GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor hinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor hinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VELERLEI WEGEN.

V.

WISSELING.

Van deze leer was Willem blijkbaar reeds in zijn jeugd. Hij bezat een goeden aanleg, doch gevoelde geen lust zijn gaven te gebruiken. Hoe minder werk hij te doen kreeg hoe liever. Bij spelen en pret maken was hij een voorman, doch allen ernstigen arbeid haatte hij:

Geen wonder dat de beide broeders niet met elkaar konden opschieten. Rijkert ging stil maar volhardend zijn weg. Willem - was luidruchtig maar voerde niets uit. De een wilde liefst werken de ander luieren. Zoo leefden de twee zoons, schoon onder één dak, toch eigenlijk van elkaar verwijderd.

Beiden waren, gelijk hun zusters, christelijk opgevoed. De vreeze des Heeren was hun gedurig voor oogen gehouden als een begeerlijk goed. Maar noch Rijkert noch Willem strekten er zich naar uit. De een was liefst bezig met nuttigen arbeid, de ander met zijn vermaak. Voor iets hoogers te leven kwam althans in hun jonge jaren bij geen der broeders op.

Toen Rijkert en Willem te groot werden voor de schoolbanken, kwam natuurlijk de vraag wat zij worden zouden. Het liep er op uit dat Rijkert bij vader op de boerderij kwam, en Willem zou gaan studeeren voor rechtsgeleerde. Wel had geen van beiden den rechten lust tot het vak hen toebedeeld, maar men wist er niets beters op, en het ging naar het Fransche spreekwoord : Als men niet kan krijgen wat men gaarne heeft, moet men gaarne hebben wat men krijgt.

Het duurde niet lang of Rijkert was vaders rechterhand op de boerderij. Bij het melken der koeien, plukken van vruchten, het verzorgen van het vee, bij alles en allerlei betoonde hij zich vlug en ijverig, en nam al spoedig vader en de zusters heel wat werk uit de hand. Toen hij zeventien jaar was, deed hij reeds het werk van een volslagen knecht. Soms werd hem zelfs het doen van groote inkoopen op de markt toevertrouwd, en bijna altijd kwam het goed uit.

Wat Willem betreft, deze moest natuurlijk zijn verdere opleiding ontvangen van geleerde menschen, die in het dorp waar hij woonde niet veel te vinden waren. Gelukkig was de dominé bereid hem. vooreerst te onderwijzen in de oude talen en in meer dat hij later zou noodig hebben. Eenige maanden daarna werd hij in de naarbij gelegen stad ter school besteld om dan ater de hoogeschool te bezoeken.

Dusver was alles tamelijk goed gegaan. Het leeren ook van moeilijke dingen viel Willem niet zwaar, en zoo lang hij bij den predikant was, die trouw de hand aan hem hield, maakte hij snelle vorderingen. Op de school werd het anders. Daar was hij een onder velen en kon niet afzonderlijk op hem zoo gelet worden. Toen kwam de oude lust tot lanterfanten-en luieren weer boven, en geruimen tijd kon hij er aan botvieren al kreeg hij zoodoende een kwaden naam. Veel gaf hij daar - niet óm, maar toen het eindelijk spaak liep en hij veel'straf kreeg, werd het woord bewaarheid van vader Cats:

Het leeren moet niet zijn gedwongen, De lust moet zitten in den jongen.

Nu begon de lust tot studeeren bij Willem sterk te minderen. Twee maanden later namen zijn ouders hem van de school af, en kwam hij in een handelszaak om opgeleid te worden. Daar stelde men zich veel van voor. De jonge man kreeg nu een leven vol afwisseling.

Nu eens was hij op kantoor, dan weer in de pakhuizen of moest toezicht houden op het verzenden van goederen. Eiken dag had hij tevens een der kantoorboeken bij te houden. Kortom over verveling kon hij niet klagen.

Des te meer viel weldra te klagen over zijn traagheid en slordigheid. Herhaaldelijk kwam hij des morgens te laat. Reeds de eerste week verzuimde hij het boek bij te schrijven, zoodat bijna een geheele dag ontbrak. Dit berokkende hem een ernstige bestraffing die voor een oogenblik hielp. Maar weldra begon het oude lieve leven weer.

Gelijk te begrijpen was kon dit niet lang duren. Als onbruikbaar werd hij weggezonden.

Wat nu ? Thuis wist men niet beter te doen dan den luiaard op de boerderij werk te geven. Daar was hij voortdurend onder opzicht en had Rijkert ten voorbeeld van ijver en pHchtsbe trachting.

Maar hadden ook vader en moeder gemeend dat het zoo wel gaan zou, daarin vergisten zij zich.

Willem had nooit veel lust in het bóerenwerk betoond. Want het vroeg opstaan stond hem tegen. Ook het spitten en wieden haatte hij, wijl de rug er wel eens zeer van deed. En zoo had hij telkens een reden of liever een voorwendsel om het werk te schuwen dat hij bovendien wat min en gering vond. Dat Rijkert aan dat alles niet dacht en ijverig zijn werk deed, kon Willem eigenlijk niet goed verdragen. Maar hij zei er niets van uit vrees voor vader, die er zeker en met recht boos om zou geworden zijn. Vader had toch al spoedig op Willems luieren gewezen, en had hem menigmaal teksten voorgehouden als: »Ga tot de mieren gij luiaard, zie hun wegen en word wijs», of uDe luiheid doet verscheurde kleederen drageni. Eens moest Willem toen hij den ganschen dag geluierd had des avonds voor hef naar bed gaan nog zesmaal een berijming van een woord van Salomo uitschrijven. Ik ken die nog.

Ik ging eens 't koornveld langs des tragen

En trad voorbij zijn wijngaard heen; Ach 't waren distelen alleen,

Die overal mijn oogen zagen. En 't muurwerk eens van hechten steen.

Lag open en uiteengeslagen.

Maar zijn verkeerden weg verlaten, zijn weg beteren, daaraan dacht de jongeling niet, en evenmin om daartoe bij den Heere kracht te zoeken.

Mettertijd ontstond er tusschen de twee broeders een blakende vijandschap. Rijkert beklaagde zich telkens dat Willem hem meer tot last dan tot hulp was, en de laatste werd afgunstig en boos als Rijkert werd geprezen. Het liep eindelijk zoo hoog, dat de broeders meermalen in hevige twist geraakten, die vader slechts rriet moeite kon stillen. Toen er eindelijk ook vechtpartijen ontstonden, vond de oude boer het raadzaam er een eind aan te maken. Willem werd weer naar de stad gezonden; thans als leerling op een kantoor. Hij zou daar echter maar een schijntje verdienen. Wat hij verder bepaald noodig had, zou vader er bijpassen. Maar zei deze uitdrukkelijk tot Willem, iweet wel dat dit geld afgaat van uw deel in de erfenis. Ge moest reeds lang voor u zelf kunnen zorgen zooals uw broer Rijkert, maar ge zult, vrees ik, tot niets deugen. Uw luiheid is uw ongeluk.»

Ook deze woorden richtten bij AVillem weinig uit. Hij ging naar de stad, naar het kantoor, maar zonder den rechten lust, en zonder voornemen om het nu beter te maken. Liefst had hij niets gedaan dan zijn genot najagen. Wat 't kantoor betreft, daar had irïen spoedig genoeg van hem, gelijk hij van 't kantoor. Het einde was dat hij ook hier zijn ontslag kreeg en dus weer even ver was als toen hij het leven in de maatschappij begon.

Maar nu was vaders geduld uit. Hij zei Willem ronduit dat hij niet van plan was zijn leven lang voor zijn zoon te zorgen, daar dit volkomen onnoodig was als deze maar werken wilde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 september 1917

De Heraut | 2 Pagina's

Voor hinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 september 1917

De Heraut | 2 Pagina's