GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Een terugblik op den eigenaardigen gang, dien de poging tot Kerkherstel in de vorige eeuw in ons vaderland nam, maant, zoo merkten we op, tot voorzichtigheid in ons oordeel over de Hervormde Kerk. Zoowel bij de eerste poging tot kerkreformatie in 1834, als bij de tweede in 1886 bleek, dat een deel der Gereformeerde gezindheid niet met deze kerkreformatie medeging, maar onder de Synodale orga-

nisatie bleef, niet omdat zij principieel voor deze organisatie partij kozen, maar omdat zij meenden onder deze organisatie dèn strijd tegen de organisatie te moeten voortzetten. Even begrijpelijk nu als het is, dat de Afgescheidenen na hun secessie de Hervormde Kerk voor een valsche Kerk verklaarden, hoewel dit oordeel toch zeker, blijkens de nieuwe actie tot Kerkreformatie, die uit den boezem der Hervormde Kerk is opgekomen, en die tot de nieuwe reformatie in 1886 leidde, niet juist was, evenzeer valt het te verklaren, dat bij den strijd die in 1886 tegen de Synodale organisatie gestreden werd, men de Hervormde Kerk voor een schijnkerk verklaarde, hoewel ook dit oordeel achteraf niet juist is gebleken, Ware het gelukt, hetzij in 1834 hetzij in 1886, alle geloovige belijders van Christus' naam onder het juk der Synodale organisatie te verlossen, dan zou dit nu geheel ontledigde Kerkgenootschap, al had het dan alle kerkgebouwen en goederen behouden, metterdaad een schijnkerk geworden zijn. Maar aldus is de weg des Heeren met zijn Kerk in Nederland niet geweest. ^^ mogen dit betreuren, omdat naar ons menschelijk inzicht de ontwikkeling van de Gereformeerde Kerk in ons vaderland zooveel roemrijker en heerlijker bad kunnen wezen, wanneer alle gereformeerden in één Kerk vergaderd waren geweest, maar het heeft aldus niet mogen zijn. En al mogen we klagen over de ontrouw der broederen, die op het beslissende oogenblik ons in den steek lieten en daardoor feitelijk de macht der Synodale organisatie geschraagd en versterkt hebben, met het feit zelf, dat een belangrijk deel der Gereformeerde gezindheid nog altoos in de Hervormde Kerk leeft, hebben we rekening te houden. Met een abstracte kerkrechtelijke theorie komt men hier niet verder; de realiteit van het leven stoort zich aan deze theorieën niet. Al is het volkomen juist, dat bij de reformatie in 1866 degeloovigen zich niet individueel van de Hervormde Kerk hebben afgescheiden, maar dat op tal van plaatsen de wettige en bevoegde Kerkeraden het Synodale juk voor heel de gemeente verbroken hebben, en elders dit door de geloovigen krachtens het ambt der geloovigen is geschied, zoodat metterdaad het doel was om ©p elke plaats de Kerk als geheel uit het diensthuis der Synode uit te leiden, — wat baatte dit, waar een volkomen uitleiding der gemeente hoogstens op twee of drie plaatsen is gelukt, maar schier overal elders een groot deel van het Gereformeerde volk met deze reformatorische actie niet medeging. Daardoor is in de Gereformeerde Kerk, zooals deze toen nog als geheel voortbestond, een scheuring gekomen. Kerk kwam tegenover Kerk te staan. Noem nu desnoods de tegenkerk, die toen ' tegenover de wettige Gereformeerde Kerk geformeerd werd, een schismatieke Kerk, maar een schijnkerk of valsche Kerk is ze daardoor niet. Of een Kerk een schijn-of valsche Kerk is, wordt toch niet bepaald door het feit, of zij op een bepaalde plaats, naast en tegenover een zuivere openbaring van Christus' lichaam is opgericht, maar door geheel andere kenmerken, waaraan ze zelfstandig moet worden getoetst. Te zeggen, dat overal, waar de Kerk tot reformatie is gekomen, - de plaatselijke afdeeling van het Hervormde genootschap een schijnkerk geworden is, gaat reeds daarom niet aan.

Hierbij komt in de tweede plaats, dat de zaak geheel anders staat voor degenen, die in 1886 tegen de Kerkreformatie partij hebben gekozen, en voor het geslacht, dat , daarna is opgegroeid. Hoe zondig de daad ook ipoge geweest zijn van hen, die toen - aan het gezag van den wettigen kerkeraad, die uit gehoorzaamheid aan Christus het Synodale ji^k afwierp, zich hebben onttrokken en , tegenover dezen wettigen keïkeraad een tegen-kerkeraad hebben opgericht, waardoor niet alleen de Kerk gescheurd is, maar ook de Synodale organisatie is gesteund, het geslacht, dat daarna is gekomen en nu allengs de plaats dezer ouderen inneemt, heeft aan die zonde geen part noch deel gehad. Ze waren destijds nog kinderen die niet zelfstandig beslissen konden, maar met hunne ouders meegingen, of zelfs eerst na dien tijd werden geboren. Hen voor deze daad hunner ouders aansprakelijk te stellen, zou ongeoorloofd wezen, want de zoon zal niet dragen de ongerechtigheid zijner ouders. Van een persoonlijke daad, waardoor zij tegen de reformatie der Kerk en voor de Synodale organisatie zich verklaard hebben, kan bij hen dus geen^sprake wezen. Die beslissende daad is bij hen zelfs nooit voorgekomen. Zij zijn inde HervormdeKerk opgegroeid; hebben daar belijdenis des gelools afgelegd; hebben daar geestelijken zegen onder de bediening van Woord en Sacrament genoten. Dat hun hart aan deze Kerk hangt, ook al zien ze de gebreken dezer Kerk wel in, is daarom te begrijpen. Hun zijn "in en trouw blijven aan de Hervormde Kerk draagt daarom een geheel ander karakter dan bij degenen, die voor de keuze zijn gesteld om met de reformatie mee te gaan, en toen ontrouw zijn geworden aan hun wettige ambtsdragers en voor de Synodale machthebbers het hoofd hebben gebogen. Hun zonde is veel meer een zonde uit onwetendheid, dan een zondigen, zooals de Schrift het noemt, met opgeheven hand. Natuurlijk ontslaat dit ons niet van den plicht, om deze broeders telkens weer te wijzen op den zondigen toestand, waarin hun Kerk verkeert, en waaraan zij mede schuld dragen. Maar het oordeel over deze broeders zal toch een geheel ander wezen dan over degenen, die met bewustheid en met uitgesproken wilsdaad zich tegen de reformatie der Kerk hebben verzet.

IntusSchen raakt dit alles nog het eigenlijke geding niet, waarom het hier gaat. Zal dit geding zuiver worden opgelost, dan dient in de eerste plaats onderzocht te worden, wat we onder een schijnkerk hebben te verstaan, om daarna te onderzoeken, of deze qualificatie metterdaad op de Hervormde Kerk kan worden toegepast.

Dr. H. H. K,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 december 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 december 1918

De Heraut | 4 Pagina's