrieg uzelf niet" dost meer denken aan een vergissing, zonder dat er opzet om te bedriegen b^ in 't spel is. Is er daarentegen sprake van 't „bedriegen van zijn sier, dan schuilt hier heel Iets anders in. Dan beduidt het, dat uw ziel, aan zich zelve overgelaten, het nooit zou gewaagd hebben, maar dat ze door uw bedriegeiijk voorgeven er toe gebracht is.

Uw ziel bedriegen beteekent dus, dat ge met voorbedachten rade uw ziel op 't dwaalspoor leidt; dat ge haar de dingen anders voorstelt dan ge zelf weet dat ze werkelijk z^c; en dat nu uw ziel, hierdoor in verwarring gebracht, overgaat tot iets, dat ze uit zich zelve nooit zou gedaan hebben.

De geheele levensopvatting, die in dat laatste zeggen spreekt, is zooveel dieper.

Ze onderstelt, dat er in uw zielsleven een aandrift van nature is, die, onder hetzegel der gemeene gratie, u aanstonds een zedelijk gevaar, dat dreigt, merken Iaat, en er u tegen wapent; maar ze onderstelt ook, dat uw Ik invloed op uw ziel uitoefent, en dat deze invloed nu van tweeërlei aard kan zijn; of een invloed om aan uw ziel tegen wat verkeerd is nog scherper wapen in handen te geven, oftewel, om het oog uwer ziel voor het dreigend gevaar te sluiten.

Dat laatste nu, dè.!: is 't bedriegen van onze ziel, door haar een onware voorstelling in te prenten, om haar lust of begeerte in onheiligen zin te prikkelen, en zoo den tegenstand van uw ziel te overwinnen, en ze te brengen tot meegaan ia wat ze eerst weerstond.

Ge maakt aan uw ziel iets diets. Ge misleidt haar door een onv/are voorspiegeling. Ge brengt een betere stem in haar tot zwijgen. Het verzet van uw ziel hinderde u. Uw ziel wilde met uw ik niet mee. En nu overwint ge dien tegenstand door — het harde woord mag hier niet gespaard worden — door uw eigen ziel moedwillig en opzettelgk te bedriegen.

Zoo is er van een: „vergis u niet", geen sprake meer. Het wordt nu eea zonde aan uw eigen ziel gepleegd. Ei aanstonds voelt ge nu, hoe op al zulk bedriegen van uw eigen ziel Gods heilig misnoegen rusten moet.

Niet ernstig genoeg kunt ge dan ook tegen de vanzelf in u opkomende neiging om uw ziel te bedriegen, op uw hoede zqn. Zie toch wel iu, dat de verleidiiig ertoe zich elk oogenblik aan u voordoet. Het leven vraagt van u, telkens en telkens weer, om een beslissing, om dit ts doen, of dat te laten, het zus of 't zoo aan leggen. Allerlei verleidiog speelt om u heen. En vooral in jongere jaren is vastheid van tred en gang het deel van nog zoo weinigen.

In zulke opgcnblikken aarzelen we dan even. Allerlei inspraak, allerlei neiging, allerlei lust werkt in ons. Dan kiezen we. Oaze begeerte wil 't zoo, en we geven toe. En komt er dan allerlei bedenking uit onze ziel op. Een stil roepen daarbinnen: „Doe 't niet, denk er niet aan, zie er van af", dan gaat ons ik daartegen in, dan geef; ons ik aan onze, ziel een andere voorstelling, dan poogt ons Ik dat zielsverzet tot zwijgen te brengen. En lukt dit, dan wordt de ziel bedrogen, en geeft ze toe en gaat meê; en zóó geven we het dan aan de onheilige begeerte gewonnen.

Een dageiijksch gebeuren om ons heen. Ken u zelf en zeg het voor God aan uw ziel, hoe vaak 't u is overkomsa.

Vergeet 't toch niet. Uw ik is de uiting van uw persoon in eik gegeven oogenblik, uw ziel is uw bestendig wezen, dat door nood en dood heen blijft.

Verzwak dan uw ziel niet, doof nooit één enkel vonksken van heilig vuur In uw ziel uit. Laat uw ziel niet door den harts tocht van uw ik, maar eeniglijk door de inspiratie van uw Heiland bewerken.

Het is God die ons de ziele gemaakt heeft, zg blijve den Heere ten offer gewijd.

Ga met uw eigen ziel in waarheid om, en misleid, bedrieg de ziel, die Gcd u toevertrouwde, nooit.

DR, A. K,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 augustus 1913

De Heraut | 2 Pagina's

„Bedriegt uwe zielen niet”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 augustus 1913

De Heraut | 2 Pagina's