GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Nieuwe Jaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Nieuwe Jaar

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 2 Januari 1920,

Het Nieuwe Jaar, dat we zijn ingegaan, et niet onder rooskleurige voorteekeen in.

Al zal de definitieve vaststelling van het redestractaat tusschen Duitschland en de ntentemogendheden nu wel niet te ^g meer op zich wachten laten en daarede, ook officieel, aan den nog altoos estaanden oorlogstoestand een einde zijn emaakt, toch zal wel niemand zich ineelden, dat de vrede, waarnaar de zoo chrikkelijk geteisterde volkeren reikalzend uitzagen, daarmede gekomen is. en machtsvrede met geweld aan den verwonnene opgelegd, bergt altoos de iemen van een nieuwen oorlog in zich. et bloed op de slagvelden van Europa ergoten, om, naar men hoopte, voor goed en oorlog zelf te dooden en een beter oekomst voor de volkeren te scheppen, aarin niet geweld, maar het recht op arde heerschen zou, is tevergeefs verpild. Het rijk van vrede, waarin de eeuw en het lam vreedzaam verkeeren ullen, wordt op deze aarde niet gevonen, maar op den berg des Heeren, En at rijk zal niet door de raadslagen van ardsche vorsten, maar door de komst an Christus eerst worden verwezenijkt. Het moge een bewijs zijn hoe diep n het menschenhart het verlangen naar it vrederijk is ingeworteld, dat telkens na en uitbarsting van feilen oorlogshaat, ooals we thans weer aanschouwd of dooreefd hebben, de menschheid hoopt, dat u de laatste oorlog gestreden is en het ijk van eeuwigen vrede komen zal, maar e uitkomst heeft telkens geleerd en zal het ook nu leeren, hoe dwaas deze hoop s. Voor wie een open oog heeft voor de teekenen der tijden, is het reeds thans duidelijk, hoe de brandstof ligt opgehoopt, die maar éen vonk behoeft, om tot een nieuwe wereldcatastrophe te leiden. Het militairisme van Duitschland moge verbroken heeten en daarmede het gevaar oor verstoring van dten Wonsldvirede be­ zworen, maar hoe dieper de overwonnene vernederd wordt, hoe knellender de boeien zijn om de verslagene vast te ketenen, des te zekerder wekt men een geest van haat en bitterheid, die naar revanche zal zoeken. De Volkerenbond, waarop men alle hoop gevestigd had, vervaagt steeds meer aan de kimmen, of zal, wanneer hij tot stand komt, alle n een coalitie zijn van de overwinnaars om het regiment in handen te houden. Maar hoe geweldig de macht ook is van deze overwinnaars, de teekenen van innerlijke tweedracht openbaren zich maar al te duidelijk. Frankrijk, beducht voor de weeropstanding van den verslagen erfvijand, zoekt in nieuwe bondgenootschappen kracht, maar vindt zijn bondgenooten weinig geneigd om die hulp te verzekeren. Italië is ontevreden met den haar toegewezen buiten dreigtmetgewapende hand te nemen, wat het niet goedschiks krijgen kan. Amerika, dat onder zoo hoog staande leuze zich in den wereldstrijd wierpen onder de bezielende leiding van zijn president een program ontwierp, dat alle edele geesten bekoorde, weigert het vredestractaat te onderteékenen, en toont het droeve beeld van een huis, dat hopeloos tegen zich zelf verdeeld is. En Engeland, dat in dezen oorlog de wereld-heerschappij voor goed meende veroverd te hebben, toont plotseling teekenen van inwendig verval, die de vraag doen opkomen, hoelang dit machtige Rijk nog bestaan zal. In Indië dreigt en woelt het en kan de geest van opstand alleen door massamoord bedwongen worden. Egypte wil de gehate ketenen van den overweldiger afwerpen, en in Ierland, steeds de wondeplek van Engeland, zetelt reeds een eigen parlement, dat de onafhankelijkheid van Ierland heeft uitgeroepen. En daarbij komt, dat de beroering, die heel de Mohamedaansche wereld heeft aangegrepen, nu over het lot van den Sultan en Constantinopel zal beslist worden, ook voor Engeland de ernstigste gevaren medebrengt. Aan ontwapening en verlichting van den. zwaren last, die op de volkeren drukt, wordt dan ook door geen der groote Mogendheden gedacht. Frankrijk houdt zijn leger in stand, Engeland zijn machtige vloot. En Amerika, dat zoowel in Japan als in Engeland zijn toekomstige concurrenten ziet, waarmede het vroeger of later tot een botsing komen zal, breidt zijn vloot uit tot een sterkte als nooit te voren.

En alsof dit spel van tegenstrijdige belangen óp politiek gebied niet voldoende ware om zelfs den grootsten optimist met zorg voor de toekomst te vervullen, wordt de Socialistisch-revolutionnaire beweging, die van Rusland is uitgegaan, al machtiger. Het Bolsjewikisme is als de octopus of inktvisch, wiens vangarmen wel afgehouwen kunnen worden, maar die telkens weer aanwassen, zoolang het hart van het monster niet is gedood. Het dringt op geheimzinnige wijze in alle staten van Europa binnen om den geest der volkeren te vergiftigen. Het baant zich een weg door de steppen van Sberië en hitst den geest van verzet in Indië aan. Het overkruist zelfs den Oceaan en doet zijn machtigen invloed tot in Amerika gevoelen. En de Staten van Europa staan machteloos en radeloos, hoe zij dit monster zullen bedwingen.

Want het gevaar dreigt niet alleen van buiten, maar ook van binnen. De arbeidersbevolking vraagt overal hooger loon, korter werktijd, meer politieke macht. Werkstaking op werkstaking moet kracht aan deze eischen bijzetten. Dat de prijzen der levensmiddelen daardoor steeds duurder werden, de belastingen steeds zwaarder om te dragen, doet er niet toe. Door het algemeen stemrecht zijn de machtsverhoudingen verplaatst. De arbeiders, het sterkst in het stemmenaantal, beheerschen den politieken toestand. Met hun wenschen en verlangens moet in de eerste plaats gerekend worden. Zoo staan we voor een geheel nieuwe evolutie van het sociale leven, waardoor de verhoudingen werden omgekeerd en waarvan niemand zeggen kan, wat het einde zal wezen. De sociale strijd, die ontketend is, kan nog veel dieper het volksleven aantasten en ondermijnen, dan het oorlogsgeweld het heeft gedaan.

Zoo gaan we niet zonder zorg de toekomst in het Nieuwe Jaar tegen. Wat dit jaar in zijn schoot voor de wereld en voor ons volk bergen zal, weten we niet. Maar wel wijzen de teekenen der tijden er op, dat de worsteling niet uit is, maar veeleer nog banger worden zal. Te bevreemden behoeft dit den Christen niet. Gods Woord heeft ons geleerd, dat de droom van een vrederijk op aarde een dwaasheid is. Heel de profetie van Israël wijst er op, hoe de strijd steeds heviger zal worden, naarmate het einde nadert. En Christus zelf heeft het ons voorspeld, dat de beroering en verdrukking steeds zal toenemen, totdat het teeken van den Zoon des Menschen in de wolken zal gezien worden. Voor wie dieper denkt, kan dat ook niet anders. Vrede op aarde kan niet door uitwendige machtsmiddelen afgedwongen worden. De diepere oorzaak van allen strijd schuilt in de zondige gesteldheid van ons menschelijk hart. Het is zooals de Apostel Jacobus gezegd heeft: > vanwaar komen krijgen en vechterijen onder u? Komen zij niet hiervan, n.l. uit uwe wellusten, die in uw leden strijd voeren". Eerst op de nieuwe aarde, waar gerechtigheid wonen zal, waar liefde den toon zal aangeven, waar geen zonde meer gevonden wordt, zal de strijd ophouden. Geen volk zal daar meer worstelen om de wereldheerschappij; geen maatschappelijke klasse zal daar de andere meer benijden en verdrukken. Maar hier op deze zondige aarde komt de vrede niet.

Voor wie de hoop op deze heeflijke toekomst mist, inoet de gang der wereldgeschiedenis daarom wel een bittere teleuristelliog 'wesenv Teiken^ Vlamt in het, arme menschenhart de verwachting weer op, dat nu een nieuwe en betere tijd zal aanbreken, waarin aan den strijd een einde zal komen, maar de ontgoocheling is des te smartelijker, wanneer blijkt, dat in plaats van vrede de strijd in nieuwen vorm weer uitbreekt. Maar voor een Christen is van die teleurstelling geen sprake. Hij ziet in den loop der wereldhistorie de vervulling van het profetisch woord, dat zeer vast is. En datzelfde profetisch woord, dat van een steeds banger worsteling op aarde spreekt, schittert tegelijk als een ster in een donkere plaats, waar het over dit wereldgebeuren heenwijst naar een nieuwen hemel en een nieuwe aarde, waar eeuwige vrede wonen zal. Die hoop' is onbedriegelijk. En waar die hoop in 't hart leeft, zal de bede ook des te inniger opklimmen: Kom, Heere Jezus, ja kom haastelijk. Want de komst van dien Koning alleen kan Het rijk van vrede ons schenken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 januari 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Het Nieuwe Jaar

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 januari 1920

De Heraut | 4 Pagina's