GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pres.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pres.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op het tweede Gereformeerde StudentencoDgres te Zeist heeft Prof. Yisscher een tetcraat gehouden over onze verhouding tot de kuQSt. Volgens het persverslag zeide hij het volgende:

Spr. begon met op te merken, dat wij in een gistingsproces leven, dat alles in onzen tijd vlottend is geworden. O^k wij lijden onder invloeden, somtijds leer moeilijk overeen te brengen met het Calvinisme. We maken mede de ontsluiiing onzer gezinnen voor al wat cultuur genoemd wordt.

Het Calvisnisme nu heeft iets, dat de gedachte grond geeft als zou het gekant zijn tegen elke cultuur, toch wordt het gewaardeerd als sioer, als unkneedbaar; heerschen is meer de aard dan aanpassen. Vandaar het conflict met onzen tijd. Het Calvinisme begon met een beeldenstorm, onze eeredienst is zóó sober, dat een kunstgevoelig mensch ee wordt afgestooten, dan aangetronken.

Er is wel reden voor de vraag naar onze houding tegenover de kunst. Het zou toch op een bedenkelijke leegte duiden, al& het Calvinisme de plaats voor artisiiciteit miste, want het verlies van uitnemende mannen en vrouwen zou het gevolg zijn, mannen en vrouwen, die behoefte hadden aan moderne cultuur.

De anihropologische conceptie van het Calvinisme waardeert den mensch als de schepping, waarin de Schepper wordt gerepresenteerd. Als beelddrager Gods ontdekt de mensch in Gods wezen, wat hij heeft in zichzelf.

De mensch beschouwt God ook als den oer-kunstenaar, die het schoone verwerkelijkt in Zijn scheppende' kracht. Het feit der zonde deed den mensch niet ophouden, beelddrager Gods te zijn. Naast de religieuseen ethische gevoelens hebben ook de aesthetische beteekents; gevoelens die rela ies van harmonie en orde opwekicen, niet enkel door het materieele, ook door de idee. De uit combinatie, groepeering van tallóoze indrukken, voortgekomen gevoelens zijn de grond voor de aesthetische waardeering.

Drie begrippen treden dan op den voorgrond: harmonie, euiyihmie en proportie.

Het aesihetisch gevoel vangtaan tefunctioneeren, zoodra in de veelheid de eenheid wordt gezien en wordt sterker als de domineer^nde eenheid sterker naar voren komt.

Hiermede is duidelijk gemaakt, dat ons aesthetisch leven wortelt in ons psychisch zijn, dat de mtnschelijke psyche aesthetisch is geconstrueerd.

Het calvinisme kan dus het aesthetische leven niet zonder meer voorbij gaan.

Ware kunst bepaalt zich niet tot wat lust wekt, zij neemt ook de smart op. De door de kunst gewekte gemoedsbeweging kan den mensch tot zich zelf terugbrengen. Dit kan de zinnelijkheid, de sport, het spel niet. Zij kan ons gevoels-en voorstellingsleven verrijken. De kunst is de dienstmaagd van het heilige. Ware kunst kan nooit 't gemeene dienen. Haar te genieten is levenseisch.

Voor den modernen mensch nu, is het noodig van tijd tot tijd te worden ontroerd, waardoor hij weer lot zich zelven wordt teruggebracht. Door de kunst, om den mensch belichting te schenken over de mysteriën van het leven, die in de duisternis van het dagelijksch leven wegschuilen. De kunst ontsluit ons 'n nieuwe wereld waarin al het werkelijne verschijnt in iueëcler, rijker, hooger.licht, waarin het aardsche op geheel eigen wijze wordt aanschouwd. De hoogere aesiheiische gevoelens stemmen alle kunstwerken tot symboliek. Hierin ligt het onderscheid tusschen de kunst en haar onechte zuster, de storm der zinnelijkheid; het vermaak der kunstgenieting is een levenseisch.

Verzet tegen de kunst als zoodanig kan dus op Calvinistisch standpunt niet gelden. Dat heeft het calvinisme ook nooit bezield, zij heeft zich verzet tegen het misbruiken der kunst. Geen beelden tusschen God en de ziel, geen priester, geen kunstenaar. God gekend in eigen religieus bewustzijn!

Dat in de groote cultuurcrisis der reformatie wel eens overdreven werd, was te verwachten. Maar Christus' algenoegzaamheid behoeft niet uit te sluiten een echt-architectonische opvatting onzer kerkgebouwen.

De drang naar schoonheid in onze. kringen, hoe gering ook, hij is te waardeeren als uiting vaneen ontwakend leven, dat den drang heeft het calvinisme aan te passen aan de cultuur van onzen tijd.

Prof. Visscher bespreekt in aansluiting hiermede het tooneel. Het kan niet worden ontkend, zegt de spr., dat de dramatische kunst onder ons calvinistisch volk veel te laag wordt gewaardeerd.

Het schouwburgbezoek wordt on vereen! gbaar geacht met een godvruchtig leven. De oorzaak daarvan is tweeërlei.

Eenerzijds ligt de schuld bij den schouwburg, die vaak ook niet ware kunst gaf. Van opheffing van het volk, gelijk de raad van Lessing inhield, was menigmaal geen sprake. De tooneelspelers hadden moeten wefgeren om hieraan mee te doen Anderzijds is er een ziekelijke piëtistische strooming, die lijdt aan onderschatnng van het wereldleven. Dit kan leiden tot zuur Christendom, dat naast de preek het Zendingsfeest als het hoogst genot beschouwt!

Toch sluimert hier een volkskracht!

De afgesloten kringen met deze gedachte levend, ontsluiten zich langzaam, er ontwaakt meer behoefte aan wat dewereld geven kan. Indien "het aesthetische oermenschelijk is, dus als gave Gods te waardeeren, waarom zou die niet met dankbaarheid mogen worden genoten? Mogen wij de zielkundige conjiicten niet zien door het oog van den ku7istenaar?

Als we bedenken, dat het Christendom veel te danken heeft aan de niet-Christelijke culiuur(denk aan Plato)!, dan gelooven we, dat de schouwburg een goede paedagoog zou kunnen zijn. Zouden de groote classieken : Ibsen, Goethe, Schiller e. a., voor ons geen waarde hebben?

Is het dan niet onredelijk ons den toegang tot de meesterstukken der literatuur af te wijzen f Zelfs aanbevelenswaardig zoo de schouwburg was, gelijk hij wezen móét. Zooals hij is, is het beter van bezoek af te zien.

Spr. eindigt met zijn hoop in de jongere generatie uit te spreken, want wat noodig is, is Calvinistisch leven mee a/wwz/atófli/* wereldbeschouwing, 'dusook met een eigen kunst.

Wat wij noodig hebben is waarachtig Calvinistisch leven 1 Het Calvinisme kan hebben een eigen kunst. Wij hebben de roeping om vast te houden aan onze beginselen, en deze ook nu te brengen tot steeds rijker ontplooiing.

Bij de discussie die volgde, kwam vooral ter sprake de invloed door het tooneelleven uitgeoefend op het gemoed van den kunstenaar, waarop prof. Visscher naar voren bracht, dat de oorzaak der zonde nooit liggen kan in ons beroep, maar in ons eigen zondig hart en dat in elk beroep groote gevaren schuilen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 oktober 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pres.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 oktober 1919

De Heraut | 4 Pagina's