GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Noch van den mond van ’t zaad uws zaads.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Noch van den mond van ’t zaad uws zaads.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mij aangaande, dit is mijn Verbond met hen, zegt de Heere: Mijn Geest, die op u is, en mijne woorden, die Ik in uwen inond gelegd heb, die zullen van uwen mond niet wijken, noch van den mond van het zaad uws zaads, zegt de Heere, van nu aan tot in eeuwigheid toe. Jesaja LIX : 21.

He bezit van een louter-persoonlijk bestaan doemt wel gedurig in onze verbeelding voor ons op, maar de Heilige Schrift leert 't ons anders.

Reeds in de wet van Sinali treedt dit og 't duidelijkst in 't licht.

Daar toch wordt ons aangezegd, dat de misdaad der afgoderij een gruwel is, dien God de Heere, als een misdaad der vaderen, bezoekt aan hun kinderen, en zulks wel tot in het derde en vierde geslacht.

In gelijk verband, zij 't ook in omgekeerde strekking, wijst Asaf er in Psalm 78 op, hoe noodzakelijk, en wat gestrenge eisch het is, dat de kinderen uit het vroom gesL cht zich door den vromen zin hunner vaderen bevielen laten. »De God Israels, zoo lezen ue daar, heeft de wet gesteld in Israël, die Hij onze vaderen geboden heeft, dat zij ze hun kind : en zouden bekend maken, opdat het navolgend geslacht die weten zoude, de k' ideren die geboren zouden worden, ~-en zouden opsta • n en vertellen ze aan hun kinderen, opdat ze hun hoop op God zouden stellen." En even zoo heet 't ook in Jesaia 59: »Mij aangaande, dit is mijn verbond met hen, zegt de Heere, mijne woorden, die ik in uw mond gelegd heb, zullen van uw mond niet wijken, noch van den mond uws zaads, noch van den mond van het zaad üws zaads, van nu aan tot in der eeuwigheid."

Naar luid der Schrift is het ^derhalve niet aldus, dat elk kind des menschen vooi^zijn eigen positie en voor zijn eigen toekomst geheel op zich zelf staat. Veeleer bestaat er een sterk verband, dat in de geslachten van vader op kind overgaat, en zulks wel in tweeërlei zin, óf alzoo dat de genade Gods zich van den vader op de kinderen ovt: plant, oftewel in zulk een zin, dat het oordeel Gods d? ".! de vader verdierf, van den vader op de kinderen overgaat en dejongeborenenin het lot van hun vader deelen doet. • ,

Er ligt hierin voor'óns ic^" — " ilachtigs. En 'I'''-— - ' " dat de n worden . op hen bevreemt lot der , - i maal al •• • : • , ••: ': rv ; • heel liit-„ < »», uvergang van 't »«< iiiu or 't goed vanden vader op de kinderen, in den regef slechts een drie of vier geslachten duurt en aanhou'3t, en dan weer wegvalt. Niet dan bij hooge uitzondering is het een overgang van vader op kind en kindskind, die rusteloos doorgaat, en reikt tot in der eeuwigheden eeuwigheid. Van dit laatste is met name in Jesaia 59 sprake, waar het heet, dat > de beloften Gods noch van de vaderen, noch van hun kinderen, noch van hun kindskinderen wijken" zullen, en dat zulks door zal gaan van nu af tot in alle eeuwigheid."

Dit scheen aan geheel den kring die door Auguslinus beheerscht is, dan ook zoo vreerajd en raadselachtig, dat men den zin én de beteekenis dezer woorden, heel anders dan de woorden aangaven, heeft uitgelegd. Er zou hier toch, zoo oordeelde men ook in onze kringen, en zoo oordeelt men veelszins nogj' geen oogeiiblik sprake kunnen zijn van een zaligheid die van geslacht op geslacht zou overgaan, zoodat de vader, diens zoon, diens kleinzoon en achterkleinzoon in het heil des Heeren zouden deslen, maar dit rijke getuigenis zou veeleer, geheel afgezien van de opeenvolging der geslachten, moeten doelen op, de vele geslachten die in de Christelijke Kerk elkander zouden opvolgen. Vian - private geslachten zou ganschelijk geen sprake zijn. Noch op de vaderen noch öp hué zonen en kleinzonen zou gedoeld zijn, maar eeniglijk zou gewezen worden op de geloovigen, die in den loop der eeuwen 't sieraad van Christus Kerk zouden zijn, en in die Kerk als getrouwe getuigen van hun Heiland eere zouden inleggen door hun vroom leven en door hun edele geloofstrouw.

Toen de Retormatie intrad, was zóó en niet anders het algemeen gevoelen van geheel de Kerk, en wat toen als algemeen gevoelen gold, is in de geloofsopvatting blijven hangen. Ook onze Statenoverzetters verstonden het zóó en niet anders. Gevolg waarvan was, dat deze heerlijke uitspraak bij Jeèaia schier alle beduidenis verloor, zoo zelfs t'at er ten slotte niet anders in gelezen werd, dan < dat er tot aan het' einde der dagen altoos zeker aantal oprecht geloovigen in Christus Kerk zouden blijven, en dat aan dezen de belofte dés Heeren zou vervuld worden.

Thans zijn we hierover allengs heen geraakt. Men is steeds meer tot het inzicht gekomen, dat het bij zulk een opvatting geen zin zou hebben, van een vader, zijn zoon, diens zoon, en diens kleinzoon te gejvagen, indien metterdaad aan geen geslachtsverband tusschen den één en den ander te denken y'it'm

Ware niet anders~ bedgeld, dan dat er te allen tijde een kleine schare van geloovigen in Christus Kerk zou overblijven, zoo zou alle reden ondenkbaar zijn, ^ waarOm we in den loop der eeuwen deze geloovigen als familieleden zien optreden, en zulks wel zóó intiem, dat ze als vader, zoon, kleinzoon en achter-kleinzoon zouden worden aangeduid.

Al zulks zou een wonder spel zonder intieme beteekenis zijn, en 't ware van verre niet te gissen, uit wat hoofde en om wat reden, deze geloovigen, die niets als familie met elkaar uitstaande zouden hebben gehad, toch in zoo engen en teederen zin, als uit eenzelfde geslacht opgesproten hier zouden voorkomen.

Heel iets anders daarentegen brengi ons deze uitspraak, zoo men het neemt gelijk 't er zoo duidelijk staat; en alzoo zich verkwikt in de uitspraak, dat er vrome geslachten zullen zijn, v/aarin het geloof van vader op kind en kleinkind zal ' overgaan, en tot aan het einde der dagen zal mogen constant blijven.

Natuurlijk sluit dit niet in zich, dat geheel een reeks van geslachten lang, steeds en aldoor de kinderen in 't geloof zouden blijven. Waar het aantal kinderen, vooral in Israel, veelal zeer uitgebreid was, en tien en meer kinderen in 'tzelfde gezin geen zeldzame uitzondering ^was, kon 't in niets bevreemdend aandoen, dat, al ging het geloof van kind óp kindskind over, toch allicht een enkele of zelfs een tweetal afvielen. Waar 't op aankwam, was alleen, dat in het gezin, en in de voortplanting van het geslacht, nimmtr een algeheele ontziniting aan het geloof, intrad, tn aldus metterdaad over vier en vijf en meer geslachten het geloof in de familie stand hield.

Nu schuilen hierin wel raadselen, en is 't ons niet gegeven te verstaan en té doorzien, waarom het geloof in de ééne familie doorgaat en stand houdt, terwijl het in de andere familie tenslotte soms geheel uitvalt en schier omslaat in zijn tegendeel. Er is hier geen sprake van een vasten regel die zou doorgaan. Allerminst kunt ge zeggen, dat een geslacht, dat eenmaal het geloof in zich opijam steeds standvastiglijk in 't geloof volhardt. Wat zijn er niet tal van geloovige réfugiés uit Frankrijk hier te lande binnen ger togen, die toen ter tijd alles voor bun geloof óver hadden, en nu alle geloof verzaken. Van een vasten regel is. hier geen sprake. Maar hier staat tegenover, dat < ; r dan toch ook iii ons land familiën en geslachten zijn, van wie uit de achtergelaten schrifturen kan worden geconstateerd, dat ze al deze vier eeuwen in hun trouw aan de Belijdenis volhard hebben, en nog volharden.

Zelfs behoeft niet verheeld, dat de Kinderdoop niet 't minst rust in het onloochenbaar feit, dat 't Gode beliefd heeft, de geloovigen door heel een reeks, van geslachten in dezelfde familiën bijeen te voegen.

Zoo was het van ouds en zoo is 't nog.

Er zijn familiën, in wier historische herinnering geen enkele periode intreedt, die 't geloof geheel uitsloot. Verschil in giaad van innigheid moge zich duidelijk aandienen. Van volstrekte gelijkheid, heel een reeks VAD. eeuwen door, is nergens sprake. Maar 't feit blijft, en is' ook in ons land geslacht na geslacht aanwijsbaar, dat het onzen God beliefd heeft, eeuw na eeuw in dezelfde geslachten de kindereii des getoofs voort te planten. Soms met een verschuiven van de iisanlijke op de vrouwelijke linie, maar dan toch altoos zoo, dat' 't kinderen uit één' stamvader waren, in wie de vastheid van 't geloof standhield.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1918

De Heraut | 6 Pagina's

„Noch van den mond van ’t zaad uws zaads.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1918

De Heraut | 6 Pagina's