GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN VRAGERS.

G. B. vraagt:

In Daniël 2 wordt verhaald, hoe koning Nebucadnézar een droom had, van een beeld, dat de Koninkrijken der aarde voorstelde, gelijk de profeet Daniël het later uitlegt. Maar welke koninkrijken worden er mee bedoeld?

In Daniël 2 : 31, 32, 33, 34, 35 lezen wij:

»Gij, o koning, zaagt, en zie, er was een groot beeld (dit beeld was treffelijk, en zijn glans was uitnemend), staande tegen u over; en zijne gedaante was schrikkelijk.

Het hoofd van dit beeld was van goed goud; zijne borst en zijne - armen van zilver; zijn buik en zijne dijen van koper.

Zijne schenkelen van ijzer; zijne voeten< eensdeels van ijzer, en eensdeels van leem.

Dit zaagt gij, 'totdat er een steen afgehouwen werd zonder handen; die sloeg dat beeld aan zijne voeten van ijzer en leem, en vermaalde ze.

Toen werden te zamen vermalen het ijzer, leem, koper, zilver en goud, en zij werden gelijk kaf van de dorschvloeren des zomers, en de wind nam ze weg, en er werd geene plaats voor hen gevonden; maar de steen, die het beeld geslagen heeft, werd tot eenen grooten berg, alzoo dat hij de geheele aarde vervulde".

Wat de koning in zijn droom zag, was het beeld der groote wereldrijken, die achtereenvolgens komen zouden. De verschillende stoffen stelden verschillende heerschappijen voor.

Daniël zegt dit in zijn uitlegging. Het gouden hoofd was koning Nebucadnézar zelf; zijn rijk Babel of Babylonië, dat reeds een halve eeuw na het droomgezicht niet meer zou bestaan.

Het tweede rijk, het zilveren, dat aan het eerste een einde maakte, was het Medisch— Perzische. (Van 530—330 v. Chr.).

Het derde, het koperen rijk, was het Grieksche of Macedonische, onder Alexander den Groote. Het bestond maar een dertig jaren, van 330—300 V. Chr. Daarna werd het verdeeld in vier groote stukken o.a. Egypte—Syrië.

.Het vierde, ijzeren rijk, dat al de andere onderwierp, was het Romeinsche, in 753 v. Chr. gesticht. Anderhalve eeuw v. Chr. werd het een wereldrijk, en bleef dat tot ongeveer 400 na Chr., toen het in een Oostersch en een Westersch deel werd geplitst. Als wereldrijk had het omstreeks 450 j. na Chr. afgedaan.

Toen ontstonden echter kleinere Staten, het ijzer en leem. Doch ook deze blijven niet. De afgehouwen steen zal hen vermalen en zelf heel de aarde vervullen. Dat wordt toegelicht in vs. 44:

ïDoch in die dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid niet zal verstoord worden; en dat koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal alle die koninkrijken vermalen, en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan."Zie ook het volgend vers.

In Daniël 7 vinden wij de vier wereldrijken geteekend in het beeld van vier dieren. De strijd tusschen Perzen en Grieken wordt voorspeld in het achtste hoofdstuk.

Hadden, zoo vraagt R. te R., de paarden vroeger ook hoefijzers, zooals tegenwoordig ?

In den tijd der Aartsvaders bijv. niet, schoon men soms beweert van wel. Zeker is dat men hoefijzers reeds kende in oude tijden. Men bedekte daarmede de hoeven van het trekvee; den kameelen deed men in den krijg en op verre reizen schoenen van hennep aan.

In het vervolg belegde men de hoeven der muildieren met ijzeren zolen, welke evenals de schoenen met riemen om de voeten der dieren vastgemaakt werden; de muildieren van Nero hadden zilveren en de muilezelin. van zijn gemalin Popea gouden zolen.

Men wil dat het paard van koning Childrik van Frankrijk, die in 481 na Chr. geb. stierf, het eerst hoefijzers gedragen heeft. De eerste sporen van de hoefijzers vindt, men onder de regeering vnn Leo den Groote in de IXde eeuw. Toen Bonifacius, Markgraaf van Toskane, in 1038 zijn bruid inhaalde, hadden de paarden van zijn gevolg, zilveren hoefijzers, welke met zulke nagels vastgemaakt waren. In Neurenburg waren er reeds in het jaar 1323 eenige hoefsmeden.

Dezelfde schrijft:

Onlangs hoorde ik een spreker zeggen: »'tls er mee als met den hoed van Gellert*. Wat kan daarmee zijn bedoeld?

Gellert, een Duitsch hoogleeraar uit de 18e eeuw, is het meest bekend gebleven door zijn berijmde »Fabelen«, die ook in onze taal zijn overgezet. Een dier fabelen verhaalt, dat de man, die den hoed uitvond, dien onopgeslagen droeg. De erfgenaam van den hoed sloeg dien aan één kant op. De volgende erfgenaam deed zoo — de hoed was blijkbaar nogal sterk — met twee kanten. Nog een later erfgenaam sloeg drie kanten op. Zoo ontstond de steek.

Maar, zegt Gellert, al werd de vorm nieuw, 't was dezelfde hoed. Zoo gaat het ook met de menschelijke wijsheid: zij vindt niets nieuws. Op zoo iets heeft ook zeker de spreker gedoeld, boven vermeld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juni 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juni 1914

De Heraut | 4 Pagina's