GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Steeds donkerder teekent zich de toe­

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Steeds donkerder teekent zich de toe­

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 21 September 1917.

komst voor Europa en ook voor ons vaderland af.

Hoewel de oorlog, die Europa en heel 'de wereld in vlam zette, nu meer dan drie jaar heeft geduurd, is er nog altoos geen sprake van, dat een der beide partijen een zoo beslissende overvyinning heeft behaald, dat daardoor de tegenstander op dé knieën is gebracht. Al werden reeds millioenen menschenlevens geofferd, bloeiende landstreken verwoest, hongersnood en ellende over de volkeren gebracht, het beoogde doel werd door geen der oorlogvoerende partijen bereikt. Ook dezen zomer gelukte het Frankrijk en Engeland trots reusachtige krachtsinspanning niet om den vijand uit het bezette land te verdrijven, België weer vrij te maken en de voor Engeland's handel zoo gevaarlijke duikbootenbasis aan de Belgische kust te vernietigen. Duitschland kreeg op het Wésterfront gevoelige klappen ; Hindenburg's leger moest een belangrijk stuk terug; maar door den ijzeren muur heenbreken konden Engeland en Frankrijk niet. Van het doel: de Duitschers achter den Rijn terug te werpen, is men nog even ver verwijderd. Ook bij de Isonso, waar het heette dat de zwakste plek der Centrale machten te vinden was, bracht de strijd geen beslissing. Hoe heldhaftig de Italiaansche troepen onder Cadorna's leiding telkens storm liepen op de bergvestingen, de weg naar het zoo vurig begeerde Triest kon nog altoos niet worden ontsloten en elke nieuwe slag liep op een nieuwe mislukking uit. Zelfs bleek de .weermacht van' Duitschland en Oostenrijk nog groot genoeg om niet alleen op deze beide fronten stand te houden, maar om de Russen uit Galicië en de Boekowina te verdrijven en in het hooge Noorden zich op verrassende wijze meester te maken van de zoo belangrijke vesj; ing Riga.

Zoo gaan we den winter tegen, die het bloedig oorlogsspel wel weer voor een tijdlang stop zal zetten, maar alleen opdat beide partijen zich die rust ten nutte kunnen maken teneinde zich nog beter toe te rusten voor het nieuwe voorjaarsoffensief, dat in 1918 ons wacht. Natuurlijk zal men ook dan de volkeren, die onder den druk van den oorlog zoo bang te lijden hebben en naar het einde reikhalzend uitzien, weer paaien met de voorstelling, dat nu de beslissende worsteling aanvangt en de eindelijke overwinning zekerder is dan ooit. Amerika wapent en drilt reeds zijn millioenenlegers, die het in het aanstaande jaar over den Oceaan zenden zal om het gehate Duitschland te overwinnen, en wanneer Rusland, door revolutiekóorts verzwakt en door anarchie bedrölgd, den strijd niet langer volhouden kan, zal Japan het wel met ammunitie en legertroepen te hulpe komen. Zoo zal de worsteling steeds feller en ontzjeggelijker worden. Alle volkeren en natiën zijden er aan deelnemen.

Schier niet één land zal meer neutraal kunnen blijven. Men ziet het aan de machtige pressie reeds nu door Amerika op de neutrale volkeren uitgeoefend, die met hongersnood gestraft worden, wanneer ze niet^ naar de pijpen der Ententemogendheden dansen. v De hoop, dat de volkeren eindelijk tot bezinning zullen komen en zich over een eervollen vrede zullen vierstaan, waarbij naar de vroegere leuze van Wilson »noch van overwonnenen noch van overwinnaars* sprake is, is dan ook uiterst gering. Het Russische volk, na het juk van den Czaar te hebben afgeschud, heeft wel het eerst van een vrede zonder annexaties en schadevergoedingen gesproken, maar het vond geen weerklank bij de andere Mogendheden, waarmede het in bond stond, en het is te zwak en te verdeeld om zijn vredeswil aan zijn bondgenooten op te leggen. En zeker is er ook bij de andere volkeren een steeds toenemend verlangen naar den vrede, vooral onder de arbeidersbevolking, merkbaar, maar de borlogsgezinde pers hitst de publieke opinie op, en de regeerders die de macht in handen hebben, willen van den vrede nog niets weten. Zeker, niet één hunner waagt het dit openlijk uit te spreken; aller doel heet de vrede te zijn; maar voor het verkrijgen van dien vrede worden dan eischen gesteld, waarvan ieder weet, dat de tegenpartij ze niet aannemen kan zonder door den bitteren nood van het wapengeweld daartoe gedwongen te zijn.

De Stockholmsche conferentie, waar de socialisten van alle landen zich weer vereenigen zouden om den vrede aan de wereld te brengen, liep dan ook, hoe goed die poging bedoeld was, op een fiasco uit.

De Entente-mogendheden veroorloofden niet eens aan haar onderdanen, aan die conferentie deel te nemen en de arbeidersorganisatiën, hoe hoogen toon ze ook voerden, bogen voor dat verbod het hoofd.

Meer beteekenis had zeker het vredesvoorstel van den Paus, die als hoofd der Roomsch-Katholieke Kerk met een voorslag, die uiterst voorzichtig gesteld was, zich t; ot de oorlogvoerende Mogendheden zelve wendde. Maar het onthaal, dat dit vredesvoorstel bij de Entente-pers vond, het antwoord dat Wilson reeds gaf en dat voor Duitschland zoo diep krenkend was, en de verzekering door de andere Ententeregeeringen gegeven, dat haar antwoord zakelijk niet van dat van Amerika's president verschillen zal, geeft weinig hopp, dat uit deze vredesactie een afdoend resultaat zal worden geboren. Duitschland en. Oostenrijk mogen bereid genoeg wezen om op dat vredesvoorstel in te gaan, wat baat dit, zoolang" de bereidwilligheid om over den vrede te onderhandelen, van ééne zijde alleen komt? * Natuurlijk wil dit niet zeggen, dat we daarom als Christenen niet van harte elke poging zouden moeten steunen, die tot den vrede leiden kan. Zelfs zijn we dankbaar, dat de actie in dezen niet alleen aan den Paus zal worden overgelaten, maar dat van Nederland uit een poging zal worden beproefd om ook door de ProteS' tantsche Kerken in de neutrale landen een vredesmanifest tot de oorlogvoerende Mogendheden te laten richten. Het blijft onze dure roeping als Christeneri, om tegen de gruwelen van dezen oorlog in Christus' naam te protesteeren, alles te. doen wat in ons vermogen is, om de vredesgezindheid aan te wakkeren en vooral door het gebed gedurig den Heere onzen God te smeeken, dat Hij, die alleen het oorlogsgeweld stuiten kan, den • vrede ons herschenke. Maar wie, die op de teekenen der tijden acht geeft, durft hopen, dat die roepstem tot vrede gehoor zal vinden, waar de oorlogshartstocht nog, ; altoos de volkeren gevangen houd?

Zoo gaan we dan vol bange zorg de toekomst tegen. Ook van ons eigen volk.

Steeds benarder en benauwder wordt toch onze positie. Was er reeds den vorigen winter gebrek aan licht, aan brandstof en voedsel, toch kwamen we, hoe krap ons alles werd toegemeten, den langen en feilen winter nog door. In dezen zomer, die weer zonnelicht en zonnewarmte bracht en ons overvloed schonk, ademden we op. Maar nu de winter opnieuw komt, vervult de bangste zorg ons aller hart. De nood zal nu nijpen gaan. Het broodrantsoen wordt al kariger, en vooral voor onze arbeidende bevolking is dat zoo bittef te betreuren. Waar men vroeger een week van leven moest, moet men nu twee weken mee toe. Bij het Hchtgebruik moeten we ons tot het uiterste beperken. De kleine maat van brandstoffen ons toegemeten, reikt nauwelijks toe, zelfs wanneer de winter zacht is, en hoe zal het gaan, wanneer we weer een even strengen winter moeten doorleven. Zal de kolentoevoer uit Engeland en Duitschland worden toegestaan of geheel worden afgesneden? En bovenal, hoe zal het gaan met onzen graantoevoer uit Amerika? Het schrikbeeld van den honger nadert ons volk al meer. Daarbij komt, dat door het gebrek aan kolen fabriek na fabriek wordt stop ge^et en de werkeloosheid op schrikbarende wijze toeneemt.

Onze boerenstand klaagt en zucht onder de distributiemaatregelen der Regeering. En het aardappelenoproer, dat in Juli in de hoofdstad ontstond, toont, hoe het gist en woelt onder de bevolking in onze groote steden en er slechts een vonk noodig is om het buskruit te doen ontvlammen.

Zoo is er wel reden om schier twjijfelmoedig te vragen: , , Wie zal ons 't goede toch doen zien? " Moge daarom te meer, nu deze bange en benauwde tijden over ons beschikt zijn, de bede van den Psalmdichter uit ons hart opklimmen:

»Doe Gij o Heer na 't angstig klagen Ons 't lieflijk licht uws aanschijns dagen En wil uw rijke gunst ons biên«.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 september 1917

De Heraut | 4 Pagina's

Steeds donkerder teekent zich de toe­

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 september 1917

De Heraut | 4 Pagina's