GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Gereformeerde Kerk vraagt Ds. F. J. Kromsigt, of de vrucht der Haagsche vergadering verloren zal gaan ? en geeft daarover het volgende artikel:

De tactiek der modernen is inderdaad merkwaardig. En het is wel goed daar toch eens even de aandacht op te vestigen. Eerst heeft men ge tracht den indruk van de groote Haagsche vergade ring van 16 April 1914, die feitelijk op een triomf voor de orthodoxe groep in zeer breeden zin was uitgeloopen, zooveel mogelijk ..^ verzvi'akken. Die Haagsche vergadering had niets te beteekenen. Immers, wat was nu het tastbare resultaat? Geen enkel. Natuurlijk niet, hebben wij toen geantwoord, doch de zedelijke indruk van die vergadering is des te krachtiger geweest, en straks zal ook nog wel een of ander tastbaar resultaat volgen.

En wat is toen geschied? Met bekende verzoek Lütge CS. en de petitie-Homburg c.s. is bij de Synode ingediend, waarin. om betere belijning verzocht werd van de proponentsformule, de belijdenisvragen, enz., m. a. w. om een duidelijker uitspreken ook in onze organieke reglementen van het belijdend karakter der Kerk. Nu meende de Synode dit inzake de proponentsformule te moeten afwijzen, doch niet inzake de belijdenisvragen. De Synode nam voorloopig aan om de clausule: „althans wat betreft geest en hoofdzaak" te schrappen. Wordt dit straks ook bij eindstemming der Provinciale Kerkbesturen aangenomen, dan zullen de predikanten dus bij aanneming en bevestiging van lidmaten aan de thans geldende vragen gebonden zijn en deze niet ; neer naar willekeur kunnen wijzigen. Voor de gr 'nzenlooze willekeur, die thans geldt, (want ieder beschouwt maar als „geest en hoofdzaak'', wat hij wil, en zoodra men er over klaagt, worden allerlei middelen gevonden om zulke klachten toch weer op niets te laten uitloopen), zal dan het kerkelijke recht zijn in de plaats getreden op dit punt. Veel heeft de Synode dus nog niet toegestaan, ("als men dit resultaat vergelijkt met wat zoowel door Lütge c.s. als door Homburg c.s. gevraagd was), maar dan toch iets, datgene, dat onder de gegevenomstandigheden het alleriioodzakelijksle mag worden geacht, dat n.l niét langer op dit puiit de scl^omelijke willekeur der predikanten, het meest teugellooze individualisme, zal gelden, maar het recht der Kerk. Dit is dus nu, kunnen we zeggen, het vrij kleine, maar dan toch positieve, tastbare resultaat van de Haagsche vergadering.

En wat zien we nu gebeuren ? Nu slaat op eens de vroolijke spot der modernen met die onbeteekenende Haagsche vergadering om in een allerdroevigst geween, dat heel het land vervult. Dit voorstel, de vrucht der Haagsche vergadering, nu aanvankelijk door de Synode aangenomen, is zóó vreeselijk, dat, als dit definitief wordt gearresteerd, men de modernen zeker bij honderden de Ned. Herv. Kerk zal zien verlaten. Men zal dus nu krijgen (in 1916, dus juist 30 jaren na die van '86) en nieuwe doleantie, doch nu niet van rechtsch, maar van linksch!

Zou het waar zijn ? zoo vragen wij ons af.

Wij gelooven er niets van. En juist omdat wij in de serieuze bedoeling van een dergelijk geschreeuw (zeer enkelen, als Dr. van Senden bijv. uitgezonderd) niet gelooven, zullen wij ook niet eggen, hoe wij over een dergeiijken uittocht denken zouden, 'frouwens, de meeste leiders, (zooals bijv. Dr. Eilerts de Haan op de bekende groote msterdamsche protcstvergadering, en Ds. Canneicter te Middelburg) zijn wel zoo verstandig zich hunne houding bij eventueele definitieve aanneming van het voorstel te reservceren.

Doch wat blijkt nu uit dit alles ? Eenvoudig v dit, dat 1 et den modernen nooit om „geest en h hoofdzaak" van de belijdenisvragen te doen geweest is, maar om gansch iets anders. Zij hebben ltijd geleefd van de willekeur en willen ook nu die willekeur in onze Kerk gehandhaafd hebbe». ij gevoelen zeer goed, dat i idien de kerkelijke V'llekeur, waaronder wij tot nOg' toe IccfJen, maar eenigszins gaat plaats maken voor kerkelijk recht, hun de bodem onder de voeten wordt weggenomen. En dat willen zij niet. Zij heliben tot nu toe geleefd van de willekeur en zij willen blijven leven van de willekeur. En nu grijpen zij do uitdruklcing „geest en hoofdzaak" aan om daarmede aan hunne feitelijke willekeur een schijn vanrccht te geven. Daarom, mag die uitdrukking, waarop heel hun willekeursysteem als op een grondzuil ust, tot geen prijs vallen.

Metterdaad is het hun dus niet om „geest en oofdzaak" te doen. Zij strijden voor die uitdruking en trachten dit dan te verdedigen door en schoonschijnend argument van zich niet te illen binden „aan de letter'^ doch bedoelen inerdaad iets anders. Zij willen onder • dien dekantel langzamerhand, of, als het kon spoedig atuurlijk, introduceeren de belijde7iislooze Kerk.

Niet allen zijn zoo eerlijk om dit openlijk uit e spreken. Tot deze eerlijke, modernen behoort s. de Roode, die zijn voor ons uiterst leerzaam evoelen onlangs uiteenzette op de vergadering an de vrijzinnigen in Zeeland. In het Handelsblad an 5 Maart 1.1. leest men daarvan dit verlag;

De heer Us. y. H. de Roodc verdedigde hierop s een ander standpunt dan Ds. Cannegieter. Wij d moeten trachten, aldus deze Spr., te komen tot m een toestand, die houdbaar is voor nu en voor z het vervolg. Ook behoud van de woorden „geest h en hoofdzaak" zal ons als vrijzinnigen niet baten, g want in art. 39 Godsdienstonderwijs staat de Drie-ccnheidsleer welke voor vrijzinnigen niet houdb; i; ir is. De Vaderen gaven in art. 39 klank aan hun geloof; zoo blijven wij in de historische lijn, indien ook wij bij de bevestiging klank geven aan ons geloof, al is dat dan ook anders dan dat der vaderen. Hierbij moeten wij de Drie-eenheidsleer vermijden, ook geest en hoofdzaak hiervan kunnen wij niet belijden en de woorden „geest en hoofdzaak" stellen ons niet vrij van vervolging. Alle formulieren van belijdenisvragen moeten wij dns uit de reglementen sien te krijgen. Het ambtswerk van alle predikanten is volgens art. 27 van het reglement op het exam.en: de verkondiging van het Evangelie van Jezu! Christus. Hun is dus vrijheid gelaten vaii formuleering. Dat moeten .wij vóór alles handhaven, op den grondslag van het positieve: het evangelie van Jezus Christus-.

De bedoeling is duidelijk. Ds. de Roode voelt eel goed. dat hij op zijn modern standpunt van e uitdrukking „het evangelie van Jezus Christus" recies kan maken, wat hij wil, want om eene istorische en Schriftuurlijke uitlegging van die itdrukking bekommert een moderne zich natuurijk niet.

Doch hieruit blijkt dan ook tweeërlei: Ie. Dat nzerzijds zoo krachtig mogelijk móet worden gejverd - voor de wegneming van de formule „geest n hoofdzaak", opdat eindelijk aan de willekeur n onze Kerk, aan het spelen met sommige vage itdrukkingen in onze reglementen, eens paal en erk gesteld worde; 2e. dat de adressanten Lütge .s. en Homburg c.s. volkomen gelijk hadden, toen ij beweerden, dat de firoponentsformule verduideijking behoefde (die orthodoxe predikanten, die en tegenadres aan de Synode richten, waaronder elfs enkele mannen van goeden, orthodoxen naam, ogen hunne gedragslijn dus wel eens herzien; zij orden door Ds. de Roode volkomen in het ongeijk gesteld).

Wat dus nu allereerst noodig is, is dit, dat veral de Gemeente, liefst in opzettelijk belegde amenkomsten, goed voorgelicht worde, waarom et gaat in deze „geest en hoofdzaak" kwestie. Te ang reeds heeft de Gemeente van verre gestaan n zich te weinig geïnteresseerd voor den strijd, ien zij enkele leiders overliet te strijden. Dit is iet goed. Eene actie kan alleen dan gezond en rachtig zijn op den duur, wanneer zij gedragen ordt door de Gemeente.

En voorts moet men overal reeds nu de voorereidende maatregelen nemen om met het oog p de Classicale vergaderingen van Juni alom in en lande vóórvergaderingen te organiseeren, ten einde Ie. onze gedragslijn vast te stellen, 2e. zulke mannen te kiezen in ome Provinciale Kerkbesturen, die straks niet allen arbeid weer vruchteloos maken en ons zelfs een kleine, positieve vrucht van de Haagsche vergadering zouden doen ontgaan.

Het gaat om de belijdenis van den Naam des Heeren.

De oorlogstoestand dringt tot dubbelen ernst.

Niet dus tot uitstel, zooals sommigen verkeerdelijk meenen, alsof het op de belijdenis van den Naam des Heeren minder aankwam.

Maar tot doortasten juist nu met vastberadener trouw, nu onder dejleiding van Gods voorzienigheid na de groote Haagsche vergadering en als onmiskenbare vrucht daarvan, de kwestie kwam te staan, zooals zij titans staat, of namelijk recht dan wel willekeur zal heerschen bij het afleggen van belijdenis der jonge lidmaten in onze Ned. Herv. Kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 april 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 april 1915

De Heraut | 4 Pagina's