GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Staatscommissie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staatscommissie.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Met ingenomenheiid is ook onzerzijds de instelling der Staatscommissie begroet, die pogen zal de onderwijs-quaestie, welke nu reeds zoovele jaren ons volk verdeeld heeft gehouden, tot een bevredigende oplossing te brengen. Niet alsof we, gelijk dezer dager het Handelsblad schreef, den strijd voor de Chrtstelijke school moede waren en daarom reikhalsden naar een eervollen vrede. Zooals Nederland door de tachtigjarigen oorlog met Spanje krachtig en sterk is geworden, en juist aan dien strijd zijn nationale verheffing en ontwikkeling te danken heeft gehad, zoo is het ook met ons Christelijk volksdeel in den strijd om de Christelijke school gegaan. Juist omdat de volksschool zoo diep ingrijpt in het volksleven én elk Christelijk ouder het belang van een Christelijke school voor de opvoeding zijnet kinderen inzag, heeft deze strijd zelfs de trage en slappe gemoederen wakker geschud, het ernstige gevaar van de ontkerstening der natie onder de heerschappij der liberale beginselen steeds duidelijker doen inzien, en een bezieling en geestdrift gewekt, zooals geen andere krijgsleuze kon doen. Bovendien was er niets wat de verschillende Christelijke partijen en de geloovigen uit verschillende kerken trots alle verschil van richting en belijdenis nauwer saambond en de diepere geloofseenheid beter deed uitkomen, dan juist de gemeen.schappelijke strijd voor het palladium van onze Christelijke volksschool. De historie van ons volk zou in de jongste halve eeuw een geheel andere zijn geweest, en van een zoo krachtige ontwikkeling onzer Christelijke beginselen ook op politiek gebied zou wel nauwelijks sprake zijn geweest, wanneer de strijd voor de Christelijke school daaraan geen hoogere wijding had gegeven. Zelfs indien deze strijd thans met een glorievolle overwinning mocht bekroond worden, doordat ood de tegenstanders van weleer bereid bleken op staatsrechtelijk terrein aan de Christelijke school gelijk recht met de Openbare school toe te kennen, zouden we, hoe dankbaar ook voor deze overwinning, toch niet zonder leedwezen een tijdperk in onze historie afsluiten, dat zooveel geloofsheroisme en zooveel eensgezindheid onder de Christelijke partijen ons aanschouwen deed. De vrede van Munster moge ons land de erkenning van onze nationale zelfstandigheid gebracht en een einde gemaakt hebben aan een oorlog, die finantieel zware offers vroeg, maar een heldentijdvak, zooals onze tachtigjarige worsteling met Spanje, waarop ieder Nederlander trotsch is, bracht de historie ons niet weer.

Toch zouden we daarom voortzetting van den strijd niet begeeren mogen. Hoewel de schoolstrijd allengs zijn scherp karakter verloor en ook van liberale en zelfs van socialistische zijde steeds meer het goed recht van ons streven erkend werd, zoodat menige pacificatiemaatregel met gemeen overleg tot stand kwam, is het toch in het belang van ons land en volk zeker gewenscht, dat op dit punt de strijdbijl begraven worde. Zelfs de duidelijk uitgesproken toeleg van socialistische ^jjde om de schoolquaestie op te lossen, ten einde de christelijke arbeiders los te weeken van de Christelijke staatspartijen en straks naar het socialistische kamp te doen overgaan, behoeft ons niet bevreesd te maken om een eervollen vrede op schoolgebied te aanvaarden. Vooreerst gelooven we niet, dat onze Christelijke arbeiders alleen door den schoolstrijd weerhouden werden van te luisteren naar het zoet gefluit van den socialistischen vogelaar. We hebben te goed vertrouwen in de karaktervastheid, in de beginseltrouw en in de helderheid van inzicht onzer Christelijke arbeiders, om te vreezen, dat ze, wanneer de Christelijke school voor hun kinderen maar verzekerd is, met pak en zak zouden overloopen naar den vijand, om ter wille van sociale voordeelen met hem gemeene zaak te maken. En in de tweede plaats vergeet men van socialistische zijde, dat de groote aanwas der socialistische partij en haar krachtsuitbreiding niet aan het platteland, maar aan de groote steden te danken is, waar dusver de openbare school schier oppermachtig heerschte en het christelijk onderwijs niet tot bloei komen kon. De heer Van der Molen heeft nog onlangs in de Tweede Kamer met de cijfers aangetoond, dat, hoezeer de Christelijke School over heel het land, sinds het Ministerie-Mackay de eerste subsidie bracht en deze subsidie later telkens verhoogd werd, met reuzenschreden vooruitging, dit alleen niet het geval was in onze groote steden, waar eer, naar verhouding van de oename der bevolking, achteruitgang viel te constateeren. De verklaring van dit feit ligt voor een groot deel daarin, dat de Rijkssubsidie wel op het platteland, maar niet in onze groote steden voldoende was om de concurrentie tegen de openbare school op te nemen. Zoodra, door uitschakeling van het vuordeel dat de openbare school had door de gemeentesubsidie, de volkomen finantleele gelijkstelling van de openbare en christelijke school bereikt zal wezen, zal daardoor aan het Christelijk onderwijs de gelegenheid worden geboden om ook in onze groote steden zich vrij te ontwikkelen. Dan eerst zal van Christelijke zijde een ernstige poging kunnen worden gewaagd, om door de christelijke volksschool op de breede massa van de bevolking onzer steden te gaan inwerken, en de vrucht daarvan zal niet uitblijven. De godsdienstlooze staatsschool is vooral in onze steden de wegbereidster van het socialisme geweest; zoodra de macht van die school met haar heirleger van socialistische onderwijzers gebroken is, zal ook aan den zegetocht van het socialisme in onze steden paal en perk worden gesteld. Daarom aanvaarden we zonder vrees den steyn van het socialisme, om tot gelijk recht voor de Christelijke ^school te komen. Al weten we zeer goed, dat het socialisme dit. niet alleen doet uit rechtsbesef, maar vooral om daarmede de Christelijke arbeiders aan zijn zijde te krijgen, we gelooven, dat ook hier de spreuk geldt van Israër, s wijzen koning, dat wie een kuil graaft voor een ander, daarin zelf vallen zal. Waar de Christelijke school tot bloei komt, kan het socialisme niet heerschen.

Een eervollen vrede op schoolgebied wenschen daaarom ook wij. Liefst hadden we natuurlijk gehad, dat die vrede ons gebracht was door een Christelijk Ministerie, en niet het minst daarom werd de val van het Ministerie-Heemskerk door ons betreurd, omdat daarmede de voorgestelde wijziging van Artikel 192 der Grondwet van de baan scheen geschoven. Vooral de felle wijze, waarop bij de jongste stembuscampagne de liberale propagandisten heel het land doortrokken om de strijdklaroen voor de openbare school te blazen, deed zelfs een oogenblik de vrees opkomen, dateen Ministerie, uit deze stembuscampagne voortgekomen, zooal niet de Christelijke school onderdrukken, dan toch voor haar belang geen vinger uitsteken zou. Des te verassender was het daarom, toen het nieuwe Kabinet reeds bij zijn eerste optreden in de Kamer een verzoenenden toon deed hooren, straks onder de krachtige actie der Christelijke staatspartijen in zijn toezeggingen van stap tot stap al verder ging, en daarbij ook de linkerzijde niet ongeneigd bleek om mede te werken, wat na den stembusstrijd zeker niet te verwachten was. Welke diepere poHticke motieven hierbij in het spel zijn geweest, behoeft hier niet te worclen uiteengezet. Voor ons is hoofdzaak, dat door dezen ^'ouderlijken loop van zaken de kans op een bevredigende pacificatie eer gestegen dan gedaald is. Het voorstel tot Grondwetsherziening, zooals dit door het Ministerie-Heemskerk was ingediend, zou vermoedelijk door de linkerzijde wel niet zijn geaccepteerd en had dan bij de definitieve stemming ook niet het noodige stemmenaantal kunnen verkrijgen, want daarvoor waren twee derde der stemmen noodig. Gelukt het thans de Staatscommissie, waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn, tot een eenparig voorstel te komen, dat voor alle partijen aannemelijk is, dan behoeft voor afstemming in de Kamer niet gevreesd te worden. Zoo zou achteraf wel eens kunnen blijken, dat wat de menschen ten kwade hadden gedacht, door God ten goede was gekeerd.

Des te meer mag echter van de mannen, die in deze Staatscommissie onze Christelijke partijen vertegenwoordigen, en van wier beleid zoo ontzaglijk veel afhangt, verwacht worden, dat ze hun medewerking niet verleenen zullen dan wanneer zulk een voorstel tot stand komt, dat werkelijk de volle vrijmaking der Christelijke school ons waarborgt. Natuurlijk betreuren ook wij het, dat de politieke kring, waaraan v/e ons het nauwst verwant voelen, niet door de mannen, die jarenlang in den schoolstrijd vooraan gestaan en de leiding in handen hebben gehad, in deie Commissie vertegenwoordigd is. Misschien kan dit euvel nog voor een deel verholpen worden, doordat de Commi.ssie een ruim gebruik maakt van de bevoegdheid haar geschonken, om adviseerende leden te hulp te roepen. Maar welke uitweg hier ook gevonden worde, de mannen, die onze beginselen in deze Staatscommissie hebben te verdedigen, hebben een zeer ^ernstige taak op zich genomen; van hun wijsheid en voorzichtigheid zal voor de toekomst van ons Christenvolk zooveel afhangen ; indien een door hen mede ingediend voorstel geen bevrediging schonk, zou de schade niet te overzien zijn. Moge daarom veel gebed voor hen opgaan, opdat hun arbeid waarlijk onze Christelijke School ten goede moge komen.

Slechts één opmerking voegen we hier nog aan toe.

De strijd om de School gaat natuurlijk niet alleen om de lagere school, al mag het Christenvolk in zijn broedere kringen in de eerste plaats het belang daarvan voelen, maar omvat heel het onderwijs in al zijn geledingen. Ook onze Hoogere Burgerscholen en Gsmnasia. En ook onze Hoogescholen. Die strijd draagt zeker niet overal een gelijk karakter; voor een lagere school staat de zaak anders dan voor een gymnasium en voor een g}-mnasium weder anders dan voor een Universiteit. Maar principieel gaat de strijd over heel de linie, en komen we even beslist op voor het goed recht eener Christelijke Hoogeschool, als voor dat van de volksschool met en Bijbel. De opmerking, die wel gemaakt s, dat de lagere school neutraal moet ezen in dien zin, dat de onderwijzer hier ieders godsdienstige begrippen heeft te erbiedigen", door over de religie te zwijgen, erwijl aan de Universiteit de lioogeeraar volkomen vrij is voor zijn denkeelden uit te komen en déze te propaandeeren, is juist, maar maakt het gevaar, _ at in de Rijksunivensiteiten schuilt, nog e ernstiger. De geest, die aan de Rijksuniversiteiten heerscht, — de enkele Chriselijke hoogleeraren niet te na gesproken — is een geest, die lijnrecht tegen onze Christelijke beginselen ingaat en daarom nog veel meer kwaad doet dan de neutrale volkschool. Het zou daarom wel zeer bedenkelijk wezen, wanneer vrede gesloten werd voor het lager onderwijs, maar voor het Hooger Onderwijs niet werd gezorgd. In het voorstel tot Grondwetsherziening door het Ministerie-Heemskerk ingediend, was hiermede wel degelijk rekening gehouden. De beruchte zinsnede in Art. 192, dat het openbaar ondertvijs — dus niet alleen het lager, maar ook het hooger onderwijs — een voorwerp van aanhoudende zorg der Regeering is, zou volgens dit voorstel gewijzigd zijn, en het onjuiste beginsel, dat de Regeering alleen te zorgen had, ook finantieel, voor het openbaar' onderwijs, zou uit de Grondwet zijn weggenomen.

Minister Cort van der Linden heeft bij de installatie der Staatscommissie echter uitdrukkelijk verklaard, dat ze wel over het lager, ook over de Hoogere Burgerscholen en het voorbereidend hooger onderwijs (de gymnasia) handelen mocht, maar niet over de Hoogescholen. Wel voegde de Minister er aan toe, dat hij daarom voor de toekomst niet wilde buitensluiten, dat er ook maatregelen zouden genomen worden door de Regeering ten behoeve van het Bijzonder Hooger Onderwijs, maar de Staatscommissie had op dit terrein zith niet te begeven. Blijkbaar meende hij, dat de taak der Commissie anders te zeer zou uitgebreid en de hoop op welslagen minder groot zou worden.

Al kunnen we deze bezwaren ten deele wel begrijpen, toch betreuren we deze beslissing. Was de taak der Commissie uitsluitend beperkt tot de lagere school, zoo zou hiervoor nog iets te zeggen zijn geweest, maar nu de Minister er het voorbereidend Hooger Onderwijs bijnam, was er geen reden om het eigenlijke Hooger Onderwijs buiten te sluiten. Hierbij komt, dat het vraagstuk van het Hooger Ónder^^•ijs zeker niet minder urgent is dan dat van de lagere school en van het voorbereidend hooger onderwijs. De eischen, die de wet aan de bijzondere lagere school en aan de bijzondere hooge burgerscholen en gymnasia stelt, zijn niet zoo moeilijk na te komen, en daartegenover staat, dat het Rijk aan deze scholen reeds een niet onbelangrijke subsidie uitkeert. Voor de Bijzondere Hoogescholen staat de zaak geheel anders. De \\'et stelt voor deze scholen, wanneer ze althans den effectus civilus voor hunne graden willen verwerven, zeer hooge eischen; eischen, die niet het min.st op zeer zware financieelc offers komen te staan. En daartegenover staat, dat de Regeering aan de Bijzondere Hoogescholen alleen een zekere vergoeding geeft voor de lokaliteiten; waarvan het bedrag elk jaar niet hooger dan fl 4000 mag wezen. Hier was dus zeker reden geweest voor de Staatscommissie, om voor gelijk recht van het bijzonder Hooger Onderwijs op te komen. Door juist dit onderwijs van de pacificatie uit te sluiten, zal een werkelijke vrede niet bereikt kunnen worden. Een vrede, die voor een deel van de troepen den oorlogstoestand laat voortduren, kan geen oprechte vrede worden genoemd; zelfs wordt daardoor de positie van dat deel der troepen, dat buiten de pacificatie gesloten wordt, nog moeilijker ' dan te voren. Ze moeten nu den strijd alleen voortzetten, terwijl ze vroeger steun ontvingen in de algemeene actie van heel het leger.

Bij deze opmerking laten we het thans, maar op de zaak zelve komen we in een volgend artikel terug. Er staat hier voor het belang van het Hooger Onderwijs te veel op het spel. En we hopen, dat onze mannen in het Parlement bij hun strijd voor het Christelijk onderwijs, dit belang niet uit het oog zullen \'erliezen.

DR. H, H, K,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 januari 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Staatscommissie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 januari 1914

De Heraut | 4 Pagina's