Dr. Veltenaar.

Naar aanleiding van de critiek, die we onlangs oefenden op de brochure over de Schriftcritiek, welke Dr. Veltenaar in Ons Arsenaal schreef, en waarin, naar het ons voorkwam, niet onbedenkelijke uitlatingen voorkwamen, zond Dr. Veltenaar ons het volgende schrijven:

Hooggeachte Redacteur,

Naar aanleiding Uwer welwillende critiek zij het mij vergund, het volgende ter Uwer kennis te brengen:

Vooreerst spreek ik er mijn leedwezen over uit, dat ik door mijn minder voorzichtige wijze, waarop ik mij over verschillende critische quaesiies heb uitgelaten, zooals op blz. 20 en 21 van mijne brochure, den indruk heb gewekt, alsof ik daarin mijn eigen gevoelen heb willen geven, wat niet het geval is, en verklaar gaarne, dat ik geen grond heb om te onderstellen, dat de meeste Gereformeerde theologen alzoo denken, als ik hen had voorgesteld.

Ten tweede wensch ik terug te nemen, wat ik op blz. 22 en 23 heb gezegd over het Scheppingsverhaal in Genesis 1, toen ik Genes. 1 meer karakteriseerde als gedicht dan als historie.

Terwijl ik in de derde plaats verklaar van ganscher harte heel de H. Schrift als Gods Woord te erkennen in dien zin, zooals de Gereformeerde Kerken dit blijkens hare Belijdenisschriften doen.

Ik behoef er zeker niet aan toe te voegen, dat het mij leed doet door mijne onvoorzichtigheid ergernis te hebben gegeven, daar het mijne bedoeling niet is geweest het gezag der H. Schrift te 'verzwakken.

Met dank voor de plaatsing * Uw dienstw. dienaar

Veenendaai.^ 24 Maart '19.

Het kan ons niet anders dan een oorzaak van groote vreugde wezen, dat Dr. Veltenaar, zonder eenigen dwang op hem door een kerkelijke vergadering uitgeoefend, van zelf er toe kwam om op zoo ridderlijke wijze te herroepen hetgeen hij in een onbewaakt oogenblik schreef.

Dat het de bedoeling van Dr. Veltenaar niet was, het gezag der H. Schrift te verzwakken, nemen we gaarne van hem aan. Op het glibberig pad der Schriftcritiek zich wagende, waar hij niet thuis was, gleed hij uit. Maar de oprechte erkenning hiervan en het openlijk uitspreken, dat hij leed gevoelt over de door hem gegeven ergernis, eert hem. Want er behoort moed toe te erkennen, dat men gedwaald heeft.

Naar wij hopen, zal de zaak hiermede nu uit zijn. Het gewekte wantrouwen kan thans voor vertrouwen plaats maken. Er behoort naar Christus Woord ook in ons hart meer blijdschap te wezen over een broeder, die van de dwaling zijns wegs zich bekeert, dan over negen en negentig, die nooit zijn afgedwaald.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen